| |
Het is allemaal al zo vaak gezegd en opgeschreven. Maar toch blijkt het telkens weer nodig het begrip ‘links’ te definiëren. Er treedt enorm veel ruis op in de communicatie; en dan is herhaling vereist om berichten over te brengen. De linksheid dreigt te worden gemonopoliseerd door kleine groepen die iedereen, die hun neomarxistische
| |
| |
dogmatiek niet omhelst, rechts gaan noemen. Deze groepjes maken zoveel lawaai, dat allerlei progressieve mensen in de verdediging worden gedrongen, en misschien zelfs gaan twijfelen of ze wel links zijn, wat ze vroeger toch aitijd gedacht hadden. Aan de andere kant vindt D'66 dat de begrippen links en rechts afgeschaft moeten worden; dat lijkt mij echter bepaald een verarming van het taalgebruik. ‘Links’ betekent wel degelijk iets, al kan men van mening verschillen over wat dat precies is. Onderstaand lijstje is een poging tot omschrijving. Er staan ook wel dingen bij, zoals volledige werkgelegenheid, waar links het monopolie niet van heeft; maar dan geldt m.i. toch, dat links er wat warmer voor loopt dan rechts, en minder gauw bereid zal zijn tot concessies als die met het oog op andere doelstellingen gevraagd zouden worden. Ik stel voor dat iemand die tenminste een bepaald aantal van de onderstaande 50 punten kan onderschrijven, links genoemd wordt. Over dat minimumaantal kan men ook nog weer van mening verschillen; om de gedachten te bepalen: 35. Waaronder tenminste de nummers 1, 2, 7, 15, 24, 27, 43 en 50. Ik kom op 49.
1. | Links komt op voor degenen die aan het kortste eind trekken: wat ze tegenwoordig wel de ontriefden noemen. De gedepriveerdheid slaat niet alleen op het inkomen; ook op de sociale positie, de macht, de mogelijkheid zich te uiten, de deelname aan de cultuur, meer in het algemeen het levensgeluk, voor zover dat door de samenleving wordt geconditioneerd. |
2. | Naar linkse opvatting is de inkomensverdeling binnen de Westerse wereld nog te ongelijk. Speciaal de positie van de onderste twintig procent der inkomenstrekkers, die in de regel zoiets van vijf procent van het nationale inkomen krijgen, verdient bijzondere aandacht. Als er op het stuk van de inkomensverdeling iets te regelen valt, dan krijgen de lagere inkomens prioriteit boven de hogere. (Tenzij er sterke indicaties in een andere richting bestaan, zoals bij de inkomensverhoging der kamerleden, maar dat moet dus apart waar gemaakt worden.) Dus: minimumlonen verhogen, sociale voorzieningen gaandeweg uitbreiden. Links vindt niet zo gauw, dat de sociale voorzieningen voldoende zijn! |
3. | Omdat links mild is, en tolerant (waarover nader), wordt er minder gelet op het inkomen der rijken dan op dat der armen. Natuurlijk is het waar, dat het lagere aandeel van de onderste twintig procent, zuiver statistisch gezien, samenhangt met het hoge aandeel van de top tien procent (d.i. meestal tussen één kwart en één derde van het nationale inkomen), maar zolang de rijken niet op aantoonbare wijze de armen benadelen, zij hun de rijkdom gegund. Natuurlijk moeten rijke mensen meer belasting betalen en zij krijgen geen prioriteit in het sociaal-economische beleid; maar links houdt zich verre van rancune en jaloezie. Reden: links komt op voor het levensgeluk van de mensen, en rancune en jaloezie dragen daartoe nu niet dadelijk bij. |
4. | De vermogensverdeling is nog veel ongelijker dan de inkomens-
|
| |
| |
| verdeling, en links is daar unaniem tegen. Maar er bestaat tussen linkse mensen geen eensgezindheid over de manier waarop dit verbeterd moet worden. Sommigen willen methoden toepassen zoals winstdeling, spaarpremies of vermogensaanwasdeling (dit alles in combinatie met de sociale verzekering, die risico's opvangt, en een gelijkmatige spreiding van de inkomens, die sparen mogelijk maakt) die door anderen als lapmiddelen worden gezien. Links vreest ook wel dat het aankweken van vermogentjes bij iedereen de burgerlijkheid in de hand zal werken, zonder dat daarmee de nadelen van de vermogensconcentratie - dat zijn voornamelijk de nadelen van de machtsconcentratie - worden weggenomen. In deze gedachtengang is nationalisatie van het produktief vermogen de enige oplossing. Maar naar mijn mening is dit laatste niet een zodanig essentiële voorwaarde voor de linksheid dat men iemand, die deze nationalisatie niet zo praktisch acht, onlinks zou mogen noemen. |
