Dat stomme economenvolk met zijn heilige koeien
(1976)–J. Pen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 115]
| |
26. KrantenkartelGa naar voetnoot*Dat plan van de Nederlandse Vereniging van Journalisten om, met behulp van STER-geld, een aantal dagbladen van de ondergang te redden moet naar mijn mening bliksemsnel worden uitgevoerd, maar het blijft natuurlijk een noodmaatregel. Met geld uit de STER-pot kunnen de gaten maar ten dele worden gestopt; een subsidie die de verliezen opvangt zou uit de schatkist moeten komen en dat is voor geen van alle partijen een aantrekkelijke gedachte. Financiering van nieuwe investeringen door de Investeringsbank mag nodig zijn, maar brengt het lek evenmin boven water. De verliezen verdwijnen alleen als het dagbladbedrijf zijn geld haalt waar ieder gezond bedrijf het haalt, namelijk bij de klanten. In de huidige situatie worden de lezers van Nederlands meest respectabele dagbladen gesubsidieerd door de eigenaren - een hoogst penibele en onstabiele toestand, waar zo gauw mogelijk een eind aan moet komen. Dat kan in feite alleen door een flinke stijging van de abonnementsprijzen. Daarnaast zouden de advertentieprijzen opgekrikt kunnen worden, maar daar zitten erg veel haken en ogen aan. Deze remedie blijft hier buiten beschouwing. Kostenverlaging is gewenst, maar het nuttige effect ervan wordt overspoeld door de looninflatie. Deze maakt de produktie van de kranten in snel tempo duurder en het is onhoudbaar dat die kostenverhoging niet aan de lezers in rekening wordt gebracht. De inflatie zal stellig doorzetten; dat roept de klemmende vraag op, waarom de prijzen van dit speciale produkt onvoldoende omhoog gaan. Reeds op dit moment is een verhoging met 25% voor vele kranten dringend nodig. Tegen de tijd dat die verhoging er komt is ze al weer achterhaald door nieuwe kostenstijgingen. Waarom die vertraging? De Nederlandse Vereniging van Journalisten is op deze urgente kwestie nauwelijks ingegaan. De reden is waarschijnlijk dat de prijsverhoging wordt belemmerd door enkele onprettige complicaties. De eerste complicatie - niet de ergste - is dat het Nederlandse publiek misschien niet dadelijk bereid zal zijn een kostendekkende prijs voor de krant te betalen. Een prijsverhoging met 25% zou er toe kunnen leiden dat mensen met twee abonnementen (bijvoorbeeld het lokale blad naast een landelijk) er één opzeggen, en gevreesd wordt dat dat wel eens het landelijk blad zou kunnen zijn. Sommige gezinnen zullen samen met een ander een abonnement nemen. De losse-nummerverkoop zal dalen. Die 25% is dus geen nettowinst voor de dagbladuitgeverijen; om uit de rode cijfers te komen is nog een additionele prijsverhoging nodig. De tweede complicatie is ernstiger en er wordt wel over gepraat, maar | |
[pagina 116]
| |
men schrijft er liever niet over. Aan de Nieuwe Zijds Voorburgwal in Amsterdam worden in één gebouw twee kranten vervaardigd die geen rode maar zwarte cijfers op de verlies- en winstrekening zien verschijnen, en dus niet aan een flinke prijsverhoging hoeven mee te doen. Deze zwarte twee (of eigenlijk is het er maar één) zijn de schrik van de Nederlandse krantenwereld. Hun marktaandeel is voortdurend gestegen, en zij trekken daardoor een evenredig groot deel van de reclame-opbrengsten naar zich toe. Als kranten een zuiver commercieel produkt waren, zou men kunnen volhouden dat de sterkste concurrent terecht de markt verovert; maar wie politieke, morele en esthetische maatstaven aanlegt kan best tot een radicaal andere zienswijze komen. Het groeiende marktaandeel van die twee kranten bedreigt de krantenwereld langs verschillende wegen. Het werkt fusies en concentraties in de hand, en doet daardoor afbreuk aan het pluriforme karakter van de pers, waar iedereen zoveel waarde aan zegt te hechten. De toon van de bedoelde twee kranten werkt besmettelijk: sommige fatsoenlijke kranten redeneren dat de schreeuwerigheid en de