Dan zijn er andere huizen, veel huizen nu. Er klinkt een hevig gerommel, de vlakte beweegt en er ontstaan scheuren in de grond. Maar niet aan de rand, waar Yandabitana en de jongens staan. Opnieuw is er gegil, gejammer, hulpgeroep. Een aardbeving. De huizen storten in. Ook dit schreeuwen en roepen om hulp wordt zachter, steeds zachter, tot er tenslotte niets meer te horen is. Yandabitana en de broers hebben alleen maar machteloos kunnen toekijken.
Als het boven het donkere deel van Yandakondre begint te regenen, is ook dat iets waar het drietal buiten staat en waar ze niets aan kunnen veranderen. Opnieuw kijken ze toe, nu hoe het blijft regenen. Langzaam stijgt het water. Felle bliksemschichten schieten langs de hemel, onmiddellijk gevolgd door oorverdovende donderslagen. Het hulpgeroep komt van alle kanten. Er zijn veel mensen in nood. Bootjes dobberen op de vlakte, er drijven dode dieren voorbij, maar er is niets, helemaal niets dat ze kunnen doen.
Het is nog niet afgelopen. Er verschijnt een open plek in een bos waar hutten staan. Het is een dorp. Er heerst bedrijvigheid, de jonge mensen lopen af en aan, de ouderen genieten van hun rust, zittend voor een hut, alleen of met anderen samen.
Er zijn grote kinderen, er zijn kleine kinderen die door hun moeder op de heup of in een doek op de rug worden gedragen. Het is zomaar een dorp in zomaar een bos waar in vrede geleefd en gewerkt wordt. Een smal pad loopt vanuit het bos naar het dorp. Achter elkaar lopen er, in de richting van het dorp, jonge mannen gekleed in militaire uniformen en met helmen op het hoofd. Ze dragen geweren over de schouder. De uniformen en de helmen zijn te groot. Ze lijken niet ouder dan Ed en Rik.
Als ze het dorp binnenvallen is er even paniek onder de mensen, maar niet lang, want het is gauw gebeurd. Vluchtpogingen zijn vergeefs. Blindelings schieten de jonge soldaten er op los. Nog even is er gekerm te horen en dan niets meer. Het bos, het dorp en de jonge soldaten vervagen en er is alleen nog maar duisternis en stilte.
De jongens kunnen hun emotie niet langer bedwingen:
‘Hierover heb ik gelezen, het zijn kindsoldaten in Afrika!’
‘Op de televisie hebben we dezelfde beelden gezien, ze zijn van onze leeftijd en vaak nog jonger en ze schieten zomaar mensen dood!’
De jongens trillen op hun benen. Dit is het ergste dat ze gezien hebben. Yandabitana staat opeens tussen hen in en legt zijn armen om hun schouders. Zijn grote handen zijn warm en troostend.
Als hij de jongens tenslotte weer aankijkt, straalt zijn gezicht droefheid uit. Zijn stem klinkt zacht: ‘Ik kan jullie onmogelijk terug laten gaan met deze verschrikkelijke beelden als laatste herinnering. Jullie krijgen daarom tot slot iets te zien dat alles weer goedmaakt.’