Dat stomme economenvolk met zijn heilige koeien
(1976)–J. Pen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 154]
| |
36. De zwakke stee van het rapport-MansholtGa naar voetnoot*Brugsma had natuurlijk gelijk toen hij verleden week het rapport van de commissie-Mansholt een nogal uniek stuk noemde. Nooit eerder is, in een democratisch land, door een commissie uit democratische partijen, een politiek document opgesteld dat zover verwijderd is van wat de meeste mensen willen. Het beleidsplan - want dat is het - druist regelrecht in tegen wat progressieven en conservatieven, bestuurders en bestuurden, huisvrouwen en concerndirecteuren altijd gezegd hebben te begeren. Hetgeen wordt aanbevolen is in strijd met het algemeen waargenomen gedrag van de vakbonden. Wat de commissie verwerpt is: méér inkomen, méér koopkracht, méér geproduceerde goederen en diensten. Het beleid dat de wereld moet redden is er een van dwangmatige beperking, van hard ingrijpen. Het rapport gaat tegen de populaire draad in, en zulks onder het voortdurend aanroepen van de democratie. Daar zit dus iets vreemds in het stuk. Bij nader beschouwing zit er een vreemde, zwakke stee in de hele redenering. Omdat deze voorstellen in hoge mate au sérieux moeten worden genomen is het de moeite waard, die zwakke stee met enige nauwkeurigheid aan te geven. Het rapport verkleint, op papier, de kloof tussen de beleidsvoorstellen en de neigingen van de gewone mensen door een twijfelachtige kunstgreep: de neigingen van de gewone mensen worden ontkend, of althans zodanig beschreven dat ze als onzinnig voor de dag komen. Papier is geduldig. Men kan er bijvoorbeeld de volgende zin op neerschrijven: ‘Groei is een dwangfactor geworden, bij werknemers, bij consumenten, terwijl deze groei ons niet gelukkiger maakt.’ Dat stáát er, en het is een modieuze uitspraak. Nu zou ik niets tegen de mode hebben als deze mode niet zo arrogant was. Hier wordt in feite tegen arbeiders, en hun vrouwen, gezegd: dat meerdere inkomen, waar jullie naar uitkijken, en dat jullie in het recente verleden hebben gekregen, dat is maar onzin. Het maakt je niet echt gelukkig. Deze boodschap wordt meegedeeld aan mensen die de huur van een nieuwbouwwoning niet kunnen betalen, die zelf de studiekosten voor een paar kinderen niet kunnen opbrengen, die nauwelijks met vakantie kunnen gaan (het vakantiegeld gaat vaak in kleren voor de kinderen zitten), die een krap bestaan leiden. En als die ‘ons’, waarvan de commissie in de gewraakte zin zegt dat groei ons niet gelukkig maakt, misschien ook andere Europeanen dan Nederlanders zou omvatten, dan staat er nog iets veel gekkers: jullie daar in Italië en Spanje, ach, jullie hebben het goed genoeg. Natuurlijk, het rapport bewijst enige lippendienst aan de groei. Er | |
[pagina 155]
| |
staat ook: ‘Niemand kan de grote vooruitgang ontkennen die het Westerse denken en doen in stoffelijke en geestelijke zin teweeg hebben gebracht’ - men neme kennis van de voltooide tijd waarin deze mededeling is vervat. Maar nu is groei een ‘dwangfactor’ geworden, die de mensen niet gelukkiger maakt. Als ik ironisch wou doen - maar het rapport verdient beter - zou ik vragen: hoe weten de heren De Galan, Gruijters, Jurgens, enz., dat, van dat niet gelukkiger maken? Hebben zij dat inzicht gewonnen door introspectie of hebben zij het hun vrouw gevraagd? Zijn hun soms onderzoekingen bekend waarin dat geluk gemeten is? Beter dan ironie en rotopmerkingen is verontwaardiging: ik vind deze zin over de groei, die niet gelukkig maakt, ergerlijk. Wie hem neerschrijft kent de situatie van de Nederlandse arbeiders niet. Hij weet niet wat het zeggen wil om rond te moeten komen met twee- tot driehonderd gulden in de week. Hij heeft zich gewoon laten meeslepen door een modieus idee, dat toevallig in de context van dit rapport nog bijzonder handig uitkomt. Het blijft niet bij één zin. De onderschatting van de betekenis van méér goederen loopt door het hele rapport heen. Zo staat er een merkwaardige suggestie in: wij moeten niet meer rekenen met het Bruto Nationaal Produkt maar met het Nationaal Nut. Dit schijnt een particulier idee van Mansholt te zijn geweest, dat anderen hem niet uit het hoofd hebben kunnen praten. Wel is, in het stuk, zwakjes toegevoegd: dat Nut wordt makkelijker beschreven dan berekend. Deze laatste zin is echter onjuist. Ik weet, zonder berekeningen, hoe het Bruto Nationaal Nut is, namelijk oneindig. In het Nationaal Produkt zit de eerste boterham, de eerste slok drinkwater, de eerste medische hulp (‘eerste’ in de zin van de eenheid die de meest dringende behoefte bevredigt). Herinnerden de drie afgestudeerde economen in de commissie zich de eerste zak graan van Robinson Crusoe niet, waar zijn leven van