1. Op sommige punten heb ik de orthografie gewijzigd:
a. In de anlaut schrijven beide kopiisten steeds een v: vroe 22, vroeden 165, vaert 168, veinstren 174, vader 7398, vrouwen 7424, vaste 7429, enz.
In de inlaut tussen vocalen echter steeds een u: auonture 2, bescreuen 3, upheuen 4, houescheit 28, percheuael 39; ook aan het begin van een tweede lettergreep na l, r: zeluerijn 56, zelue 57, deluen 8326, steruen 301. Meestal ook na een prefix op vocaal eindigend: gheuellen 160, gheuouch 193, aneuaen 110, beuaen 5100, ook wel na nasaal en r: onueruaerde 364, onuer-gouden 4925. Verder in samenstellingen als: vagheuier 5825. Meermalen ook in prepositieverbindingen, die als één woord kunnen gelden: te uoren 310, 5241, ter uaert 322, enz.
Daarentegen wordt na een prefix op consonant eindigend ook meermalen v geschreven: onvroet 161; soms ook na vocaal: ghevreesschen 5057; en meermalen na prepositie: te voren 5169, 5254; metter vaert 5193.
In al deze gevallen heb ik de moderne schrijfwijze met v gevolgd.
b. Voor de vocaal u schrijven beide kopiisten in sommige woorden herhaaldelijk v. Steeds in het pronomen v (= u) en iv (= ju). Meestal in de prepositie vut (= uut); meermalen in vp (= up), en het adverbium nv (= nu). Ook soms in een substantief, dat met vocaal begint vre (= ure). Dus steeds woorden die beginnen met of eindigen op een vocaal.
Daarentegen in de posities tussen consonanten steeds u: duwiere 8419, burch 8449, sulc 8470, creature 8530, rudder 4305, zult 4333, dus 4405. Ook in duer 4313; en steeds uw(es) 4317; vaak ook up 4326, 4340 etc.
Voor deze vocaal schrijf ik in alle omstandigheden de u.
c. Meermalen schrijven de beide kopiisten in de anlaut een i met consonantische waarde: iou 231, ieghen 267, 299, 3770, 3791, gheiaghet 3810; bij B. steeds iv (= ju). Daarnaast echter vaker jou 3719, 3720, 3795, 3798 enz.; herhaaldelijk jeghen 3811, 3910; steeds joncfrouwe. En ook in andere woorden,