Dat stomme economenvolk met zijn heilige koeien
(1976)–J. Pen– Auteursrechtelijk beschermd38. BlauwdrukGa naar voetnoot*De Raad voor Milieudefensie heeft een vertaling uitgegeven van de ‘Blueprint for Survival’, het opzienbarende document dat vervaardigd werd door het Engelse maandblad ‘The Ecologist’. Daarmee krijgt de | |
[pagina 160]
| |
discussie over de economische groei een nieuwe impuls. Ik ben er niet zeker van dat deze impuls in de goede richting zal werken, want de wanhoop komt je tegemoet. Als we zo doorgaan zegt dit document, vernietigen we het natuurlijke evenwicht en dan gaan we er aan. Erger is, dat de aanbevolen remedies zo kras zijn dat we moeten vrezen dat de mensen ze niet zullen innemen. Voor sommige kwalen worden in dit document trouwens geen remedies aangegeven, en andere zijn bijna erger dan de kwalen zelf. Het doel is stelig sympathiek: een stabiele maatschappij op een laag pitje, met tevreden mensen die in evenwicht met de natuur leven, en in kleine gemeenschappen hun eigen zaken regelen - maar hoe moeten we het bereiken? Het zou best eens kunnen dat dit verhaal sommige mensen volstrekt moedeloos maakt. De voornaamste reden daarvoor is de kijk die dit rapport heeft op de overheid. Er staat: ‘De regeringen weigeren zonder uitzondering de hierop betrekking hebbende feiten onder het oog te zien, of zij instrueren hun medewerkers zodanig dat de ernst van deze feiten wordt verdoezeld. Zij nemen, om welke reden dan ook, geen enkele corrigerende maatregel die ook maar enig werkelijk duurzaam effect zou kunnen hebben’. Als die krasse uitspraak wáár was, zouden we meteen wel kunnen ophouden. De tegendruk tegen de vervuiling moet immers komen van diezelfde overheden, waarvan hier, eens en voor altijd, wordt beweerd dat ze nooit en nooit iets, wat dan ook, zullen ondernemen om het gevaar te keren. Regeringen werken alleen maar tegen. Deze passage maakt, als ze waar is, het hele rapport tot een uitzichtloos zaakje. Gelukkig is het niet waar. Overheden zijn vaak traag en onwillig, maar niet dommer dan andere mensen. Ze voeren nu al iets van een klein, pril milieubeleid, maar ze zijn daarbij met handen en voeten gebonden aan wat de burgers willen, en aangezien de mensen meer inkomen willen en meer werkgelegenheid en meer auto's en meer vliegreizen, kan de democratische overheid daar onvoldoende hard tegen optreden. We moeten de moed niet verliezen dat er in het beleid ‘terugkoppelingen’ optreden: overheden en burgers kunnen leren. Er is trouwens wel eens iets doeltreffends gebeurd: er zijn vergunningen geweigerd aan vervuilende industrieën, er wordt rioolwater gezuiverd, Londen heeft veel minder last van smog dan tien jaar geleden. Dat soort van ingrepen zal sterk moeten worden uitgebreid. Wie uitroept: ‘Overheden nemen om welke reden dan ook geen enkele corrigerende maatregel’ snijdt zichzelf de pas af, of hij gaat geloven in puur mystieke oplosingen.
Zo'n mystieke oplossing in dit rapport is de decentralisatie. We moeten gaan wonen in kleine gemeenschappen die hun eigen produktie verzorgen en zichzelf besturen. De grote stad moet weg - dat is een broedplaats van criminaliteit, vervuiling en ellende. Maar bij zo'n ad- | |
[pagina 161]
| |
vies komen drie vervelende gedachten bij me op. Ten eerste: de mensen trekken uit zichzelf naar die steden toe -dat doen ze overal in de wereld, en er moet nogal stevig worden ingegrepen om ze die neiging af te leren. Dat ingrijpen zal stellig van de centrale overheid moeten komen, want ik kan me nauwelijks voorstellen dat de gemeenteraad van Doniawerstal verordineert dat niemand de gemeente meer mag verlaten. Zonder centrale voorschriften geen geforceerde decentralisatie, en dus moet er een centraal orgaan zijn met grote macht. Ten tweede: de economische politiek van gemeenteraden was nooit typisch gericht op een schoon milieu bij de aanpalende gebieden. Decentralisatie leidt er makkelijk toe dat we de troep naar de anderen afschuiven. Alleen een centrale overheid kan dit voorkomen (eigenlijk is de Nederlandse regering daarvoor nog te klein - een Europees orgaan zou beter zijn). Ten derde: wie de industrie in de hand wil houden moet van goede huize zijn, en over deskundigheid beschikken. Kleine gemeenschappen zijn aardig en lief, maar beschikken niet over sterke apparaten. Kortom, dat hele decentralisatieverhaal is een twijfelachtig praatje. Even dubieus is het aanbevolen beleid ten aanzien van de auto's. Dat de groei daarvan geremd moet worden staat vast, en ook zal haast iedereen het er over eens zijn dat het openbare vervoer steun in de rug moet krijgen. Maar dit rapport wil ook een absoluut verbod van verdere wegenaanleg. Nog daargelaten dat het woord ‘verbod’ hier zonderling aandoet (de centrale overheid zou zichzelf iets moeten verbieden) bekruipt de zachtzinnige lezer het gevoel dat hier wel wat ongevoelig wordt omgesprongen met de belangen der toekomstige verkeersslachtoffers. En het zal toch wel niemand overtuigen als het rapport zegt: ach, in de toekomst hoef je niet te forensen, en je vrienden wonen dichtbij. Wie garandeert dat?
Essentieel is, dat deze blauwdruk wel de gevaren beschrijft van de naderende ecologische verwoesting, en ook wel een aardige maatschappij ten tonele voert waarin ieder tevreden is, maar geen behoorlijk beleid aangeeft hoe we in die evenwichtige situatie moeten raken. De technische veranderingen die worden aanbevolen (en waar ik het graag mee eens ben, zoals uitschakeling van gevaarlijke insektendoders) vergen straf overheidsingrijpen - maar de mensen van ‘The Ecologist’ hebben voor geen cent fiducie in de overheid. Vandaar dat zich van de lezer een zwarte droefenis meester maakt, en ik weet niet of dat nu wel de juiste weg is om rampen af te weren. Toch zou ik wel willen dat bepaalde mensen dit document lazen: speciaal degenen die nog steeds zeggen dat er niets aan de hand is. Het rapport toont aan dat er iets moet veranderen, dat ongebreidelde groei van alle sectoren tot de ondergang leidt. Het bevordert dus de discussie over een van de ernstigste problemen van deze tijd. |
|