5. | De ondernemingsgewijze produktie wordt kritisch bezien. Waar zij slecht functioneert (hoge kosten, slecht produkt) komt nationalisatie in aanmerking. Feit is overigens, dat de particuliere produktiewijze in de Westerse wereld een snel stijgende (4% per jaar) consumptie mogelijk heeft gemaakt en dat in verreweg de meeste sectoren de behoeftenvoorziening behoorlijk is aangepast aan de wensen van de consumenten. Links staat niet dogmatisch tegenover deze kwestie; het Joegoslavische stelsel wordt niet bij voorbaat verworpen. Het Russische waarbij alle particuliere produktie verboden is, wel, omdat dat te leerstellig is. Er bestaat waarschijnlijk een optimale combinatie van particuliere en overheidsproduktie (Tinbergen), maar de moeilijkheid is die in de praktijk te vinden. |
6. | In een aantal sectoren neigt links tot produktie door de overheid, waar rechts dat juist met kracht verwerpt. Voorbeelden: woningbouw, medische voorzieningen (ook de huisartsen), verzekeringsbedrijf, bankwezen. |
7. | Links wil een grotere collectieve sector in die zin dat het onderwijs sterk moet worden uitgebreid, de sanering van de steden veel sneller behoort te gebeuren, de investeringen in de recreatie verveelvuldigd moeten worden en er van gemeenschapswege meer culturele faciliteiten behoren te komen. De totale belastingdruk zal dus wel moeten stijgen (en zulks zeker wegens de ontwikkelingshulp). |
8. | De belastingen behoren vooral te worden geheven volgens draagkracht (niet te bang zijn voor de progressie) en volgens het beginsel van de bevoorrechte verkrijging (successierechten, commissarissenbelasting). Links ziet echter wel in, dat het zin kan hebben de mensen voor de gemeenschapsvoorzieningen te laten betalen naar gelang ze er gebruik van maken, en is dus niet geheel afkerig van retributies. |
9. | De reclame wordt niet zonder wantrouwen bekeken; zij houdt immers verspilling in, wekt de hebzucht op en berust op een onprettig mensbeeld: de comfortabele profiteur van de welvaart. Weliswaar er-
|
| |
| |
| kent links dat reclame nut kan hebben voor zover zij informatief is; er wordt, behalve zinloze, ook zinvolle reclame gemaakt (folders van een reisbureau). Maar links wijst op de verdienste van de soberheid, vooral ook in verband met de armoede elders in de wereld. |
10. | Volledige werkgelegenheid is zowel een rechtse als een linkse doelstelling, maar rechts is eerder bereid met enige werkloosheid genoegen te nemen (bijv. ter bestrijding van looninflatie) dan links. Links is meer beducht voor de werkloosheid die uit automatisering kan voortvloeien, en bepleit dus omscholingsfaciliteiten en een gerichte industrievestiging. |
11. | Als de looninflatie toch tegengegaan moet worden (hetgeen voor links niet steeds vaststaat) wil links dat doen door overheidsingrijpen, waarbij ook andere inkomens in de hand worden gehouden; nooit door een lichte werkloosheid en niet door een loonpolitiek sec. |
12. | Rechts en links zijn vóór groei van de produktie, maar links wil de negatieve kanten krachtiger bestrijden dan rechts. Lucht- en watervervuiling, landschapsbederf en lawaai moeten van overheidswege binnen de perken worden gehouden, ook al zou dat het risico van enige groeivertraging inhouden. Welzijn krijgt een linkse prioriteit boven welvaart. Toch kan links daarmee niet te ver gaan: groei blijft nodig om de arme mensen binnen de gemeenschap aan inkomen te helpen, om de collectieve sector zonder te veel conflicten te vergroten, en bovenal om de ontwikkelingshulp te kunnen verhogen. |
13. | Links heeft een bijzondere belangstelling voor de woningbouw. Er wordt slecht en fantasieloos gebouwd; dat kan, bij de huidige stand van de architectuur, veel beter, menselijker en grootser. Daar is planning voor nodig; en geld, dat door de overheid op tafel moet worden gebracht. Alleen op die manier, vindt links, kunnen de steden van de toekomst hun functie als brandpunten van de cultuur behouden. Te veel bankgebouwen in de binnenstad is strijdig met die doelstelling. |
