Dat stomme economenvolk met zijn heilige koeien
(1976)–J. Pen– Auteursrechtelijk beschermd33. Minder produceren?Ga naar voetnoot*Er heeft zich in Nederland, waar volgens sommigen nooit iets verandert, in een half jaar tijds een indrukwekkende revolutie voltrokken. De mensen zijn in meerderheid gaan inzien dat de milieuvervuiling niet slechts een lastig verschijnsel is, maar een dodelijke bedreiging. De opvatting is thans in Nederland wijd verbreid dat de wereld onherroepelijk bedorven zal worden als we doorgaan met méér mensen méér te laten produceren. Velen hebben het gevoel dat we regelrecht op de ondergang van de mensheid afstevenen, en dat kleine en grote catastrofes onvermijdelijk worden als we nog enkele jaren op de oude voet doorgaan. Met kleine catastrofes is bedoeld: een ernstig energietekort, waarbij het licht een tijd uitgaat; de ondergang van een stad, hier of daar; het uitbreken van eigenaardige ziektes met hoge sterfte. De grote catastrofe, dat is: de vervuiling van de oceanen, de verstoring van de voedselketens, het einde van het meeste leven op aarde. Zulke opvattingen kwamen enkele jaren geleden ook wel voor. De biologen waarschuwden dat het evenwicht in de natuur grondig verstoord zou worden; het boek van Rachel Carson (Silent Spring) is van 1962. Het ging weliswaar voornamelijk over insektenbestrijdingsmiddelen, een enigszins speciaal terrein, maar gaf de publieke opinie toch een schok. De reactie van velen was: nu, dan moeten we die rommel maar niet meer gebruiken. De natuurliefhebbers protesteerden allang tegen de industrialisatie, maar daarop was het antwoord: zeker, we moeten de natuur ontzien door een verstandige ruimtelijke ordening. Enkele economen, waaronder E.J. Mishan, verhieven hun stem, in | |
[pagina 138]
| |
het bijzonder tegen de toeneming van het autoverkeer; daarop antwoordden velen (waaronder ik): zeker, daarom moeten we naar meer openbaar vervoer toe. Galbraith bepleitte een grotere openbare sector, met minder vervuiling. R. Hueting, om eens een Nederlander te noemen, legt ons al haast tien jaar uit dat we verkeerde rekenmethoden gebruiken, waarbij de vervuiling en de nieuwe schaarste aan milieugoederen niet worden meegeteld. Daarop zeggen de meeste economen: je hebt gelijk, dat moet eigenlijk wel wat anders, en dat kan ook best, bij een doeltreffend beleid. Maar de meeste economen hadden tot voor kort het gevoel, dat al deze problemen op te lossen waren, met behulp van veel hoofdbrekens, verschuivingen tussen vervuilende en niet-vervuilende sectoren (leve de dienstverlening!), een intelligent gebruik van het prijsmechanisme (de vervuiler betaalt), een daardoor ontstane prikkel voor nieuwe en schonere technieken, en een hele sliert verbods- en gebodsbepalingen van de overheid (verbod van kwiklozing, rioolwaterzuivering, nabranders op auto's, zuiveringsgeboden, beheersing van gechloreerde koolwaterstoffen enz.). Dit betrekkelijke optimisme is nu bij de meeste ingewijden verdwenen. De oorzaak van deze omwenteling, want die naam verdient het mijns inziens wel, ligt bij de publikatie van twee baanbrekende geschriften, te weten het boek World Dynamics (1971) van J. W. Forrester en van het rapport The Limits to Growth van D. L. Meadows. Dit laatste stuk, geschreven voor de Club van Rome, is nog niet gepubliceerd, maar het circuleert in Nederland op enorme schaal. Dank zij de fotocopieermachine kom ik dagelijks mensen tegen die het geheime stuk óók in hun bezit hebben. Overal in het land zijn studie-clubjes en discussiegroepen opgericht, die zich over de fotocopieën buigen. Dit is overigens vooral een Nederlands verschijnsel; in het buitenland zijn soms de namen van Forrester en Meadows nog nauwelijks bekend, en ik moet bekennen dat ik een jaar geleden ook nog nooit van ze had gehoord. Aan een Oostenrijkse universiteit, temidden van jonge economen die niet op het achterhoofd waren gevallen heb ik deze namen nog moeten spellen. Dat hun alarmerende berekeningen in Nederland zo bekend zijn geworden komt niet in de laatste plaats door de hoofdredacteur van de Haagse Post, W. L. Brugsma, die zijn krachtige journalistiek talent geheel in dienst van de verbreiding van deze gedachten heeft gesteld, en verder ook wel door Mansholt, die in dit verband om een nieuwe Marx is gaan roepen (niet zo'n gelukkige uitdrukking). De televisie heeft natuurlijk ook meegeholpen: Meadows heeft de curven, die de ondergang van het menselijk geslacht illustreren, via de beeldbuis in de huiskamers gebracht. Intussen gaan de berichten over de vervuilingsrampjes gewoon door; dat mist zijn uitwerking op het gedachtenleven evenmin. Maar de rapporten van Forrester en Meadows waren m.i. toch doorslaggevend. Wat is nu het nieuwe in hun visie? In de eerste plaats dit: zij hebben een model gebruikt waarin zeer veel grootheden voorkomen. Het is | |
