De gele papegaai en....
(2009)–Cobi Pengel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 33]
| |
[pagina 34]
| |
[pagina 35]
| |
De tweeling Errol en Rineke is een week geleden elf jaar geworden. Het is precies een jaar geleden dat ze met Piew, de boomgeest van de manjeboom, de reis naar het sprookje van de dolfijnen hebben gemaakt. Het was toen droog en zonnig weer. Ze waren vertrokken vanuit hun boomhuis in de manjeboom. Nu regent het al de hele dag. Ze moeten in huis blijven. Ze zijn al klaar met hun huiswerk en vervelen zich een beetje. Pappa en mamma doen hun middagslaapje.
Door het ruisen van de regen heen horen ze opeens een geluid dat ze een jaar geleden voor het eerst en voor het laatst hebben gehoord. Ze zouden het echter uit duizend andere herkennen. ‘Piewww...piewww...piewww...’ klink het buiten. Errol en Rineke rennen naar het raam. En wie hangt daar aan het dievenijzer te schommelen? Hun vriendje Piew, de boomgeest van de manjeboom. ‘Ik wist dat je zou terugkomen, ik wist het, ik wist het,’ roept Errol. ‘Maar je hebt ons wel een jaar laten wachten,’ voegt Rineke er aan toe. ‘Ohhh... dus jullie weten dat het vandaag een jaar geleden is dat we op reis zijn geweest. Waarom zijn jullie dan niet in de boom? Waarom moet ik jullie helemaal hier komen zoeken?’ Piew blijft schommelen aan het dievenijzer.
‘Maar Piew, het regent, dan blijven we toch binnen? Dan gaan we toch niet in ons boomhuis zitten om ons nat te laten regenen?’ roepen Errol en Rineke tegelijk. ‘Ach wat,’ is het antwoord van de boomgeest, ‘zo'n beetje water dat uit de hemel valt, juist lekker. Kijk maar eens hoe fris ik er uitzie. En zouden jullie me niet eens uitnodigen om binnen te komen? Ik hang hier maar te schommelen. Ik word er een beetje duizelig van.’ Daar moeten Errol en Rineke erg om lachen! Ze herinneren zich nog heel goed de toverkunsten die Piew hun vorig jaar heeft laten zien. Hoe lenig hij was. Hoe hij kon springen en op zijn handen lopen bijvoorbeeld. Met die duizeligheid zou het wel meevallen. Hij ziet er inderdaad lekker fris uit.
‘We zullen de balkondeur openmaken,’ zegt Errol, ‘dan komen wij naar buiten. Dan kunnen we daar met je praten. Onze ouders slapen. Ze zouden wakker kunnen worden.’ Even later zitten Errol en Rineke met hun vriendje Piew op het balkon. Net als vorig jaar kan Piew weer niet stilzitten. Hij springt en stuitert als een bal op en neer, gooit zijn grappige petje in de lucht en vangt het handig met zijn krullenbol op. De druppels vliegen in het rond, zodat Errol en Rineke ook nat worden.
Piew ziet er nog hetzelfde uit als het jaar ervoor. Alleen zijn de broek en het hemd van manjebladeren, zelfs het grappige gezichtje met de donkergroene ogen, nu kletsnat, net als het petje en de manjebladsandalen. De manjebladeren van zijn kleren en sandalen zijn glimmend groen van het regenwater dat er afdruipt. Al springend -met af en toe een vlug handstandje- roept Piew: ‘We hadden een afspraak, jullie en ik, dat zijn jullie toch niet vergeten? Ik heb Errol horen zeggen dat hij de volgende keer een hoge berg wil beklimmen. En Rineke, jij wilde toch naar Afrika om de dieren in de woestijn te zien?’ ‘Ja Piew, je hebt gelijk, dat wilden we en dat willen we nog.