14. | Bureaucratie is strijdig met het linkse ideaal, al was het maar omdat de machtelozen er het meest van te lijden hebben. De overheid behoort efficiënt, vriendelijk en hulpvaardig met het publiek om te gaan. Geen geheimen, geen barsheid, geen autoritair optreden. Rechtszaken moeten op tijd beginnen, loketten behoren open te zijn als het publiek wacht, politieagenten behoren beleefd te zijn tegen iedereen en niet alleen tegen het duurder uitziende slag volk. |
15. | Links neemt aanstoot aan de standsmatige gelaagdheid van de maatschappij, en niet alleen omdat de betere mensen automatisch hogere inkomens weten te krijgen dan de mindere man. Het bestaan van standen frustreert de omgang tussen de mensen. Overal waar dat mogelijk is moet de standsvervloeiing worden nagestreefd: in het onderwijs, op straat, in de fabriek, op kantoor, in de schouwburg (en bij het Holland Festival, zo dit mogelijk ware maar dat is niet zo). |
16. | De culturele apartheid, die het gevolg is van de standen, moet verdwijnen. Door die segregatie worden namelijk veel mensen afge-
|
| |
| |
| sneden van hun ontplooiingsmogelijkheden. Zij krijgen het gevoel dat lezen, schilderen, toneelspelen en muziekmaken een privilege is van de hogere standen - een toestand die doorbroken moet worden. Aan deze doorbraak wordt meegeholpen door de Beatles, reden waarom links de Beatles behoort te appreciëren, ook al vindt men hun muziek misschien niet zo erg mooi. Idem Jan Cremer, al is daarover natuurlijk nog allerlei meningsverschil mogelijk (speciaal over 't geweld, dat in zijn boeken wordt aangeprezen; maar het is het kinderachtige geweld van de underdog). |
17. | Links geeft het experiment alle ruimte. In de kunst, waarvoor subsidie moet komen. In de produktie, door activiteiten te steunen die niet dadelijk door de markt worden gehonoreerd (woningbouw, zie boven). In de organisatie van de produktie (waarom niet meer coöperaties op touw gezet, waarin de arbeiders participeren?). In het jeugdwerk, allicht. Dat draagt bij tot de pluriforme maatschappij. |
18. | Er moeten meer amateurs komen, van allerhand slag en kwaliteit. Wie vindt dat de koren van de Mattheus niet door amateurs mogen worden gezongen maakt zich schuldig aan elitisme - dat kan de muziekrecensent van ‘Vrij Nederland’ (het blad dat door velen voor links wordt versleten) in zijn zak steken. Links lacht en haalt de schouders op (ik hoop niet met verachting, want links is immers tolerant) als een dirigent zijn orkest niet wil laten optreden bij een schoenenshow, waar ook jazz wordt gespeeld - alsof de kunst te hoog was voor de schoenen of voor de show of voor de jazz. Alsof de kunst te hoog was voor het dagelijks leven. |
19. | Links wil ieder zijn culturele en sociale kansen geven; maar als de mensen dan, gegeven die kansen, toch maar liever met hun pantoffels bij de televisie blijven zitten dan mógen ze dat. Dan wordt er niet gedramd en gezeurd dat die televisiekijkers eigenlijk iets anders hadden moeten doen dan zij doen. Links houdt zich immers verre van de regentenmentaliteit, vindt dat ieder het zelf maar moet weten, en wie vissen wil die vist maar. |
20. | Links koestert gezond wantrouwen tegen een maatschappij die voortdurend om prestaties vraagt, de mensen opjaagt en ze op alle terreinen des levens beoordeelt naar hetgeen ze hebben bereikt. Dat is de meritocratie. Links wil daarentegen een maatschappij waarin het kalmer toegaat, waarin wordt vermeden dat de mensen elkaar telkens vliegen afvangen. Prestatie is natuurlijk nodig voor de welvaart, maar kameraadschap en belangstelling voor het werk vormen een betere basis voor de produktie dan wedijver. |
21. | Sport is schitterend, maar ook hier geldt weer dat de overprikkelde concurrentiegeest moet worden vermeden. Het huidige systeem van topsportbeoefening kweekt stelselmatig een meritocratische geest. Wie een tiende seconde achterblijft op de honderd meter telt niet meer mee. Daar houdt links niet van. Gewone mensen moeten op hun gewone manier aan sport doen, dat is veel belangrijker dan de records
