De Sint Janskathedraal te 's-Hertogenbosch
(1985)–C.J.A.C. Peeters– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 15]
| |
2. BouwberichtenBouwberichten over de kerk tot 1629De bouwberichten over de Sint Janskerk zijn uiterst schaars en onduidelijk en haar vroegste geschiedenis is geheel onbekend. Men mag aannemen, dat de kerkfabriek van Sint Jan, in 1295 al bestaande, reeds spoedig een zorgvuldige boekhouding is gaan voeren, maar van de fabriekrekeningen zijn geen oudere fragmenten dan laat 15de-eeuwse bewaard gebleven. Hoe die middeleeuwse rekeningen verloren zijn gegaan, is geheel onbekend, maar het is in elk geval onwaarschijnlijk, dat zij meegenomen zouden zijn door bisschop Ophovius na de capitulatie van de stad en dan in Antwerpen of Mechelen terechtgekomen zouden zijn en daar pas later verdwenen. Niets wijst daarop en de bisschop had wel belang bij het in veiligheid brengen van toen actuele kerkbestuurlijke documenten, maar zeker niet van het oud-archief. Bovendien wijst de hele opzet, redactie en terminologie van de protestantse kerkrekeningen van de Sint Jan en de andere Bossche kerken vanaf 1630 erop, dat men het bestaande rekeningenstelsel nog rechtstreeks onder ogen gehad heeft. De middeleeuwse rekeningen zullen dus pas later het slachtoffer van achteloosheid en opruimingslust geworden zijn, zoals tenslotte bij de meeste kerken het geval is geweest. Gelukkig werpen de daarentegen grotendeels behouden gebleven rekeningen van de Bossche Lieve Vrouwe Broederschap, welke ook de uitgaven en inkomsten voor de verbouwingen en vernieuwingen van haar kapel bevatten, soms zijdelings licht op de voortgang van de bouw van de Sint Jan.
Sinds omstreeks 1340 komen in testamentaire acten legaten voor aan de kerkfabriek, maar de bestemming van de gelden is zo algemeen, dat zij zowel voor het gewone onderhoud als voor nieuwe bouwbedrijvigheid gediend kunnen hebben; de data der acten leveren voor de bouwgeschiedenis niets op tenzij soms de omschrijving van de plaats van hun verlijden, zoals bijvoorbeeld acta in novo choro. De oudste litteraire bronnen in de vorm van kronieken en annalen dagtekenen pas uit de 16de eeuw en leveren slechts onduidelijke, onsamenhangende en tegenstrijdige gegevens op in plaats van een sluitende bouwgeschiedenis. Hieronder volgt een kalendarium van de voornaamste feiten en lotgevallen.
1222 Zoals bij het overzicht van de kerkelijke geschiedenis hiervoren al opgemerkt, wordt de kerk in 1222 voor het eerst vermeld. 1268 Anno 1268 erectum est sacellum Deiparae circa locum ubi nunc est turris ecclesiae cathedralis a parte occidentali. Weliswaar een vroeg jaartal, maar pas rond 1637 meegedeeld, zonder dat bekend is of daarvoor een gefundeerde overlevering aanwezig was.Ga naar eind1 Maar het wordt herhaald: ‘Anno 1268. is gebouwt de Lieve Vrouwen Capelle / die daer in de St. Jans Kerck ghetrocken is / waer van dat de overblijfselen noch ghesien worden aen de noort-zijde van den Tooren’.Ga naar eind2 Wanneer deze berichten juist zijn, dan is de toren dus in 1268 al aanwezig, waarmee het romaanse karakter van zijn oudste kern niet in tegenspraak is. Hij kan chronologisch het sluitstuk geweest zijn van een romaanse kerk die wellicht al vóór 1222 in wezen was. In de eerste stedebouwkundige ontwikkelingen van de in 1196 genoemde nova civitas, waarvan slechts een klein deel kort na 1200 ommuurd wordt, is een ligging van de oudste kerk ter plaatse van de huidige niet vreemd. 