Dat stomme economenvolk met zijn heilige koeien
(1976)–J. Pen– Auteursrechtelijk beschermd2. De onduidelijkheid van D'66Ga naar voetnoot*Zoals iedereen weet heeft de rechterlijke macht over Dorus beslist, dat hij (A) socialist is, en (B) kapitalist, zodat je (C) nog alle kanten met hem uit kunt. Daarin lijkt hij op D'66. Als Dorus de taal van dit jonge frisse clubje sprak, zou hij van zichzelf zeggen dat hij pragmatisch was, niet gebonden aan dogma's, niet belast door een ideologisch verleden, niet oud, ziek en moe; doch integendeel open, ontvankelijk, vol energie om aanstonds ferm aan te pakken, om meteen te doen wat gedaan moet worden. Wat dat precies inhoudt op sociaal-economisch terrein laten ze liever nog maar wat in het midden. Daarin lijkt D'66 niet alleen op Dorus, maar ook de Christelijke Historischen, en vooral ook op de KVP. Lang leve de duidelijkheid. Naar mijn mening moet een partij die met iets nieuws pretendeert te komen, een sociaal-economisch programma hebben. Dat lijkt vanzelfsprekend, maar het is het niet. In Het Parool van 18 februari 1967 schreef de (hoofd)redactie dat de traditionele partijen de fout hebben gemaakt, de politiek gelijk te stellen met sociaal-economische kwesties. Nu is dat in de eerste plaats niet waar - er zijn legio partijen die zich in de eerste plaats interesseren voor heel andere zaken, zoals bijvoorbeeld het geloof. Maar goed, er wordt inderdaad veel gepraat over belastingen, lonen, inflatie en dat soort dingen. Volgens dat commentaar in Het Parool zou dit soort technische details de kiezers niet zoveel kunnen schelen, en het succes van D'66 zou deels te verklaren zijn uit het ontbreken | |
[pagina 10]
| |
staat. Bij D'66 zit het in elk geval niet zo simpel. In datzelfde nummer van Het Parool staat een interview met de fractievoorzitter. En, meneer Van Mierlo, wat gaat D'66 het eerste doen in de Kamer? Antwoord: ‘Aansturen op een vierjarenplan voor de investeringen en de bestedingen’. Dat doet mij nogal aan economische dieventaal denken; helemaal correcte economische taal is het overigens niet, want (even schoolmeesteren) de investeringen zijn een onderdeel van bestedingen. In ieder geval geeft Van Mierlo prioriteit aan het economische werk. Dat had hij dan voor de verkiezingen wel even mogen zeggen, en vooral ook in welke zin hij dat vierjarenplan denkt te beïnvloeden. Wat gaat er voor, scholen en wegen of lagere belastingen voor de middengroepen? Daar mogen we voorlopig naar raden (leve de duidelijkheid). Toch is dit een van de grote meningsverschillen in Nederland. En dat moet dus in de politiek tot uitdrukking komen. Dat is maar wat ik wou zeggen: De Nederlanders denken niet gelijk over de belastingen, de inkomensverdeling, de overheidsuitgaven, het overheidsingrijpen in het economische leven. Het laat ze, naar mijn mening, ook niet koud. Ik geef toe, dat ze zich meer opwinden over het voetballen en het schaatsenrijden, maar dat komt mede omdat de bezigheden van de sportmensen overzichtelijker en begrijpelijker zijn. Het is een van de taken van de politieke partijen om de economische zorgen, wensen en frustraties van de mensen even overzichtelijk te maken als de sport. Dat zal wel nooit helemaal lukken, maar het lukt zeker niet als we net doen of het de kiezers eigenlijk geen zier kan schelen. Nu zijn er stellig kiezers die weinig belangstelling hebben voor het economisch beleid. Ik denk niet aan degenen die helemaal nergens belangstelling voor hebben (behalve voor het schaatsen en het voetballen van anderen), maar aan de niet zo kleine groep van jonge mensen die het gevoel hebben dat het met hun eigen inkomen en hun eigen plaats in de maatschappij wel terecht zal komen. Hun financiële eisen zijn voorshands bescheiden, hun gezin is klein, hun werk is interessant, zij vertrouwen erop dat zij te zijner tijd promotie zullen maken en daarnaast is