Dat stomme economenvolk met zijn heilige koeien
(1976)–J. Pen– Auteursrechtelijk beschermd3. Treurig avondje RusskiGa naar voetnoot*Opdat de herdenking van de Grote Russische Revolutie niet geheel onopgemerkt voorbijgaat, schrijf ik enkele indrukken op van een samenscholing, die 3 november (in de Lutherse kerk aan het Spui, de noodaula van de universiteit) te Amsterdam werd gehouden. De studievereniging Machiavelli had een forum op touw gezet om nog eens wat na te praten over de geschiedenis van de Sowjet-Unie, met een blik op de toekomst natuurlijk, en had daarvoor een heuse Rus uit Moskou over weten te krijgen. De naam is Bochdanow, een nogal bekende econoom, gespecialiseerd op het imperialistische monopolie-kapitalisme, maar toch ook geverseerd in Sowjet-toestanden. Verder waren er twee gediplomeerde Marx-kenners (Harmsen en Elders) voorhanden, die meer voor de historische en de filosofische kant zouden zorgen, en ik was uitgenodigd vanwege de economie. Mijn kennis van de Sowjet-organisatie houdt niet over, maar vooruit. Het werd naar mijn gevoel (dat zoals gewoonlijk door anderen niet gedeeld hoeft te worden) een heel melancholieke avond. Leerzaam voor wie dacht dat een goed gesprek (VPRO-taal) met de communisten wat zou kunnen uithalen. | |
[pagina 14]
| |
sturen dan een geoefend debater? - zich daar uit te redden. Hij zegt bijvoorbeeld dat de Chinezen hun eigen boontjes moeten doppen, en het allemaal eerst maar eens waar moeten maken - tenslotte heerst daar nog honger - terwijl de platgedrukte schrijvers een naar probleem vormen, waar de spreker zelf ook mee zit, maar ja, wat wil je; bij het hakken vallen spaanders, in Rusland zelf is echt wel sympathie voor allerlei nieuwe en kritische stromingen; als de ontwikkeling snel gaat kan het voorkomen dat sommige rechters wat erg streng zijn, en dat is natuurlijk ook beroerd, maar misschien komen Daniël en Sinjawsky wel gauw vrij, enzovoort. Zo zou een propagandist, of een Westers scepticus, de zaak aanpakken. Maar professor Bochdanow speelde alles over de band van de stralende volmaaktheid en de glasharde superioriteit, en iedereen die ook maar even iets anders zou kunnen denken had honderd procent ongelijk. In een kwartier tijds had hij, voorzover ik kon nagaan, iedereen tegen zich. Het was een avond vol sterke anti-propaganda, waarin op het laatst iedereen onze gast liet vallen. Hij bleef er kalm en opgewekt onder, dat wel, en schoot maar een of twee keer uit het slofje. Dat was toen het over Trotski ging. Het begin was al dadelijk moeilijk te plaatsen. Bochdanow hield een inleiding, in het Engels, over de fasen van de historische ontwikkeling, waarbij het Russische socialisme dan binnenkort zou overgaan in het communisme. Alleen ignoranten konden van die overigens heel duidelijke uiteenzetting nog wat leren; zij bevatte niets wat de geest of de fantasie zou kunnen prikkelen. Het accent viel op de grote prestaties van de Sowjet-economie, dus op de groei van de produktie. Dit laatste is tegelijk ontroerend en irriterend; want iedereen weet, dat het verrotte Westen een veel hoger peil van de materiële produktie heeft bereikt, en dat sommige kapitalistische landen groeipercentages bereiken, die die van de Sowjet-Unie overtreffen (Japan, af en toe Italië). Als de Russen op die manier hun superioriteit willen bewijzen, moeten ze vroeger opstaan. Ze mogen best trots zijn op wat ze bereikt hebben, want dat is niet niks; maar het is een tactische fout om in de produktiecijfers een bron van antagonisme te zien. Want wat de Russen niet begrijpen is dat de meeste mensen hier in het Westen, en dat geldt ook voor de meeste (echte) ondernemers - ik spreek hier niet over de rancuneuze kleinburgers - de Sowjet-Unie haar economische stelsel best gunnen. Het is hier langzamerhand doorgedrongen, dat dat systeem heel aardig werkt - niet volmaakt, maar dat doet het onze ook niet. De groei van de Russische produktie is inderdaad indrukwekkend, en de welvaart neemt er gaandeweg ook toe. In sommige sectoren zijn zij al beter af dan wij; het aantal patiënten per arts is in Rusland veel kleiner dan hier of in de VS. Daar staat tegenover dat de huisvesting, toch ook een typisch sociale sector, ver achter ligt; vergeleken bij de Russische woningtoestanden (zeven vierkante meter per persoon!) is onze woningnood een lichtvoetig | |
[pagina 15]
| |