rancune blijkbaar lekker verkopen en gaan ook op die toer. En de vrees voor de concurrentiepositie belemmert de prijsverhoging bij de bladen die er het hardst om verlegen zitten. Zo hangt de dreiging van het tweetal als een duistere wolk boven de economie van het krantevak. De Nederlandse Vereniging van Journalisten is om deze hete brij heengedraaid. De looninflatie, de invloed van de STER, de sterke positie van de provinciale pers, de gratis verspreide advertentiebladen - dat wordt allemaal geregeld opgesomd, maar de funeste invloed van ‘onze bladen’ wordt zelden genoemd. Nu weet ik voor deze moeilijkheid wel een oplossing, al is die lang niet zonder bezwaren. (Niets is zonder bezwaren.) Zij komt er op neer, dat de Nederlandse krantenuitgeverijen een formele afspraak maken waarin de minimumtarieven van abonnementen en losse nummers worden vastgelegd. Dat heet een kartel - een lelijk woord, maar kartels hebben ook hun goede kanten. De bedoeling is hier, een kostendekkende exploitatie voor het efficiënt geleide bedrijf mogelijk te maken. De meerderheid van de ondernemingen zal aan zo'n overeenkomst wel mee willen werken. Enkele niet, en we hebben al een vermoeden wie dat zullen zijn. Als die twee kranten uit één gebouw buiten het kartel blijven is de opzet bedorven, maar gelukkig hebben wij in Nederland een minister van Economische Zaken, die op grond van de Wet Economische Mededinging ondernemersafspraken niet alleen onverbindend maar ook verbindend kan verklaren. Op hem zou een beroep moeten worden gedaan om de prijsregeling uit te breiden tot de gehele bedrijfstak.
Ik hoor de tegenargumenten al. De minister zal zeggen: mijn prijspolitiek is gericht op het doorbreken van de loon-prijsspiraal en nu komen jullie vragen dat ik een renderende onderneming ga voor- | |
[pagina 117]
| |
schrijven haar prijzen te verhogen? Daarop is het antwoord: zeker, excellentie, en wij vragen dat omdat er anders nog meer fusies zullen komen, wat ook niet goed is voor de concurrentie, en vooral ook omdat er anders kranten verdwijnen, hetgeen in strijd is met het algemeen beleden beginsel van de pluriformiteit van de informatie. Een ander alternatief, zo zou men de minister van economische zaken nog kunnen voorhouden, is de permanente subsidie - iets waar de minister van Financiën wellicht niet zoveel trek in heeft. Vervelender is de voor de hand liggende reactie van De Telegraaf en het Nieuws van de Dag zelf. Zij zullen zonder mankeren hun welbekende hetze tegen de dirigistische overheid uitbreiden met het argument, dat zij gedwongen worden - gedwongen, gedwongen - om hun dierbare lezers hogere tarieven in rekening te brengen opdat zo de zakken worden gespekt van linkse bladen; bladen die het publiek eigener beweging niet in leven wil houden. Er zal, dag in dag uit, bekwaam worden gespeeld op de meest rancuneuze gevoelens van de meest rancuneuze lezer - laat dat maar aan de betrokken redacties over. Het vervelende is, dat deze tactiek misschien stimulerend werkt op de verkoop van die twee, en onvermijdelijk zullen zij door de prijsverhoging extrawinsten binnen krijgen, die ze kunnen gebruiken voor wervingscampagnes - boeken met Kerstmis, trips naar Griekenland. Ik moet toegeven dat dit het zwakste punt is in mijn plannetje, en pessimisten vermoeden dat ze aan de Voorburgwal al handenwrijvend zitten te wachten op zo'n overheidsmaatregel, om er én geld én politieke munt uit te slaan. Dit is onaangenaam, maar men kan niet alles hebben. In ieder geval mag de Nederlandse Vereniging van Journalisten nog wel eens nader studeren op de voor- en nadelen van kartelvorming, en dit wordt ook van harte aanbevolen aan de directies. De plannen die nu zijn bedacht kunnen alleen enig noodzakelijk soclaas bieden op korte termijn; op den duur moet een toestand worden geschapen waarin het gros van de Nederlandse dagbladen ook in inflatietijd een lonende exploitatie weet te bereiken. |
|