Ed en Rik zijn er al voorbij en vliegen over het hek van boomstammen met ernaast de in groenachtig licht gehulde Vriend Wachter Van De Groenwereld.
Halverwege het laatste deel van de terugtocht is er een opvallend helder licht onder hen: twee omhooggeheven armen wuiven de jongens een ‘waka nanga koni’ toe. Het zijn Yandabitana en Yandanaluma.
Opnieuw is er de gewaarwording, -nu sterker-, alsof ze na een reuzensprong weer met beide benen op de grond staan. Ze houden elkaar nog steeds bij de hand. De grond onder hun voeten is keihard en het is pikdonker om hen heen. Er is geritsel van vleermuizen. Hoewel het zo donker is dat ze de spinnen niet kunnen zien, weten ze dat die naar hen loeren vanuit hun kleverige webben.
De Grot Van De Vleermuizen En De Spinnen!
Het geluid van De Knarsende Deur!
Vlug stappen Ed en Rik naar buiten.
En toen was er weer daglicht.
Zacht was de verende bosgrond onder hun blote voeten.
Diep ademden ze de pittige bosgeur in.
Ze beseften dat ze Yandabitana's Werelden Achter De Grote Sula verlaten hadden en weer terug waren in hun eigen wereld, op de plaats waar hun avontuurlijke tocht begonnen was. Weer werd de stilte van het bos verbroken door het geluid alsof twee reuzenhanden enorme stenen tegen elkaar wreven. Toen ze omkeken, was er niets anders dan de massa slordig op elkaar liggende stenen. De Knarsende Deur had zich weer gesloten.
‘Vlug terug naar de Lolopasi-hut!’
‘Rik...’
‘Ja Ed?’
‘Vertellen of niet vertellen....?’
‘Voorlopig lijkt het me beter van niet.’
‘Okay Rik, we zijn het eens’.
Het geluid van de Raleighvallen was nog steeds oorverdovend. Geen van beiden had zin om te kijken of er misschien nog groenkoppige watergeesten waren...