De gele papegaai en....
(2009)–Cobi Pengel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 11]
| |
[pagina 12]
| |
[pagina 13]
| |
‘Pssst... pssst... pssst...’ klonk het zachtjes in de halfdonkere slaapkamer. Toen Nelleke niet wakker werd, even later nog eens: ‘Pssst...pssst...pssst...’ Ze bleef doorslapen.
Een ander stemmetje fluisterde: ‘Je doet het helemaal verkeerd. Hoe kun je verwachten dat een prinses wakker wordt als je alleen maar pssst...pssst... pssst... zegt.’ ‘Als jij denkt dat je het beter weet, probeer jij het dan,’ fluisterde het eerste stemmetje, een beetje boos. ‘Let maar eens op hoe ik dat doe,’ zei het tweede stemmetje. En heel wat luider en duidelijker dan het pssst...pssst...pssst... klonk het nu: ‘Prinses Nelita Norinda Nanetta, zou Uwe Hoogheid misschien even wakker willen worden? Onze koning en koningin hebben u dringend nodig.’
En inderdaad: Nelleke begon zich een beetje te bewegen. Ze rolde op haar andere zij en toen op haar rug. Daarna wreef ze in haar ogen, rekte zich uit en ging zitten. Verbaasd keek ze in het rond. ‘Wie heeft mij wakker gemaakt?’ vroeg ze. Op het voeteneinde van haar bed stonden een klein mannetje en een even klein vrouwtje. Nelleke kon het tweetal zien omdat het buitenlicht van het erf precies op hen scheen. Ze waren opvallend gekleed. Het mannetje droeg een veelkleurig broekje en jasje. Het vrouwtje had een jurkje aan met een wijde gebloemde rok. Toen ze merkten dat Nelleke hen had gezien, maakten ze een diepe buiging.
Het mannetje zei: ‘Ik heb u geroepen, prinses Nelita Norinda Nanetta. Mijn naam is Tobias Tekenaar en dit is mijn vriendin Florinda Sleutelbloem.’ Hij wees op het vrouwtje, dat haar wijde rok nog eens met beide handjes aan de zijkanten vasthield om opnieuw een diepe buiging te maken. ‘Maar..., maar...,’ zei Nelleke verbaasd, ‘ik denk toch echt dat jullie je vergissen en op het verkeerde bed terechtgekomen zijn.’ Ze was nu helemaal wakker.‘lk ben geen prinses. Ik heet gewoon Nelleke. Jullie zijn echt verkeerd.’
Ze vond de situatie bijzonder vreemd. Ze wilde dat die twee kaboutertjes of elfjes of feetjes of wat het dan ook waren, maar gauw verdwenen en haar rustig verder lieten slapen.
‘Nee... nee... nee...,’ zei Tobias Tekenaar, ‘helemaal niet, prinses Nelita, als ik zo vrij mag zijn om u zo te noemen. Florinda en ik zijn in het juiste bed terechtgekomen. U moet zo snel mogelijk met ons mee. Onze koning en koningin hebben u echt heel dringend nodig.’ Florinda voegde er aan toe: ‘Wij zijn de boodschappers van de koning van De-Droomwereld-Onder-De-Cirkel. Wij zijn gestuurd om u te halen, prinses Nelita Norinda Nanetta.’ Florinda durfde nog niet alleen maar ‘prinses Nelita’ te zeggen, zoals Tobias.
Maar waar is De-Droomwereld-Onder-De-Cirkel dan? En waar zijn jullie koning en koningin? Wat willen jullie van mij?’ vroeg Nelleke. Meteen kwam Tobias Tekenaar in aktie. Hij sprong van Nellekes bed op haar schrijfbureautje waarop haar schoolspullen lagen. Hij pakte een rode stift, die even groot was als hijzelf. Florinda zweefde met wijd uitgespreide rok van het bed op de grond. Tobias tekende vervolgens met de rode stift een grote cirkel op de houten vloer van Nellekes kamer. Toen hij dat gedaan had, tekende hij aan de rand van de cirkel een sleutelgat. Verbaasd keek Nelleke vanaf haar bed toe. | |
[pagina 14]
| |
Nog verbaasder was ze toen Florinda van onder haar rok een sleutel tevoorschijn haalde. Tobias legde de rode stift weer netjes terug op Nellekes bureautje en nam de sleutel van Florinda aan. Hij stak die in het sleutelgat dat hij getekend had en draaide hem om. Nelleke was intussen uit bed gestapt.
Verwonderd keek ze toe hoe Tobias de cirkel als een luik opende. Ze durfde nog een stapje dichterbij te komen en zag onder het luik een trap waarlangs Tobias Tekenaar en Florinda Sleutelbloem voorzichtig, tree voor tree, afdaalden. Ze keken om en wenkten Nelleke om hen te volgen. In de war door de vreemde gebeurtenissen liep Nelleke gehoorzaam achter het tweetal aan, de trap af.
Het was geen lange trap. Beneden was er een grote ruimte. Het leek een feestzaal, versierd met bloemen, vlaggetjes, slingers en ballonnen. Net alsof er iemand jarig was. Er liepen veel kleine mannetjes en vrouwtjes rond die sprekend op Tobias en Florinda leken. ‘Kom maar vlug met ons mee, prinses Nelita,’ zei Tobias Tekenaar. Florinda en hij liepen met Nelleke dwars door de menigte kaboutertjes of elfjes of feetjes of wat het dan ook mochten zijn. Nelleke werd nieuwsgierig bekeken. Ze voelde zich een reuzin tussen die kabouterachtige, feestelijk geklede mannetjes en vrouwtjes.