de wereld vol meeslepende dingen. Dat gedram over een beetje meer of minder geld hangt ze de keel uit. Dit is een begrijpelijke houding en zulke mensen stemmen misschien graag op D'66. Ja, maar er zijn ook andere mensen. De een heeft een groot gezin en stomvervelend werk, en hij vraagt zich af waarom zijn vrouw zo slecht met het huishoudgeld rondkomt, terwijl zijn loon toch telkens omhoog gaat. De ander betaalt zich blauw aan belasting en hij zoekt naar schuldigen en naar oplossingen. Weer een ander heeft nog wel werk, maar onder zijn kennissen zijn al ontslagen gevallen en hij zou graag het gevoel hebben, dat een crisis kan worden voorkomen. Nog weer een ander moet een gemeente besturen met een te kleine begroting waar bovendien een gat in zit - als staatsburger zou hij | |
[pagina 11]
| |
graag stemmen op een partij die hem wat meer armslag belooft. En dan is er de niet zo kleine groep dergenen, die vinden dat de maatschappij helemaal verkeerd is ingericht - mogen zij misschien -, dat de rijken te rijk en de armen te arm zijn, dat de grote bedrijven te veel macht hebben, dat de standen nog een te grote rol spelen (en niet alleen bij het verdelen van de baantjes, maar ook voor de rechter, in de schouwburg, op straat). Al deze mensen, met al hun tegenstrijdige belangen en opvattingen, moeten kunnen stemmen op politieke partijen die hun van te voren, bij wijze van programma, uitleggen wat ze van deze dingen denken. Het lijkt een gemeenplaats, maar het mag nog wel eens gezegd worden. Als de politieke partijen deze meningsverschillen over het sociaal-economische beleid verdoezelen, loopt het politieke leven in Nederland vast. De narigheid van de KVP is niet dat het een confessionele partij is, maar dat het economische programma te wollig is. De KVP wil een harmonische opbouw van de maatschappij, waarin ieder het zijne krijgt, en waarin niet de ene groep boven de andere wordt bevoordeeld. Ja ja, dat klinkt goed. De moeilijkheid van de CHU is niet dat het een partij van oude heren is (want dat is niet zo), maar dat haar economische programma vaag is. De moeilijkheid van D'66 is niet zozeer, dat zij van jong en energiek een schijnargument hebben gemaakt, maar dat zij jong en energiek aan het knutselen zijn geslagen op een terrein - districtenstelsel, gekozen minister-president - waar geen wezenlijke verbeteringen van de maatschappij zijn te behalen, terwijl zij zich van de wezenlijke binnenlandse sociaal-economische vragen hebben afgemaakt met een Jantje van Leiden. En dat zij anderen bestrijden met het schijnheilige argument dat die anderen zo dogmatisch zouden zijn, en zo ideologisch. Wat in Nederland nodig is, is precies het omgekeerde. Wij moeten de kiezers een keuze bieden uit enkele hoofdinrichtingen die het sociaal-economisch beleid kan inslaan. ‘Duidelijkheid’ wil zeggen, dat een partij antwoord geeft op bijvoorbeeld deze vraag: als ik honderd miljoen extra te verdelen had, wie zou ze dan krijgen? De lagere inkomentrekkers? De gemeenten? De woningbouw? De werkloosheidsbestrijding? De middengroepen? Laten we er ons niet van af maken door te zeggen: iedereen krijgt wat. Een partij die antwoordt: wij willen een harmonische opbouw, zou stemmen moeten verliezen. Dat is dan ook gebeurd. Een partij die antwoordt: ik ben als Dorus, zou geen stemmen moeten krijgen. Nou, dat is dan niet gebeurd. Leve de duidelijkheid. | |
Naschrift (1975)Nu D'66, bij ontstentenis van mensen die er op stemmen, praktisch opgehouden heeft te bestaan lijkt het niet meer dan fair om het bo- | |
[pagina 12]
| |