|
| |
| |
| van de elite. |
22. | ‘Intellectuelen’ zijn gewone mensen: of, anders gezegd, alle mensen zijn wel een beetje intellectueel. Nu ja, de één meer dan de ander; de één kan ook beter voetballen dan de ander. Het onderscheid tussen intellectuelen en de domme massa is een domme tweedeling. Ook de kunstenaars mogen niet als een aparte club worden gezien, strikt gescheiden van het publiek. De hele uitdrukking ‘massa’, al dan niet voorafgegaan door ‘dom’, ‘groot’, of zelfs ‘werkend’ is niet links. |
23. | Links is voor de vrije, pluriforme maatschappij waarin ieder wel iets van zijn gading vindt. Maar links heeft ook oog voor de vicieuze cirkels waaraan sommige groepen in zo'n maatschappij blootstaan. In een pluralistische maatschappij werken allerlei krachten - en het gaat er maar om, waar men mee te maken krijgt. Het kan zijn dat de mensen met de zwakke talenten en beroerde omstandigheden steeds dieper in de misère worden geduwd, zodat alle gespreide nadelen geconcentreerd over hun hoofd komen. Vandaar dat links steeds op zoek blijft naar de nieuwe gedepriveerden, en niet blijft denken in oude klassenschema's. Vandaar ook, dat links er steeds op uit is compenserende sociale voorzieningen te treffen voor de nieuwe achterblijvers. |
24. | Links is democratisch, dat spreekt vanzelf. Dit kan, helaas, nog van alles betekenen; maar het houdt in ieder geval in, dat staatsburgers vrije mensen zijn die op hun eigen wijze aan politiek doen, hoe belachelijk hun denkbeelden in andermans ogen misschien ook uitvallen. Wie zin heeft richt een politieke partij op. Wie zin heeft demonstreert. Wie zin heeft zegt of schrijft of roept van de daken dat de regering hoognodig vervangen moet worden, dat we een republiek moeten hebben, dat Luns een zeekakelobus en Johnson een moordenaar is. (Niet dat buurman Jansen zijn baas besteelt - dat valt onder het Wetboek van Strafrecht en terecht.) Wie regimes probeert goed te praten en als bijzonder democratisch aan te prijzen die deze vrijheden uitbannen mag dat natuurlijk doen, maar hij kan niet volhouden dat hij links is. Dat iemand als H. Lammers, die het uitscheurenswaardige politiek systeem van de DDR heeft goedgepraat, door velen (gelukkig niet door iedereen) als links wordt beschouwd, draagt in niet geringe mate bij tot de begripsverwarring die de linkerzijde kenmerkt. |
25. | Democratie houdt natuurlijk ook in, dat de volksvertegenwoordiging invloed heeft op het beleid van de regering, en dat wil weer zeggen dat volksvertegenwoordigers zich niet laten afschepen door ministers die vinden dat het een of het ander te geheim is om over te praten. Als volksvertegenwoordigers zich wél met een kluitje in het riet laten sturen dan vindt links dat jammer, maar links is tevens tolerant, en vindt ook dat een democratie niet beter kan functioneren dan haar vertegenwoordigers. Er is dus geen reden tot grote verbittering en zeker niet voor de stelling, dat een slappe Kamer het einde van de democratie betekent. In plaats van af te geven op de democra-
|
| |
| |
| tie wil links haar verbeteren, namelijk door invloed uit te oefenen, informatie te vragen en aan te bieden. De opvatting dat de politiek tegenwoordig zo technisch en zo moeilijk zou zijn, en dat de gewone mensen haar niet kunnen begrijpen, is een regentenopvatting, dus onlinks. |
26. | Links vindt dat de maatschappij verandert, dat dat goed is (mits in de goede richting, natuurlijk) en dat dat proces moet worden versneld. Er is nog zeer veel te doen. Wie vindt dat er niets verandert in de Westerse landen, dat alles sinds 1950 hetzelfde is gebleven, of erger, dat er niets kán veranderen omdat de ‘fundamentele structuur’ of zoiets toch constant blijft, is nauwelijks links. Hij is misschien een neomarxist of een ander soort dogmaticus; vast staat dat hij geen oog heeft voor zeer tastbare wijzigingen in de positie van de zwakke groepen (overwegend gunstige wijzigingen, maar niet alléén gunstige wijzigingen), en die blindheid is niet links. Een groot deel van de troebelen aan de linkerzijde ontstaat doordat sommige zich links noemende groepen stekeblind zijn voor de sociale werkelijkheid en alleen oog hebben voor hun eigen hersenspinsels, die zij opdoen uit geleerde boeken. |