‘Maar waarheen breng je ons deze keer dan?’ vraagt Errol. ‘Nou, dat lijkt me nogal eenvoudig hè? Naar een berg in Afrika. Dan hebben jullie allebei je zin.’ Terwijl hij dat zegt, gaat Piew alweer op zijn handen staan en loopt een rondje over het balkon. Met een lenige sprong staat hij even later alweer op zijn kleine voetjes. Voor Errol en Rineke nog iets hebben kunnen zeggen, heeft hij weer kleine mensjes van hen ge- | |
[pagina 36]
| |
maakt en zitten ze op zijn rug. Als een raket schiet Piew vanaf het balkon de lucht in. Net als de vorige keer houden Errol en Rineke hun ogen stijf dicht. De regen voelen ze niet. ‘We zijn er,’ roept Piew, ‘doe de oogjes maar weer open. Op de hoogste berg, genaamd de berg Boendaladoenda in de Grijsrode Woestijn van Afrika. Lekker fris, geen regen en het enige dier in de omgeving zullen jullie straks zien.’
Verbaasd kijken Errol en Rineke om zich heen. Ze bevinden zich inderdaad halverwege een berg. De top van de berg is niet te zien door een donkere wolk. Als ze voorzichtig naar beneden kijken, zien ze niet ver van de berg, midden in de kale Grijsrode Woestijn, veel groen en hoge palmbomen. ‘Het dier dat ik jullie straks zal laten zien is de vogel Drieneksiewatra. Ze heeft haar nest helemaal op de top, waar jullie die donkere wolk zien. Ze zit daar al vele jaren te broeden op drie eieren. Uit die eieren zullen nooit kleine Drieneksiewatra's komen. Maar dat weet ze niet. Ze zal er dus altijd blijven zitten, tenzij...’
‘Maar waarom heb je ons bij deze vreemde vogel gebracht Piew?’ onderbreekt Rineke Piew verwonderd. ‘Ben je soms van plan om ons weer aan een sprookje te laten meedoen?’ Piew begint alweer te springen op de kale rots waarop ze geland zijn. ‘Wacht maar af, wacht maar af,’ roept hij, ‘er is nog veel meer te vertellen en vooral: te doen.’ ‘Vertel dan Piew, vertel dan,’ roepen Errol en Rineke ongeduldig.
Piews petje vliegt de lucht in en handig vangt hij het weer op met zijn rode krullenbol. Dan gaat Piew eindelijk rustig zitten en begint hij te vertellen. ‘Beneden, aan de voet van de berg Boendaladoenda waarop wij nu staan, is een oase in de Grijsrode Woestijn. Een oase is een plaats waar er diep in de grond bronnen zijn, zodat er altijd volop water is. De grond is er dan ook vruchtbaar. Er zijn palmen en groen gras en vruchtbomen. Volop te eten en te drinken zodat de mensen en de dieren die er wonen nooit iets tekortkomen, ook al wonen ze midden in de Grijsrode Woestijn.
In deze oase, die Groen Geluk heet, woont een volkje dat een beetje op mij lijkt. Ze noemen zich het Lila Peutervolkje omdat ze klein zijn en een lila huidskleur hebben. Hun ogen zijn goudkleurig.’ ‘Zomaar midden in de Grijsrode Woestijn een volkje zo klein als jij, met goudkleurige ogen? En net als jij met een vreemde huidskleur? Dan heb je ons alweer naar een sprookje gebracht Piew,’ zegt Errol.
‘En moeten we weer iets doen in dit sprookje Piew?’ vraagt Rineke. ‘Moeten we weer iemand redden, net als vorig jaar de dolfijnen?’ ‘O, o, o, wat zijn jullie toch knappe kinderen,’ roept Piew uit, ‘dat jullie dat zomaar meteen goed raden. Precies goed geraden, precies goed geraden!’ Piew gaat door met zijn verhaal.
