Dat stomme economenvolk met zijn heilige koeien
(1976)–J. Pen– Auteursrechtelijk beschermd59. Angsten in soortenGa naar voetnoot*De mensen hebben recht op hun eigen angsten, en de maatschappij voorziet overvloedig in deze behoefte. Heel vroeger waren ze bang voor hel en verdoemenis, voor de pest en voor de invallen van barbaarse volken. In de vroege jaren vijftig waren we bang voor de atoombom, voor de atoomstraling vooral, voor de werkloosheid en iets minder voor de invallen van barbaarse volken. In de jaren zestig kwam voor het eerst op grote schaal de angst naar voren dat de insekten en de vogels uitgeroeid gingen worden, en de mensen ook wel, terwijl de barbaarse volken op schrikaanjagende wijze aan de gang bleven. Tegenwoordig zijn de bommen wat op de achtergrond geraakt, wat vreemd is want ze liggen meer dan ooit in grote hoeveelheden voor het grijpen, en nu zijn we bang voor de vervuiling van de oceanen, het (naar keuze) opwarmen of afkoelen van de dampkring, het opraken van de grondstoffen, en nog een paar dingen meer (zoals het geweld in de straten van Amsterdam, hoewel niet iedereen daarbij aan hetzelfde denkt). In grote delen van de wereld bestaat een allesoverheersende angst voor de honger. Bij ons niet; maar daar is, sinds kort de vrees voor werkloosheid weer erg op de voorgrond gekomen, en niet zonder reden.
Een verschil met oude tijden is dat de ondernemingsgewijze aanmoediging van de angst een zeer hoge produktiviteit heeft bereikt. Neem bijvoorbeeld de uitgeverij Het Spectrum; wel verre van de mensen zoet te houden met kapitalistische fondant, zoals de neomarxisten zeggen, stort dit bedrijf de ene onheilsboodschap na de andere over ons uit. In 1972 kwamen ze met de vertaling van 't eerste rapport van de Club van Rome; verleden jaar met een schrikaanjagend boekje van Robert Heilbroner (Onderzoek naar onze toekomst), waarin de boodschap van overbevolking, mondiale vervuiling, honger, schaarste-oorlogen, terreur met kleine en grote atoomwapens, en dictatuur nog eens krachtig werd uitgedragen. En binnenkort staat ons een vertaling te wachten van de Second Great Crash van N. Mcrae en A. Cairncross. Dat gaat over de dreiging van een wereldcrisis. Het boek is zeer geschikt om de angst van veel mensen nog eens flink aan te scherpen. Wie nerveus wil worden wordt publicistisch op zijn wenken bediend. | |
[pagina 227]
| |
Ik bedoel daarmee niet dat Mcrae en Cairncross helemaal ongelijk hebben. Ze behandelen een uiterst serieus probleem: het onttrekken van oliegeld aan de circulatie. De OPEC-landen verzamelen massieve hoeveelheden internationaal betalingsmiddel, en ze zien geen kans om dat geld te besteden. Dat lokt een economische depressie uit. Het punt is dus niet zozeer dat de olieconsumerende landen door de olieprijsverhogingen wat armer worden - dat zou voor de rijke landen niet zo erg zijn (voor de ontwikkelingslanden natuurlijk wel). De dreiging zit hier, dat wij onze bestedingen verminderen terwijl de olieleveranciers ze niet verhogen. Ze hebben een te geringe ‘absorbtiecapaciteit’. Ze kopen er wapens mee - de slechtst denkbare bestemming, maar althans een die de koopkrachtstroom nog wat op gang houdt. Verder kopen ze industriële apparatuur en ze laten werken uitvoeren, maar dat zet in totaal onvoldoende zoden aan de dijk omdat de olielanden te klein zijn. Uitzonderingen zijn Iran en Indonesië, maar er blijft toch te veel geld over, speciaal bij de Arabieren. Dat zoekt een uitweg op de kapitaalmarkten, maar die beleggingen zijn goeddeels van zodanige aard dat er geen inkomensstroom mee wordt opgewekt. Zo ontstaat de onderbesteding en deze is volgens Mcrea en Cairncross al begonnen. De toenemende werkloosheid is er een gevolg van.
Daar bovenop komen dan nog 'n paar nare dingen. De landen met betalingstekorten krimpen hun binnenlandse vraag in en maken daardoor de depressie erger. Bovendien raakt de kapitaalmarkt door al dat zwevende oliegeld makkelijk ontregeld; banken komen ruim in hun liquiditeiten, maar die kunnen plotseling worden weggetrokken, en dan volgen de gevaarlijke bankfaillissementen (Herstatt). De speculatie verstoort de geldmarkt nog verder. Er dreigt voortdurend een hevige crisis. Die komt dan bovenop de reeds bestaande depressie. Mcrea en Cairncross menen dat geen enkel land de dans zal ontspringen. Ze hebben eigenlijk ook geen remedie bij de hand; weliswaar vinden ze dat er een betere samenwerking tussen de centrale banken moet komen, maar dat is niet afdoende. Geen vrolijke verhalen dus, en of de centrale verwarming zal blijven branden is nog maar de vraag. Het lijkt me toe dat er ook wel een minder pessimistische visie mogelijk is; het oliegeld bedraagt namelijk maar een fractie van de wereldkapitaalbehoefte. Een verstandig beleid zou moeten mikken op een transformatie van de oliedollars, via het Internationale Monetaire Fonds, of een andere instelling, in constructieve beleggingen. Vooral de ontwikkelingslanden hebben aan zo'n transformatie dringend behoefte. Daar zijn ook plannen voor (o.a. van Witteveen, die het Internationale Monetaire Fonds beheert), maar de ontwikkeling gaat nog niet hard in die richting. Wat wel gebeurt is dat de regeringen van Engeland, Italië en Frankrijk kolossale bedragen opnemen om hun begro- | |
[pagina 228]
| |
tingstekorten te dekken, en zo komt het geld weer in de circulatie. Ook andere landen zullen dat gaan doen, en dat helpt wel wat.
Mijn eigen angst is hoofdzakelijk van andere aard. Ik ben bang dat de geldmacht van deze nieuwe rijken de wereldpolitiek in het ongerede zal brengen. De Arabieren hebben er geen belang bij om de wereld in een depressie te duwen, maar zij kunnen ons wel langs de afgrond van zo'n depressie laten lopen en ons daarmee chanteren. Ze zullen de monetaire druk gebruiken tegen het meest beschaafde en meest geisoleerde landje ter wereld, en ook al lopen ze Israël niet meteen onder de voet, dan is deze chantage toch iets zo afschuwelijks dat ik het er af en toe erg benauwd van krijg. Als er één conclusie uit het voorgaande is te trekken, dan is het dat de Westelijke landen nauwer moeten samenwerken. Zo zou men in Europa eens ernstig moeten nadenken over het samensmelten van de Europese valuta's in één Europese munt - een plan dat door velen als ronduit idioot wordt beschouwd. Het zou ook lang niet alles oplossen, maar het is althans iets. En verder zijn alle vormen van anti-amerikanisme in de wereldpolitiek uit den boze, want alleen door samenwerking met de Verenigde Staten kunnen we dit probleem van het recycleren de baas. Het eigenzinnige en kortzichtige optreden van landen als Frankrijk in monetaire zaken verergert de dreiging. Maar verder vallen er weinig simpele lessen uit dit verhaal te trekken. We zullen, net als vroeger, met de angst moeten leven. |
|