Dat stomme economenvolk met zijn heilige koeien
(1976)–J. Pen– Auteursrechtelijk beschermd5. Brain-drain van economen?Ga naar voetnoot*Tot de standaardargumenten van het anti-amerikanisme hoort de opvatting, dat Amerika bezig is Europa, en trouwens de hele wereld, in intellectueel opzicht leeg te zuigen. De uitdrukking ‘brain-drain’ die men ervoor heeft bedacht klinkt griezelig, en dat is de bedoeling. Je ziet het gebeuren: Amerika als een vampier, dat de oude cultuurlanden en de jonge naties draineert van de veelbelovende, de zéér intelligenten, de besten van het volk - en zo'n uitgezogen volk blijft dan slap en onthersend achter. De gedachte appelleert niet alleen aan het anti-amerikanisme, maar ook aan het elitisme: de besten! de bloem van het volk! Er is verder een soort antimaterialisme in het geding, want de verleiding der intellectuelen geschiedt door stinkende dollars, terwijl in de benadeelde landen een mooie geestelijke cultuur wordt | |
[pagina 21]
| |
ondermijnd. Tenslotte klinkt er natuurlijk ook een geborneerd en benauwd nationalisme in mee. Ik zeg dit maar even om te laten uitkomen, dat ik het gejammer over de brain-drain misplaatst vind, om niet te zeggen misselijk, zelfs al zou er inderdaad een soort volksverhuizing aan de gang zijn. Maar dat laatste is hoogst twijfelachtig. Er zijn weinig cijfers over de migratie bekend. Daarom moet het onderzoek worden verwelkomd dat H.G. Grubel en A.D. Scott hebben verricht en waarvan de resultaten zijn gepubliceerd in het American Economic Review van maart 1967, onder de titel ‘The Characteristics of Foreigners in the U.S. Economic Profession’, blz. 131. Het gaat over de economen van buitenlandse herkomst die in de VS werken. De uitkomsten versterken op zijn minst de twijfel of de brain-drain werkelijk belangrijk is. Bedacht moet worden, dat de economie een internationaal vak is. Er zitten weliswaar historische en institutionele kanten aan, maar de kern van het vak is in alle landen min of meer gelijk. In Duitsland, Japan en Australië worden vrijwel dezelfde leerboeken gebruikt, en die zijn dan vaak nog van Amerikaanse oorsprong. Het befaamde boek van Samuelson is de basis van het onderwijs over de gehele wereld, en lokale leerboeken zijn er soms duidelijk door geïnspireerd (bij ons het boek van J.E. Andriessen, Economie in theorie en praktijk). Bovendien zijn economen mobiel. Het vak heeft een kosmopolitische inslag. Er zijn veel internationale congressen. Men spreekt dezelfde taal, en dat jargon is overwegend Engels. Verder zou men nog kunnen vermoeden dat economen gevoelig zijn voor klinkende munt. Er is dus enige aanleiding om de economen als een soort test-case te beschouwen, al wil daarmee niet gezegd zijn dat bijvoorbeeld de fysici niet een grotere mobiliteit te zien zouden kunnen geven. Trouwens, wie enigszins thuis is in het wereldje der Nederlandse economen weet dat enkele opmerkelijke vertegenwoordigers van deze branche in de VS wonen. Het wonderkind Houthakker, dat op jeugdige leeftijd bijzonder slim theoretisch werk heeft gedaan, doceert in Stanford. Theil, ook een hele knappe, vertrok nog niet zo lang geleden naar Chicago, en gaf in zijn Rotterdamse afscheidscollege een tirade ten beste over de geringe toekomstmogelijkheden die Nederland naar zijn mening aan de inheemse intellectuelen zou bieden. Goed, Eizenga is uit Harvard teruggekomen (nu weer in Rotterdam), maar anderen zijn in de VS gebleven. Iedereen weet dat men in de VS overal Nederlanders, en vooral Nederlandse economen kan ontmoeten. Het wekt de indruk, dat de brain-drain in deze sector op volle toeren werkt. Op het eerste gezicht lijken de cijfers van Grubel en Scott een dergelijke indruk te bevestigen. Onder de economen in de VS werden 12% van buitenlandse huize aangetroffen; dat is een tweemaal zo hoog percentage als dat van de vreemdelingen in de totale bevolking. Binnen de nauwere groep der geïmmigreerde economen met een dok- | |