1274 Een schepenacte uit 1274 handelt, zoals hiervoren onder de kerkelijke geschiedenis al beschreven, over de besteding van de nalatenschap van Willelmus de Gandavo, waaruit acht priesters van de Sint Janskerk een schenking ontvangen. Zij bedienen het hoogaltaar en de altaren van de Maagd Maria, Nicolaas en Elisabeth. 1280 ‘Inden jaere ons Heeren dusent cc en. lxxx wert den eersten steen geleet van sint Ians kercke en. den eersten grontslach, en. namaels allenxken volmaect’.Ga naar eind3 | |
[pagina 16]
| |
Ecclesia ista cathedralis aedificare incepta est anno 1280, et tectum impositum 1312....Ga naar eind4 ‘Anno 1280, wiert de eerste steen aen dese Kerck geleydt’. ‘Anno 1312, is het dack op dese Kerck geleydt / in voegen dat dit voortreffelijck werck in den tijdt van 32. jaren is voltrocken’.Ga naar eind5 Op grond van deze berichten wordt vrij algemeen (Hezenmans, Smits, Mosmans, Vermeulen, Ozinga) aangenomen, dat de romaanse kerk op de toren na vanaf 1280 vervangen werd door een vroeggotische kerk, die op haar beurt voor de huidige plaats gemaakt zou hebben. Daarbij bleef, alleen volgens Mosmans, de plattegrond van 1280 de basis. Aan het huidige kerkgebouw, ook in de lage westelijke partijen die het oudste lijken, is niets aanwezig dat met een bouwdatum 1280-1312 verbonden kan worden. Het is mogelijk, dat in de datum ‘dusent cc en. lxxx’ die Cuperinus rond 1550 gegeven heeft, al sinds het oudste handschrift een c is weggevallen en dat men in feite moet lezen: ‘dusent ccc en. lxxx’, 1380. Dat is dan de begindatum die Simon Pelgrom opgeeft (zie hierna nog). Daarmee wil niet gezegd zijn, dat er vóór 1380 aan een eerste, oorspronkelijke, romaanse kerk niets verbouwd zou zijn. Zij kan met kapellen en altaren uitgebreid zijn, het laatste is zeker het geval: 1304 eerste vermelding van het H. Kruisaltaar.Ga naar eind6 1312 eerste vermelding van het H. Geestaltaar, in een transportacte.Ga naar eind7 1318 In 1318 wordt de Lieve Vrouwe Broederschap gesticht, die toestemming krijgt legendi, cantandi, et divina celebrandi officia, in choro laterali ecclesiae beati Johannis Evangelistae, dicti oppidi de Buscoducis, ad honorem Dei et gloriosae virginis matris suae noviter constructo.Ga naar eind8 De Sint Janskerk heeft dus een nieuw gebouwd zijkoor waarin voortaan de nieuwe Broederschap haar diensten mag verrichten. Op grond van het woord chorus alleen is het echter geenszins noodzakelijk (zoals de meeste schrijvers menen), aan een koor naast het hoofdkoor der kerk te denken: elke kapel kan chorus lateralis heten, ook een nieuwe zijkapel bijvoorbeeld ergens langs het oude romaanse schip der kerk. Alleen Hezenmans situeert haar inderdaad aan de noordzijde van het schip, maar de zuidkant komt even goed in aanmerking.Ga naar eind9 1320 Van 1320 tot 1341 worden bij het kerkhof (juxta cymeterium) en aan de oostkant van de kerk (in fine ecclesie versus plagam orientalem, versus partem orientalem ecclesie beati Joahannis) door de kerkfabriek perceelsgewijze huizen aangekocht, die gesloopt worden ad amplificationem ecclesie.Ga naar eind10 Deze oostwaartse vergroting van het kerkhof kan wijzen op grote ruimtebehoefte voor het begraven zonder meer, maar ook op een voornemen om de bestaande kerk oostwaarts te vergroten en bijgevolg de noodzaak het kerkhof oostwaarts te verplaatsen. 