Even later stond ze voor een grote troon en een iets kleinere waarop een man en een vrouw zaten. Beiden hadden een schitterende kroon op het hoofd. Nelleke maakte een buiging, want dat waren vast en zeker de koning en de koningin. Ze waren groter dan hun onderdanen maar kleiner dan Nelleke.
‘Welkom, prinses Nelita Norinda Nanetta uit De-Droomwereld-Boven-De-Cirkel,’ sprak een zware stem. Dat was de koning. ‘Ik ben koning Sterrenpracht van De-Droom-wereld-Onder-De-Cirkel en dit is mijn echtgenote koningin Maanglans.’ Toen Nelleke wat beter naar de koning en de koningin durfde te kijken, zag ze dat de koning een vuurrode mantel droeg, bezaaid met vele sterren die feestelijk schitterden. De koningin droeg een groene mantel met glanzende maanstralen erop geborduurd. De koning en de koningin vormden een prachtig paar. Nelleke keek haar ogen uit. Wat zouden deze twee koninklijke wezens van haar willen? Waarom hadden ze haar laten halen door Tobias Tekenaar en Florinda Sleutelbloem? Het antwoord op deze vragen zou Nelleke spoedig weten.
De koning sprak: ‘Je moet weten, lieve Nelleke...’ Het viel Nelleke meteen op dat de koning haar opeens gewoon ‘Nelleke’ noemde en niet meer ‘prinses Nelita Norinda Nanetta’. ‘Je moet weten, lieve Nelleke,’ herhaalde de koning, ‘dat de koningin en ik precies weten wie jij bent. Jij bent Nelleke uit De-Droomwereld-Boven-De-Cirkel.’ ‘Ja majesteit,’ haastte Nelleke zich te antwoorden, want ze wilde helemaal geen prinses Nelita Norinda Nanetta zijn, maar gewoon Nelleke.
Van een Droomwereld-Onder-De-Cirkel en een Droomwereld-Boven-De-Cirkel had ze nog nooit gehoord. ‘Maar de echte prinses Nelita Norinda Nanetta is onze dochter,’ vervolgde de koning, op een beetje minder vriendelijke toon. ‘En onze lieve dochter is ontvoerd door een reus uit jouw Droomwereld-Boven-De-Cirkel!’ bulderde hij opeens met een woeste stem. Wat schrok Nelleke! De eerst zo feestelijk schitterende sterretjes op zijn vuurrode mantel flitsten nu dreigend in Nellekes richting. | |
[pagina 15]
| |
De koningin riep met een zenuwachtig hoog stemmetje: ‘We willen onze dochter terug! Versta je? We zouden vandaag haar honderdste verjaardag vieren. Kijk maar hoe mooi we alles versierd hebben!’ De maanstralen op haar groene mantel begonnen als vuurwerk te knetteren: prrrrt-prrrrt-tret-tret-tret-tret-tret-knetter-deknetterdeknetter...!
De koning liet opnieuw zijn bulderstem horen: ‘Als we onze dochter niet terugkrijgen, houden we jou hier gevangen!’ Nelleke werd doodsbang van het gebulder van de koning, van de vijandig flitsende sterretjes, maar vooral van het geknetter van de maanstralen op de groene mantel van de koningin. Waar waren Tobias Tekenaar en Florinda Sleutelbloem eigenlijk gebleven? Die zag ze nergens meer.
Nelleke draaide zich om en begon te rennen, weg van koning Sterrenpracht en koningin Maanglans. Dwars door alle nieuwsgierige kaboutertjes heen baande ze zich een weg naar de trap. Die was er gelukkig nog en het luik naar haar kamer stond nog open. Met de bulderende stem van de koning en het geknetter van de maanstralen op de groene mantel van de koningin in haar oren, smeet Nelleke de met de rode stift getekende opening dicht. Net op tijd, want de nu woedend schreeuwende bewonertjes van De-Droomwereld-Onder-De-Cirkel waren haar gevolgd toen ze merkten dat Nelleke zou ontsnappen.
Hijgend laat Nelleke zich op haar bed vallen. Even later gluurt ze naar de vloer waar Tobias Tekenaar het luik in de vorm van een cirkel had getekend. Er is niets meer te zien. Het is doodstil. De stem van de koning, het lawaai van de boze kaboutertjes, het geknetter... Nelleke hoort niets meer. Ze wacht nog een poosje voor ze naar de keuken durft te gaan om een glas ijswater te drinken. De deur van de kamer van haar ouders staat open.
‘Alles goed Nelleke?’ hoort ze haar moeder bezorgd vragen. ‘Ja ma, alles goed, ik ben alleen maar wakker geschrokken van die pagara.’ Pa antwoordt met een boze bromstem: ‘t Is al half januari, maar toch schieten ze hiernaast nog steeds midden in de nacht pagara's af. Morgen ga ik die ellendelingen aanspreken.’ ‘Ja pa, welterusten pa, welterusten ma.’ ‘Slaap lekker Nelleke,’ klinken twee slaperige, maar o zo vertrouwde stemmen.
Even later ligt Nelleke weer in bed. Ze voelt zich veilig en glijdt weg in een heerlijke slaap. Ze bedenkt nog net voor ze inslaapt hoe blij ze is geen prinses te zijn in De-Droomwereld-Onder-De-Cirkel. Dat haar moeder geen groene mantel met maanstralen draagt, maar een slaapjurk met bloemetjes. En haar vader geen vuurrode mantel met sterretjes, maar een doodgewone pyjama. En dat de buren nog steeds pagara's afschieten... ach, eigenlijk vindt ze dat niet eens zo erg. |
|