De gele papegaai en....
(2009)–Cobi Pengel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 47]
| |
[pagina 48]
| |
[pagina 49]
| |
De wereld van Letitia Leguaan is groen. Letitia zelf is ook groen, zo groen als het gras na een regenbui. De tamarindeboom waarin zij woont en de groene blaadjes die zij eet, omringen en beschermen liefdevol haar lange groene lijf met de even lange staart. Haar kopje is klein, haar pientere oogjes bekijken oplettend haar groene omgeving. Haar vier korte maar stevige pootjes zitten dicht aan haar lichaam. Ze hebben klauwtjes met wijd uitgespreide vingertjes. Daarmee kan Letitia zich overal goed aan vasthouden en ze kan er ook heel hard mee lopen. Dat is nodig omdat Letitia, evenals haar soortgenoten, vijanden heeft die niet zien hoe mooi ze is, maar voor wie ze alleen maar een lekker hapje betekent. Vooral in de tijd waarin ze eieren in haar buikje bewaart waaruit na een poosje haar kindertjes zullen komen. Die eieren zijn voor Letitia's vijanden zelfs een bijzondere lekkernij. Leguanen als Letitia worden vaak door mensen gevangen en opgegeten.
Maar op het erf waar Letitia met haar familie woont, gebeurt dat niet. Ze leidt er een rustig leven en kan elke dag opnieuw op haar gemak snoepen van de frisse jonge blaadjes die zij in de bomen vindt. Letitia's vijanden zijn de drie honden van het erf, maar die kunnen niet in de bomen klimmen. Zolang Letitia maar ver boven de grond blijft, is ze veilig.
Maar op een kwade dag viel Letitia, zwaar door de eieren in haar buikje, zomaar met een plof uit een boom op het gras. De honden hoorden het meteen en zetten de achtervolging in, luid blaffend en grommend. Letitia was verlamd van schrik, een paar seconden maar. Ze zette het daarna meteen op een lopen. Toen deed ze iets dat een beetje dom was.
In plaats van zichzelf vlug langs de stam van een boom in veiligheid te brengen, liep ze precies de verkeerde kant uit en kwam buiten de omheining van het erf in het gras terecht, waar er geen bomen waren om in te klimmen. Zo ver ze kijken kon zag ze alleen maar hoog gras om zich heen.
Haar bekje ging open en dicht, open en dicht, alsof ze iets wilde roepen tegen de blaffende honden aan de andere kant van het hek. Geluid kwam er echter niet uit, alleen af en toe een zielig hikje. Toen het blaffen en grommen van de opgewonden honden luider en luider werd, durfde Letitia ook een dreigende houding aan te nemen. Ze richtte zich half op, sperde haar bekje wijd open en zwiepte dreigend met haar lange staart. Dit maakte geen indruk op de honden, die alleen maar steeds meer trek kregen in het lekkere groene hapje. De honden konden niet bij Letitia komen, maar Letitia zat in de val en kon nergens heen.
Het begon donkerte worden. De honden hielden niet op met blaffen en grommen. Woewoewoewoe... grrrr...grrrr...grrr... Letitia kon niet meer. Uitgeput lag ze in het al vochtige gras, helemaal in de war door wat er met haar gebeurd was. Ondanks het lawaai dat de honden maar bleven maken, sliep ze in. Misschien zou de ochtend redding brengen.
Maar zo lang hoefde ze niet te wachten. Toen het nacht geworden was, werd Letitia wakker door een druk gefluister om haar heen. Ze meende een heleboel stemmetjes te horen... of was het gewoon het gras dat haar wilde troosten? | |
[pagina 50]
| |
Kijk eens aan: een leguaan! Letitia... Letitia... Zeg eens, kun jij ons verstaan? Mooie dikke leguaan, waar kom jij opeens vandaan? Letitia, groene leguaan, wij bieden onze diensten aan!
Slaperig keek Letitia om zich heen. Wat was dat? Wat waren dat voor fluisterende stemmetjes? ‘Wij zijn de familie Grasspriet,’ hoorde ze fluisteren, ‘en wij wonen net als jij en je familie op dit erf. Of eigenlijk woont ons deel van de familie buiten de omheining. Maar wij horen er wel bij. De lange grassprieten bewogen door de nachtwind zodat Letitia het fluisteren kon verstaan. ‘Het was wel een beetje dom van je Letitia, om naar de verkeerde kant te vluchten,’ fluisterde een grasspriet met een grote pluim op zijn kop, die de baas van de grassprieten leek te zijn. ‘Toch willen we jou helpen om langs die vrijpostige honden te komen zodat je weer naar huis kan.’ ‘Ik wil niets liever, maar hoe denken jullie dat te doen?’ fluisterde Letitia terug.