afhing? Dit is geen schoolmeesterkritiek van mij: het rapport verliest het hele consumentensurplus uit het oog, en geeft daarmee blijk het nut van de conventionele produkten enorm te onderschatten.Ga naar eind1 Deze fout duikt overal in het document op. Er is een voortdurend streven het nut van thans geproduceerde goederen te kleineren. Zo wordt beweerd dat het patroon van handel en consumptie goeddeels wordt bepaald door de multinationale concerns. Geen schijn van bewijs, en dat kan ook niet want dit is weer zo'n napratertje dat het lekker doet, maar in strijd is met de praktijk. Op een andere plaats zegt het rapport trouwens (andere auteur aan het woord?) dat ook onder het nieuwe beleid een zekere concurrentie moet blijven bestaan en dat de marktgevoeligheid behouden moet blijven. Deze uitspraak is in strijd met de dominerende invloed van de multinationals, want reageren die concerns dan niet in onderlinge concurrentie en met het oog op de markt? Ja natuurlijk, en er staat trouwens dat de marktgevoeligheid | |
[pagina 156]
| |
moet blijven. Dit is geen muggenzifterij van mij, maar het wijst op een grondfout in het rapport. Deze komt ook naar voren als de commissie gaat moraliseren over de ratrace. Die maakt ons óók niet gelukkiger, en daar ben ik het misschien wel mee eens. Maar het is een rare vermaning in een rapport dat geschreven is door degenen die het schrijven. Dank zij de economische groei hebben De Galan, Gruijters, Mansholt enz. het inkomen en de bewegingsvrijheid gekregen die het hun mogelijk maakte dit stuk in snel tempo op te stellen. Dank zij hun succes in de ratrace zaten zij in de posities waarin zij moesten zitten om tot de commissie te behoren. En nu komen zij ons uitleggen hoe fout het allemaal is en hoe ongelukkig we ervan worden? Ik schrijf dit niet om onaangenaam te zijn, maar om een fundamentele moeilijkheid in het rapport aan te tonen. Men kan de betekenis van de groei niet wegmoraliseren. Men kan het probleem trouwens ook niet onder de tafel werken met een verwijzing naar de inkomensverdeling. Het rapport beveelt nivellering aan, en een inkomenspolitiek om dit te bereiken. Wat mij betreft liever vandaag dan morgen (zoals trouwens aan alle beleidsaanbevelingen van het rapport wel niet te ontkomen zal zijn). Maar wij moeten ons niet wijsmaken dat met een afkapping van de hoge inkomens het groei- en vervuilingsprobleem op te lossen valt. Als we de top tien procent van de inkomenstrekkers terug brengen tot het gemiddelde inkomen komt er een twintig procent van het nationale inkomen vrij; na aftrek van belastingen een stuk minder, en na aftrek van besparingen nog weer een stuk minder. Als we door deze drastische operatie tien procent consumptie uitsparen is het veel, en dan hebben we de hoofdonderwijzer óók gedecapiteerd. Daarmee hebben we dan de consumptie een jaar of drie, vier vertraagd en de catastrofe van Forrester en Meadows dienovereenkomstig uitgesteld. Tel uit je winst. Vroeger werd nivellering trouwens altijd aanbevolen om een grotere consumptie mogelijk te maken, en nu zouden we met deze ingreep de consumptie moeten verkleinen. Het valt te vrezen dat de mensen daar niet goedschiks aan willen, zelfs niet in naam van de overleving. Als we ze bang maken met de ondergang gaan ze misschien wel meer consumeren in plaats van minder.
Dat brengt mij op de democratie. Het rapport wil tegelijkertijd de democratie versterken en indruisen tegen veel van wat mensen begeren. Die paradox lost de commissie op door te ontkennen dat de mensen willen wat zij manifest willen. Als ik gelijk heb, wat ik niet hoop, is dat een oplossing van niks. Het beleidsplan kan niet worden uitgevoerd door het volk méér macht te geven. Terwijl de commissie inderdaad moedig te werk ging toen zij de mensen bloed, zweet en tranen beloofde, schiet zij in moed te kort als zij de lezer suggereert dat | |
[pagina 157]
| |
wij in Nederland grootscheepse vrijheidsbeperkingen kunnen invoeren op het stuk van inkomens, produktie, consumptie en dan ook nog de democratie intensiveren. Het beleidsplan van de commissie-Mansholt mag een goed beleidsplan zijn, het bevat zeer veel waar de meeste Nederlanders zich op dit moment met hand en tand tegen zullen verzetten. Deze kritiek behelst geen oproep om te versagen, maar wel om de feiten onder ogen te zien. Velen willen de ecologische crisis niet in hun wereldbeeld opnemen - dat bevordert die crisis. Dit rapport neemt stelling tegen dezulken. Maar laten we toch niet in de andere fout vervallen, en de weerstanden tegen het nieuwe beleid onderschatten - want dat maakt de overlevingskansen eveneens kleiner. Het rapport van de commissie-Mansholt is vervallen in de fout, die het spiegelbeeld is van die van haar tegenstanders. |
|