1366 De stichting van het kapittel van Sint Jan dient als bouwbericht vermeld te worden, omdat in het algemeen in de middeleeuwse kerkelijke bouwbedrijvigheid de kanunniken een grote rol als bouwheren vervullen en in de Nederlanden de collegiale of kapittelkerken naast de enkele kathedralen en de abdij- en kloosterkerken de grote monumenten zijn. Ook in Den Bosch kan van de kapittelstichting een grote bouwimpuls uitgegaan zijn. 1370 Acta in novo choro, heet het van het testament van Christina Daniels van Vladeracken in 1370, maar hiermee kan, zoals in 1318, elke mogelijke nieuwe zijkapel bedoeld zijn.Ga naar eind11 1380 ‘In 't Jaer 1380 sijn de fondamenten geleijt vande groote ende voortreffelijcke S. Jans Kerck’.Ga naar eind12 De schrijver van deze woorden, Simon Pelgrom, is de enige die het jaar 1380 als begindatum van de bouw van een nieuwe kerk geeft, waar de anderen het bouwbegin een eeuw vroeger leggen (zie voren bij 1280). Het stijlkarakter van het huidige koor is niet strijdig met een begin rond 1380. Behoefte aan een grotere kerk zal rond die tijd zeker gevoeld kunnen zijn, wanneer men bedenkt, dat de stad rond 1318 een 6.000 inwoners had, maar rond 1375 al ongeveer 13.000 inwoners.Ga naar eind13 1381 In de zomer van 1381 verricht een tot dan veronachtzaamd Mariabeeld zijn eerste mirakelen. Ook dit is een bouwbericht, omdat de toeloop van pelgrims en hun offergaven niet zonder gevolgen zijn voor de ruimtebehoeften, de inkomstenbronnen en de uitgaven van de kerkfabriek. 1390 In 1390, 1394, 1399 en 1401 worden erven aangekocht ten oosten van het kerkhof, mogelijk om begraafplaats te winnen achter een zich oostwaarts uitbreidend nieuw koor, althans de straalkapellen daarvan.Ga naar eind14 1400 In 1399 wordt de stadscomme van het stadhuis naar de Sint Jan overgebracht en in 1400-1401 met vier haken verankerd in een muur der kerk, vermoedelijk in de Lieve Vrouwekapel. De kerk werd aldus, zoals ook in andere steden wel gebruikelijk, de bewaarplaats van de kist, charters, privileges, keuren en zegels der stad. In 1733 kwamen de documenten in het stadhuis te berusten, maar de comme zelf, een ijzeren kist, bleef nog een tijd, mogelijk tot in het begin van de 19de eeuw, in de kerk staan.Ga naar eind15 1405-1406 ‘Ghescenckt meester Willem van Kessel bij een deel van den ghesellen doen hi ons toeseide, dat hi ons coer wijer maken soude dan sunterclaes coer alsoe dat ons ter mate ruijm ghenoech sijn soude, xvi pl.’.Ga naar eind16 Of deze toezegging aan de Lieve Vrouwe Broederschap, in welker rekeningen deze post is opgenomen, gestand gedaan is, is te betwijfelen, maar wel leert deze tekst, dat het St. Nicolaaskoor, de gehele buitenste zuidelijke zijbeuk van het huidige koor in beslag nemende, reeds bestond en dat de Broederschap | |
[pagina 17]
| |
gebruik maakte van de diensten van de meester die de kerkbouw leidde, zoals zij al meer dan twaalf jaar eerder gedaan had jegens dezelfde Willem van Kessel (zie hierna, bij de bouwberichten over de Lieve Vrouwe Broederschapskapel afzonderlijk). 1410 ‘Int iaer ons Heeren dusent cccc en. x dede den donder veel scade aen sint Ians kerck en. in andere kercken’.Ga naar eind17 1415 Bij testament van 1415 kiest Nella, dochter van wijlen Johannes de Woesic, haar grafplaats in novo choro dicte ecclesie sancti Johannis.Ga naar eind18 1418 Bij testament van 1418 sticht plebaan Ghiselbertus van Bakel het St. Bartholomeusaltaar in novo choro versus meridiem.Ga naar eind19 Dit altaar stond in de meest zuidwestelijke straalkapel. 