27. | Links wil de mensen meer zeggenschap geven over hun dagelijkse bezigheden. Het spreekt vanzelf, dat links niet akkoord gaat met een situatie waarin arbeiders hoegenaamd niets te vertellen hebben over hun werk. Er kan gediscussieerd worden over de vraag, hoe deze zeggenschap moet worden gerealiseerd (Versterking ondernemingsraden? Directe invloed op het werk in de afdeling van de fabriek? Vertegenwoordiging van de werknemers zelf of via de vakbond? Arbeiderscommissarissen?), maar niet over de vraag of deze medezeggenschap gewenst is; voor links staat die buiten twijfel. |
28. | Leerlingen en studenten moeten ook meer zeggenschap krijgen over het onderwijs. Ook daarbij is weer veel meningsverschil mogelijk over de modaliteiten. Ik zou er voor zijn als een student curator werd (ik ben ook voor arbeiderscommissarissen), maar anderen zien daar niets in. Het onderwijs, en dat geldt ook speciaal voor het lager onderwijs, moet minder autoritair worden. Niet alleen omdat dat beter leert, maar vooral omdat het karakter van een samenleving in belangrijke mate bepaald wordt door de geest in het onderwijs. |
29. | Het onderwijs - ook weer speciaal het lager onderwijs - behoort de eigen persoonlijkheid, en daarmee de creativiteit van het kind meer ruimte te geven. Dat is een linkse gedachte, omdat een deel van de gedepriveerdheid op latere leeftijd wordt veroorzaakt door het verharden van de zogeheten kinderziel. Helaas geldt hierbij, nog meer dan bij veel andere punten, dat links wel makkelijk praten kan, maar dat het niet altijd duidelijk is hoe goede voornemens precies in daden moeten worden omgezet. (Het zou echter verkeerd zijn te menen, dat links overal feilloze oplossingen voor weet.) |
30. | Links vindt voorts, dat er tussen ouders en kinderen een minder
|
| |
| |
| autoritaire relatie moet bestaan dan nu als regel het geval is. Normaal is thans dat ouders van boven naar beneden tegen hun kinderen praten, en kinderen die daaraan eenmaal gewend zijn houden straks de verticale opbouw van de maatschappij in stand. |
31. | Vrouwen worden in velerlei opzichten nog steeds achtergesteld. Gelijke beloning is binnenkort wel te realiseren, maar gelijke baantjes ho maar. Links wil dit verhelpen. Maar bovenal behoort de positie van de vrouw in de huishouding te worden verbeterd. Dat kan misschien door meer coöperatie: eten koken, op de kinderen passen, huishoudelijk werk kan groepsgewijs (per straat of blok?) worden geregeld. De mannen kunnen ook meer bijdragen dan zij nu doen. Het staat trouwens niet vast dat het altijd de man moet zijn die het geld inbrengt - dat kan ook best eens de vrouw zijn. Fundamenteel is uiteraard, dat vrouwen niet langer als sociaal lager geklasseerde wezens worden gezien, goed voor het mindere werk en niet erg snugger. Die inferioriteit is de keerzijde van de romantische verheerlijking van de vrouw - ook al iets, waar links erg kritisch tegenover staat. |
32. | Geboortenregeling is uiteraard een persoonlijke zaak, maar de dreiging van overbevolking maakt propaganda voor geboortenbeperking gewenst. |
33. | Links is tenminste tolerant tegenover wat anderen pornografie noemen, tegenover bloot op de televisie, onnette toneelstukken enz. Links onderkent namelijk de heilzame bevrijding uit bijzonder knellende negentiende-eeuwse keurslijven, die nu aan de gang is, en neemt op de koop toe dat hier en daar de goede smaak wel eens even geweld wordt aangedaan. Trouwens, wat is eigenlijk goede smaak. Dat weten alleen de regenten. |
34. | Discriminatie tegenover homoseksuelen is een schande, dat spreekt vanzelf. Waarom treedt links niet krachtiger op tegen minister Polak, die de erkenning van het COC traineert? |
35. | Links is niet tolerant tegenover het geweld. Schieten en slaan in boeken en films wordt gewantrouwd; de moeilijke vraag is, hoe die heilloze invloed tegen te gaan zonder de persvrijheid aan te tasten. Op die vraag worden uiteenlopende antwoorden gegeven; wie hier enige censuur wenst toe te passen hoeft nog niet per se als onlinks te worden veroordeeld. |