[pagina 22]
| |
tersgraad vindt 57% emplooi aan de universiteiten; deze fractie bedraagt bij de Amerikaanse economen 42%, en wie wil mag daarin een aanwijzing zien dat de buitenlanders theoretisch beter zijn geëquipeerd. Dat zijn typische indicaties voor een brain-drain. Maar op het tweede gezicht blijken andere dingen. De leeftijdsopbouw van de buitenlandse economen wijst er op dat de immigratie geen toenemend, maar een afnemend verschijnsel is. (Toch is de zorgelijke uitdrukking ‘brain-drain’ van recente datum!) Een bijzonder groot contingent is geleverd door Duitsland en Oostenrijk. Te zamen hebben deze beide landen meer economen naar de VS zien vertrekken dan heel Azië, Australië en Zuid-Amerika bij elkaar. Uit Oostenrijk komt maar liefst 18% van de gehele Europese groep, dat is meer dan uit Engeland! Deze Oostenrijkers zijn overwegend oudere of oude mensen. Er zijn coryfeeën bij. Zij stammen nog uit de roemruchte traditie van het oude Wenen, en ze waren in de kracht van hun leven toen Hitler hun land binnenviel. Toen ze eenmaal gevlucht waren, hadden ze geen moeite, plaatsen aan de Amerikaanse universiteiten te krijgen. De Duitsers, die een derde deel van de Europese groep vormen, tonen eveneens een leeftijdsopbouw die doet vermoeden dat althans een deel veeleer door hun landgenoten werd verjaagd dan door dollars aangelokt. En dan blijkt uit de cijfers nog iets anders. Niet minder dan driekwart van het totale aantal buitenlandse economen is in de VS gearriveerd voor hun doctoraal examen. Zij zijn dus aan Amerikaanse universiteiten afgestudeerd. De investering in deze mensen geschiedt met Amerikaanse hulpbronnen. Dat lijkt mij het omgekeerde van intellectuele drainage. Een deel van deze jongeren - vooral die uit de ontwikkelingslanden - keert wellicht naar huis terug. Ook tussen degenen die in het moederland zijn afgestudeerd zitten een aantal, die tijdelijk in de VS verblijven en na een tijd teruggaan. Deze vorm van mobiliteit zal ook door de meeste tegenstanders van de brain-drain wel niet al te verkeerd worden gevonden. Men kan overigens uit de cijfers van Grubel en Scott geen definitieve conclusies trekken over de betekenis van de migratie. Daartoe zou men tenminste de aantallen economen in het moederland moeten kennen, en dat is niet onderzocht. Er zijn zes Indonesiërs onder de economen in de VS - maar hoeveel zijn er in Indonesië? Voor Nederland is de berekening echter makkelijk te maken. Volgens Grubel en Scott heeft de Benelux vijfendertig economen aan de VS geleverd. Er wordt geen splitsing over de drie landen gemaakt, maar laat er nu eens twintig Nederlanders bij zijn (België produceerde vanouds minder economen dan Nederland, al zijn er heel spectaculaire gevallen van emigratie, zoals R. Triffin). Naar ruwe schatting lopen er in Nederland zo'n zevenduizend afgestudeerden in de economie rond. De helft daarvan laten we buiten beschouwing, omdat het bedrijfseconomen zijn en deze in het onderzoek van Grubel en Scott waarschijnlijk | |
[pagina 23]
| |
niet zijn meegeteld. Dat brengt ons tot de conclusie, dat hooguit vierzevende procent van de Nederlandse economen in de VS zit. Er zijn er dus nog genoeg in het moederland overgebleven; dat wisten we trouwens zó ook wel. Voor zover het de Nederlandse economen betreft is er van een brain-drain geen sprake. |
|