‘Het Lila Peutervolkje beneden in de oase Groen Geluk heeft onze hulp dringend nodig. Beter gezegd: de koning en de koningin van het Lila Peutervolkje. Die hebben al jaren een groot verdriet. Heel lang geleden vloog de slechte heks Krakéria op haar bezem over de Grijsrode Woestijn. Toen ze beneden zich midden in de kale woestijn opeens al dat prachtige groen van de oase Groen Geluk zag, werd ze woedend. Ze kon namelijk geen mooie dingen verdragen, vooral geen kleuren. Ze minderde vaart en bleef hangen, laag boven de oase Groen Geluk. Toen ze tussen het groen ook nog die mooie lilakleurige peutertjes met hun goudkleurige ogen zag, werd ze nog nijdiger. Gemeen lachend en krijsend riep ze: ‘Prinses Liliane, de mooie dochter | |
[pagina 37]
| |
van de koning en de koningin, zal slapen zolang mijn betovering duurt. Ik laat de zwarte vogel Drieneksiewatra, één van mijn trouwe onderdanen, hier achter. Een donkere wolk zal haar beschermen. Op de top van de berg Boendaladoenda zal ze drie met toverwater gevulde eieren proberen uit te broeden. Ze weet niet dat er nooit kleine Drieneksiewatra's uit zullen komen. Pas als twee paar donkerbruine ogen en één paar donkergroene ogen tegelijk Drieneksiewatra strak in haar ogen zullen kijken, zal ze weten dat er alleen maar water in haar eieren zit. Ze zal haar nest verlaten om er nooit terug te keren. De drie bezitters van de donkerbruine en de donkergroene ogen moeten elk een ei uit het nest halen en naar de oase brengen.
De koning en de koningin moeten de eieren stukslaan in een kom. Ze moeten de prinses met het water natmaken. Dan pas zal ze uit haar toverslaap ontwaken. Heb ik dat niet mooi bedacht? Hahaha...hihihi..., er is natuurlijk weinig of helemaal geen kans dat dit alles ooit zal gebeuren. Welterusten dus prinsesje en huilen jullie maar lekker, koning en koningin!’
Na een korte stilte vervolgt Piew zijn verhaal: ‘Nadat ze haar betovering had uitgesproken, is Krakéria, op haar gemene heksenmanier “hahahaha” en “hihihihi” gillend, verder de woestijn in gevlogen. Niemand heeft haar ooit weergezien. Tot nu toe is alles uitgekomen zoals zij het voorspeld heeft. Begrijpen jullie nu, Errol en Rineke, waarom ik jullie hier gebracht heb? Jullie hebben beiden donkerbruine ogen en de mijne zijn donkergroen. Wij drietjes kunnen de prinses laten ontwaken.’
‘We begrijpen het Piew. En we willen natuurlijk heel graag helpen. We willen niets liever dan dat de prinses ontwaakt en de koning en de koningin en alle andere Lila Peutertjes weer gelukkig zijn.’ Rineke zegt dit met tranen in haar ogen. Ze is heel erg onder de indruk van Piews verhaal. ‘Maar Piew,’ zegt Errol, terwijl hij nadenkt, ‘hoe weet jij dit eigenlijk allemaal?’ ‘Alle goede geesten zijn vrienden van elkaar, Errol. Dus ook de goede geest van de berg Boendaladoenda, waarop wij nu staan, is mijn vriend. Alle goede geesten werken samen en weten alles van elkaar. En als het nodig is, kunnen wij altijd op elkaar rekenen.’ Errol en Rineke kijken nieuwsgierig om zich heen alsof zij verwachten de goede geest van de berg Boendaladoenda te zien verschijnen.
‘Nee, nee,’ zegt Piew, die hun gedachten raadt, ‘hij woont heel diep onder de berg. Al zal hij zich niet laten zien, hij voelt toch dat wij hier zijn. Hij heeft mij al laten weten dat hij blij is dat er eindelijk een einde komt aan het verdriet van de goede Lila Peuters.’ ‘Wat doen we dus nu?’ vraagt Rineke. Piew gaat op zijn knieën zitten en Errol en Rineke klimmen op zijn rug.
