Dat stomme economenvolk met zijn heilige koeien
(1976)–J. Pen– Auteursrechtelijk beschermd37. GroeioptimismeGa naar voetnoot*Het Rapport van de Club van Rome is nu een paar weken uit. Er wordt enorm veel gepraat en geschreven over deze sombere filosofie van de industriële ondergang. Ik heb het gevoel dat over geen enkel onderwerp in zo'n korte tijd zoveel discussiebijeenkomsten zijn gehouden. Het is interessant te zien hoe de mensen reageren. In dit stukje enkele opinies van degenen die vinden dat het best meevalt. Een geruststellend argument is, dat de ondergang van het menselijk geslacht al eerder werd voorspeld, vaak met de datum erbij, en dat die voorspellingen óók niet zijn uitgekomen. De mens is niet alleen een taai, maar ook een tamelijk slim beest; als de uitputting der grondstoffen en de vervuiling te dreigend worden, bedenkt hij tegenmaatregelen. Soms wordt deze redenering verpakt in de termen, ontleend aan de Engelse historicus Toynbee: op elke uitdaging bestaat een antwoord. Soms gebruikt men meer religieuze taal: het is niet de bedoeling van de schepping dat de mensheid ondergaat in een totaal verstoorde en vervuilde wereld. Deze redeneringen laten zich moeilijk bestrijden, omdat ze op een bepaald geloof berusten en weinig in details treden. Maar wel kan er aan worden herinnerd dat de mensen in het verleden nogal omvangrijke catastrofes hebben teweeggebracht, zoals oorlogen en hongersnoden. Die hebben dan weliswaar niet geleid tot de ondergang van het hele mensdom, maar dat heeft de Club van Rome ons evenmin aangezegd. Uit de geschiedenis valt slechts schrale troost te putten, vooral als we bedenken dat de moderne onheilsvoorspellingen berusten op voortgezette snelle groei van de industriële wereldproduktie - dat is een betrekkelijk nieuw verschijnsel, waar de mensheid nog weinig ervaring mee heeft. Uitputting van grondstoffen en vervuiling van | |
[pagina 158]
| |
de wereldzeeën is helemaal een gloednieuwe aangelegenheid. We kunnen van het verleden dus nog weinig wijzer worden. Een variant van de optimistische redenering is dat mensen uit hun directe ervaring kunnen leren. Zodra er onduldbare toestanden ontstaan, treedt een ‘terugkoppeling’ op, die het gedrag verandert. Ook dat optimisme is zonder nadere en precieze uitleg, niet erg overtuigend. Wij weten dat roken slecht is, en de meesten van ons gaan er mee door. Wie een eeuw geleden de verkeersongelukken van vandaag had voorspeld was uitgelachen - de mensen zouden zich bij die ontzettende dingen natuurlijk niet neerleggen. In 1972 weten we, dat wij ons er wél bij neerleggen, soms zelfs letterlijk, en dat er intussen aldoor meer auto's op de weg komen. De leerprocessen werken blijkbaar niet zo goed. En nu zijn dat nog eenvoudige gevallen - vooral met dat roken is het een kwestie van gewoon eventjes ophouden. De strijd tegen de vervuiling vergt ingewikkelder remedies, die ten dele nog onbekend zijn. Dat brengt mij op een sterker argument van de optimisten: het model van de Club van Rome houdt onvoldoende rekening met de technische vooruitgang. Dit standpunt wordt verdedigd door de redactie van ‘The Economist’. In dat blad heeft Norman Macrae een artikel geschreven onder de titel De grenzen van het Onbegrip (aardig gevonden, want het rapport van Rome heet De Grenzen van de Groei). Macrae verwijt de pessimisten dat zij te werk gaan als iemand die in 1872 het stedelijk verkeer in Londen zou hebben voorspeld op basis van de groei van het aantal paarden: geen ruimte genoeg om al die stallen te bouwen, en een onleefbaar milieu vanwege de paardemest. Nu is dit verwijt slechts ten dele gerechtvaardigd. De makers van het rapport van Rome hebben wel degelijk een zekere technische verandering ingecalculeerd, al blijft het natuurlijk de vraag of ze daarmee ver genoeg zijn gegaan. Die vraag is vooral klemmend op het stuk van de energievoorziening, omdat dat een van de knelpunten in de toekomstige ontwikkeling zal worden. Het is erg vervelend dat eenvoudige economen zich over die technische problemen moeilijk een oordeel kunnen vormen, te meer omdat de deskundigen elkaar nogal eens tegenspreken.