1419 De kerk was dus in het bezit van een aantal nieuwe bouwpartijen, wellicht al van een deel van een nieuw hoogkoor met omgang en straalkapellen, toen de stad door een grote brand getroffen werd. Maar werd ook het kerkgebouw getroffen? Over de omvang van de schade zijn de berichten, alle van later datum en niet van ooggetuigen, onderling uiterst tegenstrijdig: ‘Int iaer ons Heeren dusent cccc en. xix, int beghin van die Meye, was een alsoo grooten brant, dat die Hintemer straet gans afbranden mit sint Ians kercke, en deze brant ginck eerst op int huys inden Valck’.Ga naar eind20 ‘Den eersten ende grootste brandt is gheweest in het Jaer 1419. den 28 Junij. Den tweeden in 't Jaer 1463. den 17 Junij op den Heusdensche kermis. Den eersten brant is begonnen inde Verwer-straet bij den koperen ketel, waer door 't Stadthuijs met alle de Schriften verbrant is. Den anderen brant begon bij den Valck inde Hintemerstraet, daer het dack en veel cieraetsel van S. Jans kerk mede verbranden’.Ga naar eind21 In dit bericht dateert Pelgrom dus de brand, welke de Sint Jan trof en die Cuperinus in 1419 laat plaats vinden, eerst in 1463. Incendium quod (...) initiatum erat (...) in falcone, quando ipsum divi Joannis templum in cineres redactum videretur.Ga naar eind22 De Sint Janstempel, aldus hier Molius, schijnt (videretur) tot as herleid te zijn. ‘Anno 1419. op Meij avont comende op den Sondach was hier eenen grooten brant / ontstont in de Hintemerstraet in den Valck. Ende daechs daeraen zijnde Maendagh verhief hem de brant op nieuws ende branden af de geheele Hintemerstraet, het dack van de S. Ians Kerck, de Spuit, het groot Bagijn-Hof...’.Ga naar eind23 Annus hic 1419 et civitati et conventui fatalis fuit. 29a enim Aprilis, quae dies Dominica Divo Petro Ord. Praed. Protomartyri sacra erat, incendium exortum in vico Hinthamensi ad intersignum Falconis, prope S. Antonii sacellum, in cineres et favillas redegit vicum Hinthamensium, magnum Begginagium, magnum xenodochium, tectum collegiatae S. Joannis, domum S. Spiritus seu mensam pauperum necnon aedificia circa forum omnia (...).Ga naar eind24 Dit late bericht geeft weer een andere dag in 1419 dan Cuperinus en Van Oudenhoven, maar heeft met Pelgrom en Van Oudenhoven gemeen, dat alleen het dak der kerk verbrandde. Dat er ooit grote brandschade veroorzaakt is aan de kerk, wordt in elk geval getuigd door een brief van het kapittel uit 1461, waarin gezegd wordt, dat de fabriekmeesters na zeer ernstige brand de nieuwe kerk begonnen te herbouwen: causante postmodum gravissima et casuale ignis incendio, ecclesia ipsa cum magna ejusdem oppidi parte combusta fuisset, magistri et provisores fabrice ipsius pro sane inceperant novam ecclesiam opere valde sumptuose reedificare.Ga naar eind25 Op grond van al deze berichten nemen Hezenmans en Smits aan, dat de schade zeer groot was en men met de bouw volledig opnieuw moest beginnen.Ga naar eind26 Daarentegen veronderstellen Hermans, Schutjes en Mosmans, dat de schade zich hoofdzakelijk beperkte tot het dak, de gewelven en delen van de inventaris met name enkele altaren.Ga naar eind27 Vermeulen voert als ‘stellig betrouwbaar’ getuigenis aan dat van