venstaande oordeel te herzien. Want weliswaar is deze partij destijds begonnen als een pure reclamestunt met een imago dat uit de lucht gegrepen was: fris, jong, moedig, dynamisch, pragmatisch, en een behoorlijk programma ho maar. Maar dat is sindsdien veranderd. D'66 heeft zich namelijk als geen andere partij toegelegd op het uitdenken en aan de man brengen van een nieuwe politiek om het milieu te redden en om zuinig om te springen met schaarse grondstoffen. Al voor het verschijnen van het eerste rapport van de Club van Rome in 1972 heeft W.L. Brugsma, min of meer in naam van D'66, de nieuwe soberheid aanbevolen, in de Haagse Post en op de televisie. Een van de beste Nederlandse deskundigen op het stuk van energie is J. Terlouw, tweede-kamerlid voor D'66. Paula Wassen, eerste-kamerlid voor D'66, is een van de zeer weinige leden van de ‘Staatscommissie voor het bevolkingsvraagstuk’ die het minderheidsadvies voor een geringere Nederlandse bevolkingsomvang heeft onderschreven. Wie onvriendelijk wil zijn kan het zo formuleren dat de Club van Rome er nog even voor gezorgd heeft dat D'66 een eigen politiek gezicht kreeg. Maar de onvriendelijkheid lijkt misplaatst; we hebben in Nederland te weinig mensen die echt begaan zijn met het milieu en die echt vinden dat de Nederlandse bevolkingsomvang moet worden teruggeschroefd. De nieuwe politiek was voor D'66 overigens een tweesnijdend zwaard. Aan de ene kant was er de winst door de duidelijkheid en ook doordat D'66 aansluiting kon zoeken bij respectabele actiegroepen. Het is nu eenmaal een feit dat veel pogingen om restanten van de Nederlandse natuur te redden worden ondernomen aan de basis. Zo kreeg dat speciale democratische karakter van D'66 ook nog wat onverwachte inhoud. Maar aan de andere kant werd D'66 geconfronteerd met het verschrikkelijk onpopulaire van de nieuwe soberheid. Wie haar verdedigt raakt makkelijk op de elitaire toer; hij moet mijlenver afstand nemen van wat de meeste mensen en hun organisaties (vakbonden, bedrijven) willen, namelijk méér. (Zie hierna: De zwakke stee van het rapport-Mansholt.) Voor D'66 was deze positie extra-moeilijk; de club bestaat immers uit welgeklede, snelle, vakantieminnende, sterk gemotoriseerde, hedonistische types die best bereid zijn het persoonlijk met wat minder te doen, maar alleen bij de gratie van het feit dat ze relatief nog goed af zijn. Wie wel eens een congres van D'66 in de jaren zeventig heeft meegemaakt krijgt niet de indruk dat de nieuwe soberheid al echt in deze kringen wortel heeft geschoten (evenmin trouwens als in veel andere kringen). Dat heeft D'66 iets verscheurds gegeven. Misschien heeft het ook wel bijgedragen tot de electorale ineenstorting in 1974. Het sombere wereldbeeld - er is geen redding, niets helpt, we gaan er aan - dat tegenwoordig door W.L. Brugsma wordt uitgedragen past slecht bij het jonge dynamische zelfvertrouwen waar het aanvankelijke succes op was gebaseerd. Ik vind de ondergang van D'66 jammer. Ik had ze hun slechte start | |
[pagina 13]
| |
(‘het oude bestel is ziek en moe’) allang vergeven en ik heb er nooit een punt van gemaakt dat ik destijds aldoor al dacht: hoe lang zou het duren voordat die Van Mierlo zelf moe wordt - ook niet toen hij zo door afmatting werd overweldigd dat hij op kritieke momenten in Frankrijk moest uitrusten in plaats van in Den Haag het werk te doen waar de kiezers hem voor hadden ingehuurd. Dat soort van inzinkingen kan een mens soms overvallen en Van Mierlo is er misschien wat toleranter door geworden ten opzichte van andermans vermoeidheid en leeftijd. Ik heb mij ook nooit aan leedvermaak schuldig gemaakt toen D'66 in de kuil viel die ze altijd voor andere partijen had willen graven, ook al had ik liever gezien dat ze hun wensen destijds niet hadden geformuleerd door die partijen een ontploffing toe te wensen; verdampen, dat was een sympathieker wens geweest als het over politieke uiteinde van rivalen gaat. Maar de verdamping van D'66 lijkt me een duidelijk verlies voor het politieke leven in Nederland. Ik hoop dat er nog eens een nieuwe beweging op gang komt die evenveel oog heeft voor de eisen van de nieuwe economische politiek als D'66. |
|