36. | Geweld, en nu niet in boeken maar in 't echt, wordt verafschuwd. Er is maar één instantie die geweld mag toepassen, en dat is de overheid, binnen de zorgvuldig en zeer nauw door de democratische wetgever getrokken grenzen. Alleen in volstrekt extreme situaties mag van deze regel worden afgeweken; dan bestaat er trouwens geen democratische overheid, maar wordt er gevochten tegen een onderdrukker. Deze uitzondering kan, tussen linkse mensen, veel stof tot meningsverschil geven: wanneer is zij wel, wanneer niet aanwezig (Zuid-Amerika)? Maar het kan niet worden volgehouden dat in Nederland, Engeland, West-Duitsland en zelfs Frankrijk zo'n uitzonde-
|
| |
| |
| ringstoestand bestaat. Voor het overige: het zinloze plagen van politie, en het daardoor ten halve plegen en het volledig uitlokken van geweld, is niet een speciaal linkse liefhebberij. Hooguit kan men zeggen dat links er wat toegeeflijker tegenover staat. Wie het gewelddadige of semi-gewelddadige optreden der Franse en Berlijnse studenten veroordeelt is daarmee nog niet antilinks. |
37. | Links is niet noodzakelijkerwijs pacifistisch, maar wel antimilitaristisch. Het leger is ten hoogste een noodzakelijk kwaad, en nooit iets om bijzonder trots op te zijn. Soldaten zijn burgers in een eigenaardig pakje. De barse hiërarchie moet op zijn minst verzacht, en als het even kan radicaal omgebouwd tot meer menselijke verhoudingen. Militaire parades zijn op zijn best onzin, en op zijn slechtst een stimulans voor autoritaire en nationalistische gevoelens. De taptoe moet weg (intolerant misschien, maar het is verspilling, en erger). De vele uniformen rondom het Koninklijk Huis schaden de monarchie. |
38. | Links schuwt het nationalisme, o.a. omdat daarin een van de voornaamste oorzaken van de oorlog wordt onderkend. Ook de vaderlandsliefde is al gauw verdacht, want waar ligt de grens? Het spreken over de ‘nationale waarden’ is een veeg symptoom van een antilinkse mentaliteit, wat in de regel door links al gauw als zodanig herkend wordt. Het kan linkse mensen in de regel geen fluit schelen of de nationale driekleur, het fiere rood-wit-blauw na donker ja buiten hangt of nee buiten hangt. Die hele vlag en dat hele volkslied krijgen alleen betekenis in ogenblikken van nationale nood en spanning. Normaal heeft links er lak aan. De nationale eer; dat is zelfs een heel griezelig iets, niet zelden een excuus voor moord. |
39. | Links is in de regel vóór Europa, inclusief Engeland, omdat daarin een tegenwicht wordt gezien tegen Amerika en Rusland. Soms lijkt het alsof er aan de linkerzijde een nieuw Europees nationalisme opkomt. Links is uiteraard tegen de autoritaire hypernationalistische en pompeuze De Gaulle; maar er is ook nog het andere Frankrijk, al kun je het soms moeilijk vinden. |
40. | Helaas is links lelijk verdeeld over het Midden-Oosten, al is er gelukkig een duidelijk overwegende sympathie voor Israël. Maar de Arabieren lijken voorshands de onderliggende partij, en links is immers vóór de underdog. Inderdaad kunnen veel vluchtelingen het óók niet helpen. En de Israëli's hebben soms iets militaristisch over zich, dat is waar. |
41. | Over Cuba, Zuid-Amerika en Vietnam is links óók verdeeld. Ik bedoel: de aanhangers van Castro en Ho Tsji Min hebben niet het alleenvertoningsrecht van de linkse opinie. Men kan deze revolutionaire leiders met een maximum aan wantrouwen bezien en toch links zijn. Wel wordt het bombarderen van Noord-Vietnam unaniem veroordeeld, de afschaffing van Zuidamerikaans grootgrondbezit unaniem voorgestaan en het sociale beleid van Castro unaniem geprezen, maar dat schept nog geen unanimiteit. |
| |
| |
43. | De ontwikkelingshulp moet stijgen tot één, twee of meer procenten van het nationale inkomen, en het geld moet doeltreffend over de landen worden verdeeld. Wij behoren de produkten van de ontwikkelingslanden vrij binnen te laten, en we mogen ze niet tegenhouden met een beroep op de zwakke concurrentiepositie van onze eigen bedrijven. Indien nodig moeten wij onze industriële structuur aanpassen aan het handelspatroon dat ontstaat bij een grotere produktie in de ontwikkelingslanden. Die aanpassing, inclusief de daarbij horende omscholing, is een vorm van ontwikkelingshulp. |