Zylius, die zegt, ‘dat, toen in 1419 in de Hinthamerstraat een zeer hevige brand (vehementissimus ignis) uitbrak, ook deze kerk, toen niet bijzonder mooi (modici tum splendoris), door het vuur werd aangetast en niet kon beschermd worden. En hij vervolgt: ‘Aldus is het godshuis in vlammen opgegaan (conflagravit), door een zeer gewenste ramp, opdat het weldra schoner zou herrijzen, en het heeft de lelijkheid van zijn ouderdom afgelegd, opdat het vervolgens in groter luister zou voortbestaan, als goud gelouterd door het vuur. En tot deze tweede opbouw van de opnieuw verrijzende kerk heeft de Moeder Gods uit de voor haar bestemde gaven een rijke schat geschonken. Daaruit vloeit de dwaling voort van velen, die eenvoudig verzekeren, dat de tempel uit de schatten der kapel is ontstaan, terwijl ze volstrekt geen onderscheid maken tussen de tijd van de eerste bouw en vervolgens van de herbouw’.Ga naar eind28 Maar omdat zowel vóór als onmiddellijk na 1419 herhaaldelijk een novus chorus genoemd wordt, moet men toch veeleer aannemen, dat de bouw van een nieuw koor geen hinder ondervonden heeft van de stadsbrand. Mogelijk is ook nog, dat het nog zonder daken was, en dat de brand alleen de oude, romaanse kerk of slechts de kap daarvan of alleen de toren (die zo veel brandsporen uit verschillende tijden vertoont) raakte. Het nieuwe werk stond ten oosten van de oude kerk en was daarmee waarschijnlijk nog niet rechtstreeks verbonden. 1420 Het testament van Arnoldus Monic wordt verleden in ecclesia sancti Johannis in novo choro.Ga naar eind29 Van tussen 1418 en 1427 dagtekent een lijst van zevenendertig altaren.Ga naar eind30 ± 1427 Kanunnik Arnoldus Bock legateert 100 | |
[pagina 18]
| |
oude gouden kronen ad novas formas seu sedes in choro.Ga naar eind31 Het hoogkoor blijkt hierdoor met nieuwe koorbanken uitgerust te worden of te zijn. 1440 Testamentaire acten worden gepasseerd in ambitu majoris chori, in ambitu novi chori.Ga naar eind32 Mogelijk moet dat novus steeds zo benadrukt worden, omdat tegelijkertijd nog het oude, romaanse koor overeind staat. In 1448 nogmaals: in ambitu novi chori. 1445 Uit 1445 dagtekent een dotatie van het St. Eligiusaltaar de novo construendo et fundando.Ga naar eind33 Het zou dus verplaatst en heropgericht worden; tot 1629 bevond het zich in de tweede oostelijke travee van de binnenste noordelijke schipzijbeuk. 1448 In 1448-1449 schenkt Philips de Goede, hertog van Bourgondië, een bedrag voor een gebrandschilderd glas: ‘Aux margliers et gouverneurs de la fabrique et ouvraiges de l'église de Nostre Dame de Bois le Duc, pour estre convertye et employée à faire une verrière en la dicte église en la forme et manière que M.S. [Mon Seigneur] leur a devisée. vixx de xl gros.Ga naar eind34 1450-1451 ‘Item hebben sij ontvangen van den Rentmeester Goessen Heijme van ons genedichs heeren wegen hondert saluyten om dat grote gelas in der kerken mede te doen maken, daer af hebben sij Jan van Lent den gelaesmaker betaelt omtrent lxix rijnsgulden’.Ga naar eind35 Dit glas van Philips de Goede bevond zich in het grote venster van de noordelijke transeptgevel, die dus in deze jaren goeddeels voltooid geweest moet zijn. 1452 De altaren van de heilige Vier Gekroonden, Mattheus en Remigius worden geplaatst.Ga naar eind36 Zowel het in 1445 genoemde St. Eligiusaltaar als deze drie altaren bevonden zich in de oostelijke traveeën van de schipzijbeuken, die dus in deze tijd vrijwel voltooid geweest moeten zijn (zie de altarenplattegrond, afb. 350). 