Ze hoeven niet ver meer omhoog. Even later kunnen zij de grote zwarte vogel Drieneksiewatra op haar nest zien zitten. De donkere wolk, die net als de zwarte vogel een deel van het kwaad is dat Krakéria heeft achtergelaten, blijft er omheen zweven. Ze kunnen de vogel daardoor niet duidelijk zien. Het blijkt dus helemaal niet zo gemakkelijk om Drieneksiewatra in de ogen te kijken.
Piew draait rondjes om het grote nest, maar de donkere wolk draait mee. Piew probeert de donkere wolk te slim af te zijn, maar het lukt niet. En is er een en- | |
[pagina 38]
| |
kele keer een kleine kans, dan keert de vogel haar kop de andere kant uit. Net als Piew en de kinderen beginnen te denken dat het niet zal lukken, horen ze een zwaar gerommel in de buik van de berg... De berg Boendaladoenda beweegt!
De geest van de berg slaakt een diepe zucht alsof hij net is ontwaakt en met een donderende stem roept hij: ‘En nu is het afgelopen! Donkere wolk weg jij! Want ook jij bent in dienst van die slechte Krakéria!’ De wolk drijft onmiddellijk de woestijn in. ‘En jij, zwarte vogel, zit stil zodat Piew en de kinderen je kunnen aankijken.’ Doodstil zit Drieneksiewatra op haar nest. Ze beweegt haar kop niet meer. Piew en de kinderen kijken haar snel strak in de ogen. Daarna vliegt de zwarte vogel met veel lawaai van klapwiekende vleugels weg in de richting waarin jaren geleden de heks Krakéria verdween. Het laatste restje van het kwaad is verjaagd.
‘Dank, heel veel dank, mijn goede grote vriend die onder de berg Boendaladoenda woont!’ roept Piew. Een zacht, nu vriendelijk klinkend gerommel is het antwoord. Vlug nemen Piew, Errol en Rineke elk een ei, waarna Piew voorzichtig langs de helling van de berg Boendaladoenda naar beneden zweeft. Heel voorzichtig, want de eieren mogen onderweg niet breken. De Lila Peutertjes in de oase Groen Geluk zien hen komen en staan te springen en te juichen. Ze brengen Piew en de kinderen naar de boom waaronder het bed staat waarin prinses Liliane ligt te slapen. Haar ouders houden al jaren de wacht bij hun dochter. Vlug wordt er een kom gebracht, de eieren worden stukgeslagen en het toverwater wordt opgevangen in de kom. De koning en de koningin maken hun dochter nat met het toverwater. En het wonder gebeurt: prinses Liliane ontwaakt!
Alle Lila Peutertjes hebben vol spanning toegekeken. Ook Piew, Errol en Rineke. Iedereen wilde weten of alles werkelijk zou gebeuren zoals de heks het voorspeld had. De prinses is intussen opgestaan en omhelst haar ouders. Die huilen nog steeds dikke tranen, maar nu zijn het tranen van vreugde.
‘Kom Errol en Rineke,’ fluistert Piew, ‘ons werk hier is gedaan. Vlug weg nu niemand het merkt.’ Eigenlijk hadden Errol en Rineke nog wel even willen rondkijken in de vredige oase Groen Geluk om te zien hoe de vriendelijke Lila Peutertjes er leven. Het is er zo mooi groen... Maar ze begrijpen dat voor hen het sprookje nu voorbij is. Ze klimmen op Piews rug en sluiten hun ogen. Als ze ze weer openen, landt Piew in het boomhuis in de manjeboom.
‘Nee Piew, de ladder staat er toch niet? Niet in het boomhuis, maar op het balkon!’ roept Errol. Maar voordat Piew weer kan opstijgen, klinken er vreselijke geluiden boven in de manjeboom. De takken en de bladeren boven hen schudden alsof het stormt. Daarbovenuit klinkt een krijsende stem: ‘Jij ellendige boom-aap, ik kom jou eens een lesje leren! Jij met je goede daden en je brave tweeling! Mijn werk verpesten hè? Mijn wolk en mijn vogel wegjagen, mijn eieren naar die stomme Lila Peutertjes brengen! Dat suffe paarse prinsesje wakker maken! Alles weer leuk en aardig daar in die gezellige oase! O, o, o, wat is het Geluk weer Groen! Laat me niet lachen!