44. | Links is graag bereid, stukken nationale souvereiniteit uit handen te geven aan internationale organen. Dat geldt niet als het doel van die organen gewantrouwd wordt, zoals bij de NAVO, maar dat is een uitzondering. |
45. | Meer dan rechts staat links wantrouwig tegenover de invloed van de producenten van militaire goederen op het internationale beleid. Men vermoedt dat deze invloed wel eens bijzonder sterk en bijzonder heilloos zou kunnen zijn, speciaal in de VS. (Eisenhower vond dat ook, al zou niemand hem nu dadelijk links willen noemen.) Links heeft verder een open oog voor de dodelijke gevaren van de internationale wapenhandel, ook al treden ‘socialistische’ leveranciers daarbij in levendige concurrentie met ‘kapitalistische’. (De Tsjechen doen, bijvoorbeeld in Afrika, dapper mee.) |
46. | Als links werkelijk links is, laat het zich niets wijs maken. Het gelooft niet in autoriteiten en in overgeleverde en verheven waarheden, want het wil zelf eerst nog wel eens zien of ze werkelijk waar zijn. Links is dus empirisch ingesteld, blijft bij de realiteit, is flexibel en nuchter. Links houdt niet van goedpraterij, van het verhullen van pijnlijke waarheden. Vandaar die speciale belangstelling voor de grondslagen van de wetenschap en voor de kennissociologie; links is er op uit, rechtse ideologieën te ontmaskeren, mythen te doorzien, sprookjes lek te prikken. (Daarom is het zo jammer en zo verwarrend, dat een deel dergenen die zich links noemen zich een vast geloof heeft aangemeten in een mythe - die van de samengebalde machtsconcentratie en de toenemende uitbuiting in de Westerse samenleving - terwijl de feiten, die deze mythe zouden kunnen weerspreken, systematisch over het hoofd worden gezien. Ik heb daar in Het Parool van 24 oktober 1968 een heel verhaal over geschreven, wat uiteraard nogal negatief uitviel; het was gericht tegen het moderne, pseudo-linkse geloof in autoriteiten als Marcuse en C. Wright Mills, en bevatte slechts terloops enkele aanduidingen van hetgeen ik dan wél voor links houdt. Van die aanduidingen is dit artikel een wat uitgebreidere versie). |
47. | Links is tolerant en humanistisch. Het doet dus niet mee aan het verheerlijken van abstracte en onmenselijke idealen, die vaak gepropageerd worden om de mensen in bedwang te houden en onredelijke offers van ze te vergen. Links gaat niet in de loopgraven om de be-
|
| |
| |
| langen van een kleine groep te verdedigen, die dat deelbelang mooi weet te versieren als een verheven zaak (de nationale eer); maar links wil ook de barricaden niet op voor de onzin, de leuzen, de holle fraseologie. Links vergrijpt zich niet aan onschuldigen die het ook niet kunnen helpen, of die ook maar gestuurd worden. Zelfs steekt links geen auto's in brand van willekeurige derden, als u begrijpt wat ik bedoel, ook niet al zijn de belendende universiteiten archaïsch geregeld en al is de nationale televisie in handen van een generaal, die er misbruik van maakt. Wie wel op die barricaden klimt moet dat zelf maar weten, en links zal hem er misschien niet kwaad op aankijken, maar hij staat daar niet in naam van links. Hij staat daar in naam van het romantische protest, en dat is bevrijdend voor degenen die meedoen, maar het is niet specifiek links. Het helpt de gedepriveerden immers niet. |
48. | Er is geen bijzonder links belang mee gemoeid, het latente conflict tussen de generaties aan te wakkeren. Wie in de politiek slagzinnen gebruikt als ‘Het oude bestel is ziek en moe’ maakt zich schuldig aan goedkope, sentimentele, verkeerd gerichte, en dus rechtse propaganda. Wie in partijbesturen e.d. mensen attaqueert omdat ze van gevorderde leeftijd zijn, moet zich goed realiseren dat hij gevaarlijk dicht bij een heel onlinkse redeneertrant komt - en waarom zouden dan de ouderen, met hun bestuurlijke ervaring, niet het autoritaire argument in de schaal werpen dat de jongeren blagen zijn, die uit hoofde van hun gering aantal jaren nog niet droog zijn achter de oren en dus hun mond moeten houden? Dat doen ouderen wel eens, en het is even onlinks als het bestendig foeteren op de jeugd van tegenwoordig. Maar ook het jonge en frisse wat sommigen voor links verslijten lijkt mij daarvan eerder het tegendeel. |