[pagina 139]
| |
dus niet een verhaal over kwik, of over het stralingsgevaar, of over de bevolkingsgroei, of over de uitputting van de olie- en aardgasvoorraden, maar over dat alles tegelijk. In de tweede plaats hebben zij de samenhang tussen al deze dingen onderzocht, dus de invloed van bijvoorbeeld de voedselproduktie op de bevolking, van de industrie op de voedselproduktie, en van alle drie op de vervuiling en de uitputting van grondstoffen. Deze ‘terugkoppelingen’ kun je niet uit het blote hoofd begrijpen, daarvoor zijn er te veel; er is een computer voor nodig. Dat verklaart waarom mensen die toch wel eens eerder over dit soort dingen hadden nagedacht, nooit tot die sombere resultaten waren gekomen. In de derde plaats komen Forrester en Meadows tot de verontrustende conclusie, dat gedeeltelijke maatregelen vrij zeker onvoldoende zullen zijn om de rampen te keren. We kunnen de ene catastrofe ontwijken, maar dan breekt de andere des te heviger los. Het model wijst sterk in deze onheilspellende richting. Alles moet tegelijk gebeuren: bevolkingsgroei terugbrengen met de helft, investeringen verminderen, andere technologie. Daar zitten een paar dingen tussen die vrijwel zeker zullen mislukken: wie ziet kans om de wereldbevolking op korte termijn binnen de perken te houden? In de vierde plaats laat dit model zien, dat er geen enkele hoop is dat de ontwikkelingslanden ooit het peil zullen halen van het Westen, noch iets wat er een beetje op lijkt. Lang voordien is de wereld uitgeput en vergiftigd. In de vijfde plaats, maar dat is een conclusie van mij persoonlijk, vrees ik dat vervanging van vervuilende door schone produktie misschien niet voldoende zal zijn, en dat de totale produktie verlaagd zal moeten worden. Dat zit vooral in het energietekort. Schoon produceren, recycleren (het opnieuw gebruiken van afvalstoffen), reinigen enz. vergt geweldig veel energie, en drijft ons in de armen van de kerncentrales. Dat is echter de zekerste manier om de verwarmingsen stralingscatastrofe naderbij te brengen. Ik merk dat mijn ideeën over de economische politiek de laatste maanden nogal veranderd zijn, en wat dichter bij die van de Kabouters zijn gekomen. (Tevoren vond ik dat een sympathiek maar onpraktisch volkje, en nóg trouwens.) Mijn veranderde ideeën zouden voor de lezer nauwelijks interessant zijn als niet hetzelfde te constateren viel bij veel anderen, daaronder begrepen mensen die een grote invloed op het beeld uitoefenen. Een jaar geleden publiceerde ik in het ‘Kwartaalschrift’ van de Amrobank een langademig stuk over het antivervuilingsbeleid, dat nog helemaal ging over verschuiving tussen sectoren, zuiveringsinstallaties, lozingsverboden; het was geen vrolijk artikel, maar het nam geen produktiedaling in beschouwing. Ik heb toen kritiek gekregen van industriëlen die vonden dat dat allemaal al veel te ver ging. Dezelfde mensen maken nu op mij de indruk dat ze inzien dat de produktiegroei niet steeds door kan gaan. Vooral dat | |
[pagina 140]
| |
laatste geeft mij het gevoel, dat er een ingrijpende verandering in de ideeën aan de gang is. Maar daarmee hebben we nog geen nieuw beleid. Alles is ingesteld op méér en méér; zowel bedrijven als consumenten, vakbonden als overheidsorganen willen meer van dit en meer van dat. In de niet-kapitalistische landen is het niet anders (Cuba: méér suiker). Ook de meeste actiegroepen willen méér (woningen, scholen). De politieke partij die de mensen minder belooft moet nog worden opgericht. Er moet dus wel het een en ander veranderen, maar niemand weet precies hoe. Er is weer enig werk aan de winkel, en vooral voor de economen. |
|