feestje. Maar ze bouwen. En ze komen meer aan de klant tegemoet dan vroeger. Weldenkende mensen in het Westen zijn daar blij om. Zij hopen, dat de stijgende consumptie van de communisten een wat vriendelijker volk zal maken, of dat althans hun regeerders wat humaner zullen worden, vooral ook tegen hun eigen onderdanen en kameraden. En tegen ons. Persoonlijk betwijfel ik of er een dergelijk aangenaam verband bestaat tussen welvaart en politieke vriendelijkheid - die twijfel is er gisteravond niet kleiner op geworden - maar dat is geen reden om niet te blijven hopen. Ik heb niet de indruk gekregen dat Bochdanow dit in de gaten had. De communistische ideologie brengt mee, dat bezoekers uit Moskou ons indelen in twee categorieën: degenen die anticommunist zijn, en dus het Sowjet-systeem verwerpen omdat het (al was het maar door zijn lichtende voorbeeld) een bedreiging vormt voor de kapitalistische uitbuiting; dat is dus de categorie der uitbuiters en hun lakeien. En de tweede categorie is die van de verdrukten, die vanuit hun smart opzien naar de Sowjet-Unie als de enige hoop; natuurlijk wordt er ook nog ruimte gelaten voor een versufte categorie van verdrukten, die zover heen is dat zij zich van niets meer bewust zijn, maar deze groep speelt in de discussie uiteraard geen rol. De Russen zien niet in, dat zij in het Westen ook nog mensen kunnen ontmoeten die de Sowjet-organisatie van de produktie nog zo dwaas niet vinden, maar die bezwaar hebben tegen de terreur en de angst, die het noodzakelijk gevolg zijn van een totalitair regime. Het was vooral op dit punt, dat Bochdanow de zaal van zich verwijderde. Hij gaf er geen enkel blijk van, dat hij meeleefde met de slachtoffers van Stalin. Ze bestonden, geloof ik, bij hem niet. De hele Stalin was trouwens een soort witte vlek op de kaart. Want wat te denken van het volgende. Uit de zaal wordt gevraagd of er niet een mogelijkheid bestaat dat de huidige regeerders, die toch in het verleden met Stalin hebben samengewerkt, nog iets van zijn ideeën hebben overgehouden. Daarop repliceert Bochdanow met een theoretisch betoog: de Russische leiders steunen op de brede massa van het volk, het socialisme brengt alleen de grootsten en meest geïnspireerden naar voren, en deze leiders passen de wetten toe van de glorieuze Sowjet-staat. Natuurlijk zit iedere toehoorder met de vraag in zijn hoofd, hoe dat dan gelopen is met Stalin, die toch ook een leider was en glorieuze wetten maakte en uitvoerde - maar de spreker anticipeert met geen enkel woord op die vraag. Er wordt gevraagd naar Beria - hoe zat dat met hem? Antwoord: ‘Beria heeft gezondigd tegen de wetten van de Sowjet-Unie’. Ja ja, maar hij was toch een leider? Antwoord: ‘Dit is een juridische kwestie. Beria overtrad de wetten’. Ook Daniël en Sinjawsky hebben de wet overtreden. 't Is gewoon een kwestie van strafrecht. Er werd gevraagd wanneer ze vrij kwamen. Antwoord: ‘Zodra ze hun gerechtvaardigde straf hebben uitgezeten’. Dat antwoord valt natuurlijk niet lekker bij een Amsterdams gehoor, | |
[pagina 16]
| |
en Bochdanow had het kunnen weten. Hij beging de tactische fout te vragen, of wij de werken van die twee schrijvers soms hadden gelezen, want anders konden wij hun misdaad niet peilen. Nee, werd gezegd, en dat hoeven wij ook niet. Wij hebben de misdaden van de slachtoffers van het Griekse bewind ook niet gepeild, en toch willen we dat ze vrijkomen. Dat nam Bochdanow niet. Iedere vergelijking tussen de communistische leiders en de Griekse fascisten is een belediging voor de Sowjet-Unie. Ja, best (of niet best, want wij discussiëren niet in termen van belediging of niet, maar alla); voor de gevangenen komt het echter op hetzelfde neer; het zijn politieke slachtoffers. Iemand uit de zaal vroeg: heeft professor Bochdanow de werken van Daniël en Sinjawsky dan wel gelezen? Het meer oprechte dan tactische antwoord was: nee. (In Staphorst lezen ze Wolkers ook niet - geen reden voor ze om er niet krachtig tegen te zijn.) Uit de zaal wordt gezegd: ‘In Amsterdam is gedemonstreerd met de leuze: honderdvijftig jaar koninkrijk - mooi geweest. Zou men in Rusland kunnen demonstreren met de leuze: vijftig jaar Sowjet - mooi geweest?’ Had Bochdanow ook maar iets begrepen van zijn auditorium dan had hij gelachen en gezegd: wel ja, waarom niet? We moeten immers naar de nieuwe fase toe? In plaats daarvan zei hij: ‘Wie zou zulke onzin willen uitdragen? Bij ons niemand’ - en daarmee gaf de spreker andermaal het publieke geheim prijs dat er in Rusland één opvatting heerst over het politieke systeem, en wie mocht twijfelen aan die opvatting houdt zijn mond. Voor zijn gezondheid. Toen dat laatste gesuggereerd werd, ging Bochdanow koeltjes inmenging in Russische zaken van de hand wijzen - maar waarvoor zaten we daar dan anders? En zou hij niet weten dat die afkeer van inmenging in Nederland associaties oproept met Zuid-Afrika. De avond werd pas onprettig voor Bochdanow, of misschien juist spannend toen Marx, Lenin en Trotski ter sprake kwamen. Roel van Duyn, gekleed als een zeer verzorgde moejik, besloop de microfoon en vroeg, helder articulerend, of onze Russische gast niet van mening was dat Trotski een historisch belangrijke rol had gespeeld bij de revolutie in Petersburg. En of Trotski's ideeën over de wereldrevolutie misschien toch niet meer Leninistisch waren dan die van Stalin. En of er toch, achteraf gezien, niet een zekere verdienste school in deze figuur? Nee, zei Bochdanow. Nee en nog eens nee. Van Duyn kreeg hulp van dr. Harmsen, die in het forum zat, en die herinnerde aan een brief van Lenin, gedateerd zus en zo, Köchels Verzeichnis nummer zoveel, geschreven vlak voor zijn dood (als ik het allemaal goed begrepen heb) waarin Lenin zijn grote waardering voor Trotski tot uitdrukking bracht. Voor het eerst zag ik bij onze gast het rechte vuur ontwaken. Harmsen en Van Duyn hadden, zo zei hij uiteraard, van Lenin niet veel begrepen. Aangezien zijn verweer in het Russisch ging, en de tolk ook wat moe begon te worden, raakte er nogal wat argumentatie zoek, althans voor mij; maar je kon merken dat Bochdanow | |
[pagina 17]
| |
eindelijk het gevoel had gekregen met serieuze debaters van doen te hebben en niet met de speeltuin of met anarchisten die zichzelf niet au serieux nemen. Voor het overige liep de discussie in helaas zeer bekende banen. Hoe zit het met de werkloosheid in de Sowjet-Unie nu er zo geautomatiseerd wordt? Er is geen werkloosheid in de Sowjet-Unie. Is het niet eigenaardig dat de produktie-voor-de-behoefte in Rusland tot een geringere aanpassing aan de wensen van de consument leidt dan de kapitalistische produktie-voor-de-winst het in het Westen doet? De kapitalistische produktie bevredigt de consument niet. Maar is het dan toch niet waar dat het reële loon in West-Europa en de VS hoger ligt dan in Sowjet-Rusland? Nee, het is er lager; dat is een kwestie van cijfers, een concreet probleem (ik heb menen te begrijpen dat de uitdrukking ‘een concreet probleem’ wil zeggen dat er verder niet over gepraat hoeft te worden). Men moet, zei Bochdanow (gesteld dat ik het juist weergeef), ook niet afgaan op enkele feiten, zoals statistieken van het verbruik, maar op de ontwikkeling en het diepere wezen: het wezen van de kapitalistische produktie is de uitbuiting, en dus kan de arbeider het alleen maar slecht hebben. Enz. enz. Dit soort theologie zou amusant zijn als verschijnsel, maar dan niet zo laat op de avond. Je moet goed uitgerust zijn, en 's middags behoorlijk geslapen hebben, om er om te kunnen lachen. Deze ontmoeting heeft mij versterkt in mijn pessimistische vermoeden, dat er met de Russen slecht te praten valt. Wel over onschuldige onderwerpen, zoals de ijver en de motivering van de studenten, de kwaliteit van het vlees in Suisse, de nadelen van wijn boven thee, en stellig ook over de economische inrichting van de Sowjet-Unie. Over dat laatste onderwerp kunnen wij veel horen wat we niet wisten, en een redelijke discussie is mogelijk over de hervormingen à la Liberman, het nut van gratis verstrekkingen, het effect van de automatisering op de scholing, en zo meer. Een gesprek is niet mogelijk over een begrip als politieke vrijheid, want dan weten zij niet waar wij over praten. Een gesprek is nog veel minder mogelijk over onze economie. Niet alleen dat wij dan niet weten waar zij over praten, maar ze weten het zelf niet. Zij zien het Westen in de kromme spiegel van een rare oude theorie uit het holst van de negentiende eeuw. De regels van het redeneren zijn bovendien verschillend. Het is alsof men schaakt met iemand, die zijn pionnen achteruit zet en de koning van hier naar ginder laat schuiven; af en toe neemt hij koelweg enkele stukken van de tegenstander en rekent die tot zijn eigen kleur. De meeste schakers worden daar zeer nerveus van. Er moet natuurlijk met de communisten worden overlegd, hoe meer hoe liever. Ik pleit voor een levendige uitwisseling. Als ik maar niet hoef. |
|