49. | Het stoken in de diepere lagen van de psyche, om het eens mooi te zeggen,
wordt door links overgelaten aan rabiaat rechts. Een cartoonist die, in ‘Het Parool’ negers tekent met hele dikke lippen, provo's met hele nare gezichten of Oe Thant met een karikaturaal Aziatisch kopje speculeert op de verkeerde instincten die in ons allemaal op de loer liggen; ook al meent hij linkse ideeën te verbeelden, hij zal de naam krijgen rechts te zijn, en m.i. niet ten onrechte. Links zal nooit aansturen op geestestoestanden van de lezer, de kijker of de luisteraar die gekenmerkt worden door uitingen als: ‘ze moesten ze allemaal opsluiten / doodslaan / in werkkampen stoppen / castreren / hun studiebeurs afpakken / ontslaan’; ‘dat we die negers / leeglopers / halfgare artiesten / demonstrerende studenten / stomme ambtenaren / van ons goeie geld betalen’; ‘het is allemaal de schuld van die roomsen / kapitalisten / de tweehonderd / de Amerikanen / de Russen / de regenten / de rechtsen /’. Links is er op uit de tegenstelling te overbruggen tussen ‘zij’, die door en door slecht zijn, en de arme bedreigde ‘wij’. Links is niet paranoïde. |
50. | Links is actief. Het berust dus niet in de gesignaleerde misstan-
|
| |
| |
| den, het vind dat er iets aan gedaan moet worden. Daarom zijn ook veel van de bovenstaande 49 punten negatief geformuleerd. Terwijl rechts het geduld aanprijst, en van mening is dat links overijld te werk gaat waardoor grote schade ontstaat, wegen bij links de belangen der ontriefden zwaarder. Zwaarder bijvoorbeeld dan die van de ‘orde’, als die neerkomt op de handhaving van de status quo. Toch kent links randvoorwaarden die de actie beperken. Een van de meest omstreden beperkingen: het groeiproces van de welvaart mag niet te veel worden geschaad, want zulke schade komt vooral neer op de hoofden van de zwakken. Deze randvoorwaarde is omstreden, omdat zo weinig empirisch bekend is over de remmende factoren van de economische groei. De een zal zeggen: pas op, je frustreert de vooruitgang (door te hoge belastingen, door te veel ineens, door inflatie); de ander zal antwoorden: dat lijkt me een dooddoener, ik wil terstond de gedepriveerden helpen. Bij het tempo der maatregelen ligt een bron van meningsverschil tussen linkse politici, maar zij kunnen daarom allemaal nog wel aanspraak maken op de kwalificatie ‘links’. Mits ze niet een voorkeur voor Sint-Juttemis aan de dag leggen, dat spreekt vanzelf. |
Tot slot een kleine handreiking aan degenen die mij willen bestrijden. Deze opsomming van vijftig punten beschrijft, zullen zij zeggen, ‘mooi links’. Er is ook een lelijk links; dat van de onverdraagzamen, de schreeuwers, de rancunezaaiers, degenen die altijd menen dat ‘zij’ het gedaan hebben, de dirigisten die een ander willen voorschrijven wat er gedacht en gedaan en mooi gevonden moet worden, de driftige ingrijpers die de vooruitgang fnuiken en daardoor leed brengen, de dogmatici die menen dat het reële loon daalt en dat de arbeider uitsluitend verkeerde consumptiegoederen krijgt opgedrongen, de onaangename mensen die in de Beatles een perfide zet zien van het grootkapitaal, gericht op de bestendiging van de uitbuiting. Inderdaad, dat links bestaat; het omvat de Mao-aanhangers, en Harry Mulisch en Igor Cornelissen, de Trotskisten en de Ho Tsji Minners, en lelijk links speelt lelijk rechts geweldig in de kaart. Het valt niet te ontkennen. Maar mooi links bestaat ook, al moet ik helaas constateren dat het niet zo mooi en zo aantrekkelijk en zo vanzelfsprekend is dat iedereen het met de bovengenoemde vijftig punten eens zal zijn. Ga maar even na bij u zelf. Wie de 49 punten haalt wordt door mij als partijgenoot omhelsd. Het valt te vrezen dat het een klein partijtje zal worden. Een splinter.
|
|