De grasspriet met de pluim die boven alle andere uitstak, antwoordde voor allemaal: ‘Zie je niet Letitia hoe lang wij zijn? Daardoor kunnen wij fluisteren als de wind door ons heen waait en... wij kunnen zelfs een slaapliedje zingen zodat de honden in slaap vallen!’ ‘Dat zou goed zijn,’ fluisterde Letitia weer, ‘dan kan ik vlug langs hen heen rennen.’ ‘Maar weet je Letitia,’ fluisterde de lange met de pluim weer, ‘hoe het komt dat wij zo lang zijn en dus kunnen fluisteren en in staat zijn jou te helpen?’ Letitia schudde haar kopje. Nee, dat wist ze niet.
‘Dat komt doordat er in het huis waarbij dit erf hoort een enorme luilak van een vent woont. Hij heeft een grasmaaimachine, maar hij is te lui om te maaien. Dus denk maar niet dat wij op tijd gemaaid worden! Daarom zijn wij zo lang en kunnen wij fluisteren.’ Alle andere grassprieten wuifden heen en weer om aan te geven dat de grote spriet met de pluim helemaal gelijk had. ‘En Letitia, als die vent niet zo lui was, dan was hij toch ook allang zijn huis uitgekomen om zijn vrijpostige honden aan te spreken om ze te laten ophouden met blaffen?’ Ook hiermee waren de andere grassprieten het eens. Letitia knikte. Ja, zo was het.
De lange grasspriet had gelijk. Hij was een slimme grasspriet. ‘Let op Letitia,’ fluisterde de lange spriet weer, ‘nu gaan wij met z'n allen een slaapliedje fluisteren dat de wind naar de honden toe zal waaien. Als de honden slapen, kun jij ontsnappen.’ Even later klonk het zachtjes:
Slaap hondje slaap, blaf niet meer, maar gaap, wees stil nu bij de volle maan en droom maar van de leguaan. Wij zorgen voor het groene dier, als de zon weer schijnt is zij ver van hier.
Het slaapliedje werd enkele malen herhaald, steeds zachter, steeds langzamer... | |
[pagina 51]
| |
De honden lieten hun koppen zakken, ze strekten zich uit, hun oogleden werden zwaar en vielen dicht. Even later hoorde Letitia hen zachtjes snurken. Ze kroop tussen de planken van de omheining door, rende zo snel ze kon langs de slapende honden naar de tamarindeboom en klom langs de stam naar boven.
De andere leguanen hadden zich erg ongerust gemaakt. Het blaffen van de honden had hen wakker gehouden. Ze voelden het gevaar. En omdat Letitia die avond niet was thuisgekomen, hadden ze begrepen dat er iets met haar gebeurd was. Nadat alle leguanen en zelfs de tamarindeboom Letitia hadden begroet, gingen ze tevreden slapen. De volle maan glimlachte. De rust op het erf was weergekeerd.
Maar niet voor lang, want de volgende ochtend pakte de luilak waarover de lange grasspriet gesproken had eindelijk zijn grasmaaimachine en maaide het gras op het erf en daarbuiten. Ook de groene fluisteraars die Letitia's leven hadden gered, werden een kopje kleiner gemaakt. Die zouden voorlopig niet meer kunnen fluisteren en geen slaapliedjes meer kunnen zingen. Dus Letitia en de andere leguanen moesten in de bomen blijven!
De volgende dag viel Letitia alweer uit de boom en alweer vluchtte ze de verkeerde kant uit en kwam buiten de omheining terecht. Ze verwachtte opnieuw hulp te krijgen van haar vrienden de grassprieten, maar die waren er niet meer. Een van de drie vrijpostige honden slaagde er deze keer in zijn nek zo ver uit te strekken dat hij Letitia, die buiten adem was en niet verder kon, te pakken kreeg en binnen de omheining trok. Van Letitia, de leguaan die zo groen was geweest als het gras na een regenbui, bleef geen stukje vlees en geen eitje over. De vrijpostige honden vochten om het laatste stukje staart. Dat verdween tenslotte in de bek van de sterkste van het drietal. |
|