Dat stomme economenvolk met zijn heilige koeien
(1976)–J. Pen– Auteursrechtelijk beschermd31. Kleine bloem in de inflatiewoestijnGa naar voetnoot*Als het plannetje om de ministeriële en ambtelijke topsalarissen te bevriezen doorgaat bloeit er althans één kleine bloem in de woestijn van de inflatiebestrijding. Waar leven is, is hoop. Persoonlijk ben ik van mening dat zo'n maatregel wel eens het begin zou kunnen zijn van iets wat op een echt anti-inflatiebeleid lijkt. Temidden van alle pessimisme dat de Miljoenennota oproept is dat althans één lichtpunt. De grote betekenis van deze bevriezing zit niet in het geld, dat de overheid op deze manier direct bespaart. Het totale bedrag aan salarissen van ministers, staatssecretarissen, secretarissen-generaal, directeuren-generaal, ambassadeurs, generaals, raadsadviseurs, professoren, ambtelijke directeuren en burgemeesters is niet zo indrukwekkend. Ik schat dat een bevriezing van deze reële inkomens in 1972 netto minder dan honderd miljoen zou schelen. Natuurlijk wordt de besparing een stuk groter als men de matiging naar beneden toe zou voortzetten - dus als ook de hoofdadministrateurs en de leraren enigszins mee zouden doen. En zoiets zal wel moeten want anders worden de salarisschalen op een vreemde manier verstoord: de overgang van geblokkeerde naar reëel stijgende inkomens moet vloeiend zijn. Daarbij kan men zich allerlei varianten denken, en het bespaarde bedrag hangt sterk af van de variant die men kiest. Het heeft weinig zin daar berekeningen over te maken. Maar veel belangrijker dan het direct bespaarde geld is het principe. Tot nu toe vonden de pogingen om lonen en salarissen af te remmen altijd plaats vanuit de basis: de collectieve arbeidsovereenkomst. De hogere inkomens pasten zich daarbij ongeveer aan. Soms gebeurde er iets bijzonders: de ontwikkeling van de jaren bezorgde de hogere ambtenaren een extraatje van dertig procent, en de uitkering van vierhonderd gulden ineens zorgde voor een lichte nivellering. Op langere termijn, en internationaal gezien, is er een neiging in de richting van kleinere salarisongelijkheid; uit Amerikaanse en Engelse onderzoekingen komt deze heel duidelijk naar voren. Managers van grote bedrijven zijn in de laatste veertig jaar sterk achtergebleven bij de loonstij- | |
[pagina 133]
| |
ging, zelfs zonder dat rekening is gehouden met de belastingen. Deze tendentie zou door de bevriezing bewust kunnen worden versterkt. Dat is naar mijn mening de enige manier om een inkomenspolitiek te voeren: van boven naar beneden. Door het zo aan te pakken kan de regering de medewerking van anderen inroepen, om tenslotte ook de cao's te temperen. De reële loonsverbetering kan dan geconcentreerd worden aan de voet, waar ze naar mijn mening thuishoort. Het zwakke punt van de nu voorgestelde maatregel is natuurlijk dat er aan de ambtelijke top achterstanden met het Nederlandse bedrijfsleven optreden. Maar daar is wat tegen te doen. U kunt mij geloven of niet, maar er bestaat bij de leiding van grote bedrijven een niet te onderschatten bereidheid om hoge salarissen te remmen. Ten dele komt dat omdat op het ogenblik de winsten dalen, ten dele ook omdat de ondernemers inzien dat het met de loon-prijsspiraal zo niet langer kan. Bovendien voelen zij deksels goed dat er van een inkomenspolitiek niets terechtkomt als ze niet bij zich zelf beginnen. Van deze stemming zou de regering kunnen profiteren door over dit soort kwesties enig overleg met het bedrijfsleven, en dan speciaal met de concerns, te openen. Topsalarissen zijn dan wel delicate aangelegenheden, maar er moet over gepraat kunnen worden, vooral als de overheid zelf voorgaat. Dat neemt niet weg, dat er in de ambtelijke wereld knelpunten overblijven, waar de concurrentie met het vrije bedrijf tot verzwakking van het apparaat zou leiden. Ik denk aan belastinginspecteurs, aan medici die bij de overheid werken, aan sommige soorten ingenieurs. Daar moet dan wat aan gedaan worden, maar alweer onder gelijktijdig overleg met het bedrijfsleven. Een andere moeilijkheid zit bij de winsten. Met redelijk overleg over hogere salarissen pakt men niet de bron van de werkelijk fantastische inkomens: die van de zeer rijken en van de persoonlijke ondernemers. Winsten laten zich niet in een redelijk schema inpassen; en misschien hoeft dat ook niet. Het percentage van het nationale inkomen dat zo verdiend wordt, is niet groter dan ongeveer tien, en bovendien worden de meeste winsten op het ogenblik lelijk geknepen door de conjunctuur. Maar het feit blijft er dat de Caransa's buiten ieder inkomensbeleid blijven. Dat moeten we ze dan maar gunnen; tenslotte blijft de totowinnaar ook buiten schot. Eén zwaluw maakt geen zomer, en één gerucht over bevriezing van topsalarissen maakt nog geen inkomensbeleid. Maar het is althans iets - misschien een nieuw begin? |
|