Vrijpostige dwerg die je bent, ik ga het jou betaald zetten, lelijke groene boomkabouter! Wat zijn we toch goed! En die vriend van je, die Boendaladoenda-geest, die moest zich er ook zo nodig mee bemoeien! Die lafaard kan ik helaas niet te pakken krijgen, | |
[pagina 39]
| |
die schuilt diep in zijn berg. Maar jij! Kom jij maar eens naar boven, dan zal ik jou eens iets laten beleven!’
Errol en Rineke zijn zich een aap geschrokken. Krakéria, de heks uit het sprookje dat ze zonet verlaten hebben, is hen achternagekomen! Piew is helemaal niet bang. Hij stelt Errol en Rineke gerust. Er zal hen niets overkomen als ze maar rustig in hun boomhuis blijven. Hij gaat afrekenen met die gemene heks Krakéria. Hij schiet omhoog de boom in. Errol en Rineke blijven doodstil op de bankjes van het boomhuis zitten. Boven in de boom horen ze de geluiden van een gevecht. De takken bewegen wild en er komen bladeren naar beneden. Het geschreeuw van Krakéria gaat door. De kinderen kraken dat hun vriendje Piew de scheldende heks de baas zal zijn. Tot plotseling... het geschreeuw en de heftige bewegingen van de boom ophouden. Het is opeens doodstil. Is het gevecht afgelopen?
Bah, wat een smerige stank daalt er van boven op hen neer. Het is zo erg dat Errol en Rineke met hun duim en vingers hun neus moeten dichtknijpen. ‘Fyofyo,’ zegt Errol ‘En een vieze brandlucht,’ zegt Rineke. De smerige geuren zijn niet te verdragen. Tegelijkertijd vallen er verbrande bladeren en gloeiende stukjes hout naar beneden die als hoopjes as onder de boom terechtkomen maar meteen weer verdwijnen. Even later klinkt heel ver weg het bekende vrolijke ‘Piewww... piewww... piewww...’ Errol en Rineke slaken een zucht van verlichting. Gelukkig, hun vriendje heeft het gevecht gewonnen.
‘Errol! Rineke! Waar zitten jullie? Toch niet in het boomhuis? De ladder staat in het berghok!’ ‘Ja mamma, wel in het boomhuis,’ roept Errol verschrikt terug. ‘Wel alle... hoe zijn jullie daar dan gekomen zonder ladder? Toch niet geklommen?’ Dat is pappa's stem en die klinkt niet al te vriendelijk. ‘Ja pappa, wel geklommen,’ klinkt het nu tweestemmig.
Pappa komt al met de ladder aanlopen en zet die tegen de manjeboom. ‘En nu onmiddellijk eruit zeg ik, zijn jullie helemaal gek geworden? Jullie hadden wel een ongeluk kunnen krijgen! Eruit en snel ook, vooruit, naar beneden komen, in het bad en voor straf zonder eten naar bed,’ buldert pappa. Hij is woedend!
Errol en Rineke haasten zich naar beneden. Springend over de plassen die nog op het erf staan na de zware regen, gaan ze het huis in. Een kwartiertje later zijn ze, fris gebaad en in pyjama, in hun kamer. Omdat mamma de straf zonder-eten-naar-bed een beetje te erg vindt, brengt ze voor elk een brood pindakaas en een kannetje melk in hun kamer. ‘Bedankt ma,’ klinkt het berouwvol uit twee kauwende monden. ‘En na het eten meteen tanden poetsen en naar bed. En nooit meer zulke gekke streken uithalen,’ zegt mamma streng. Errol en Rineke geven elkaar stiekem een knipoogje. Dat ze nu al twee keer met Piew, de geest van de manjeboom, een reis naar een sprookje hebben gemaakt, zullen ze nooit aan iemand vertellen.
Dat blijft hun geheim. |
|