Zoveel is echter zeker, dat olie en gas binnen afzienbare tijd zeer schaars zullen worden en dat het tekort nog lang niet met kernfusies gestopt kan worden. We moeten ons gedurende een hele tijd behelpen met kernsplitsing - een afschuwelijke gedachte. Niemand weet precies hoe lang die periode duurt waarin de radioactieve en thermische vervuiling van de elektriciteitsopwekking zich zal ophopen, en niemand weet precies hoe erg het wel wordt, maar men moet al een geharnast optimist zijn om daar luchtig overheen te lopen. Er is nog een andere reden om het heil van de technische vooruitgang in twijfel te trekken. De bestrijding van de vervuiling komt niet van- | |
[pagina 159]
| |
zelf tot stand, maar zal op grote schaal overheidsingrijpen vergen. De technische verandering zal geprikkeld moeten worden door belastingen (vervuiler betaalt), geboden en verboden. Dit alles zal indruisen tegen de korte-termijnbelangen van allerlei groepen. Er is al herhaaldelijk opgemerkt, dat die groepen dat niet over hun kant zullen laten gaan. We hoeven ons slechts het voorbeeld van de mislukte inflatiebestrijding voor de geest te halen om een lage dunk te krijgen van het succes van zo'n politiek. (Inflatie lijkt op vervuiling, zeker wat de bestrijding ervan betreft.) Een andere sombere gedachte: er zullen geweldige bedragen op tafel moeten komen om eenvoudige zuiverings-operaties uit te voeren (van rioolwater bijvoorbeeld) en de overheid heeft nu al een permanent tekort aan geld. Dat komt overigens ook door de inflatie - zo hangen al die dingen samen. Als er straks werkelijk harde maatregelen moeten worden genomen om vervuilende technieken af te snijden en nieuwe, schone technieken in te voeren zullen meningsverschillen ontstaan door de manier waarop het moet gebeuren; veel ruzie is te verwachten over de vraag wie de lasten moeten dragen. Die polarisatie werkt nou niet direct een effectief beleid in de hand.
Vandaar dat reeds vandaag de overheden op het Rapport van de Club van Rome reageren met de opmerking: kalm aan, er staat nog niets vast. Of, zoals minister Langman zei: ‘Geen bla bla, maar ook geen evangelie’. Regeringen zullen zich ook voortdurend beroepen op de internationale concurrentie. Dit soort uitspraken zullen we uit de mond van bewindslieden blijven horen, en intussen stijgt het energie-verbruik, het autopark en de vervuiling van de zee onverdroten verder. Ik voorspel, dat dat nog wel geruime tijd zal aanhouden. En niet alleen bij ons, maar over de hele wereld. Dit is allicht geen reden om nu meteen maar in paniek te raken, of alle actie achterwege te laten. Integendeel, het is een reden om met des te meer kracht datgene te doen wat op dit moment zonder al te diep ingrijpen kan worden gedaan - en dat is al zeer veel. Er bestaat een lange lijst van onmiddellijk uitvoerbare maatregelen, waar optimisten en pessimisten het min of meer over eens kunnen worden. We kunnen ons beter op die lijst concentreren dan dat we vruchteloos discussiëren over wie gelijk heeft. Discussie is alleen goed als ze het beleid niet remt. |
|