1459 Er is grote behoefte aan geldmiddelen om de bouw der kerk te kunnen voortzetten: goudsmid Johannes Vijnninck doet bij testament daartoe een schenking ut autem dicta fabrica, quae in constructione dictae ecclesiae ac provisione necessariorum in eadem plurimum gravatur, adeo ut absque Christi fidelium suffragiis perfici ac subsistere non possit.Ga naar eind37 1461 Testament van Elisabeth Jansse Osman in 1461 verleden in opere novo versus aquilonem.Ga naar eind38 Dit nieuwe werk naar het noorden kan zowel het noordtransept als de oostelijke traveeën van de noordelijke schipzijbeuken betreffen, misschien de westelijke lichtbeukswand van het noordtransept. 1462 Bij testament van 1462 doet Barbara Hermansdochter een schenking ac considerans diversia grandia onera et expensos quae et quos venerabilis fabrica et Rectores ejusdem praescriptae ecclesiae... in constructione... et alias continue subire habet.Ga naar eind39 Zoals in het testament van 1459 dus wordt hier een formule gebezigd omtrent de kostbaarheid en de omvang van de bouwonderneming. 1463 Op 13 juni 1463 woedde een rampzalige stadsbrand, ontstaan in het huis De Ketel in de Verwerstraat. Het raadhuis met schrijfkamer en alle protocollen verbrandde; meer dan vierduizend huizen werden verwoest.Ga naar eind40 Simon Pelgrom, die in zijn kroniek de branden van 1419 en 1463 in één adem noemt, schrijft aan de laatste de vernieling van het dak en ‘veel cieraetsel’ van de Sint Jan toe, maar hij staat hierin alleen en heeft de gevolgen van beide gebeurtenissen blijkbaar verward. Petrus van Os meldt in zijn rond 1483 begonnen kroniek op het jaar 1463 bij het bericht over de stadsbrand niets betreffende de Sint Jan, maar op 13 januari 1469 wel een briefwisseling en onderhandelingen ‘tusschen den capittel deser stat ende den suppoisten desselfs ter eenre ende die stat ende haren ingeseten ter andre zyden aengaenden den saken vanden brant die geweest is binnen dese stad int Jare lxiii lestleden’.Ga naar eind41 Het kapittel wordt verplicht tot het voortaan bezigen van ‘harden dacks’ en ‘leydack’. Men mag aannemen, dat de kerk al lang, van het begin af, harde daken placht te krijgen en dat het hier gaat om andere bezittingen van het kapittel, om huizen, die overeenkomstig het gebod van het stadsbestuur binnen tien jaar na 1463 geen daken van riet of stro meer mogen hebben, doch met lei of pannen gedekt moeten zijn. Door de grote brand van 1463 liep het inwonertal van Den Bosch ernstig terug: in 1464 werden 2335 haarden geteld (tegenover 2883 in 1437), maar de telling van 1480, toen er 2930 haarden waren, laat zien, dat de stad haar bloei hernomen had. In 1496 waren er 3456 haardsteden, in 1526 liefst 4211, hetgeen gelijk staat met ongeveer 20.000 inwoners.Ga naar eind42 Voor de voortgang van het werk aan de Sint Jan is deze uitgroei natuurlijk van de grootste betekenis geweest. 1469 Op 16 april 1469 gaf Lodewijk van Bourbon, bisschop van Luik, verlof, ‘alzoo bij de geheele vertimmering van de kerk, welke dreigde in te vallen, vele altaren afgebroken waren, die te vertimmeren en andere te stichten’.Ga naar eind43 De kerk die dreigde in te vallen, zal de romaanse kerk geweest zijn, wellicht nog bouwvalliger door brandschade in 1419 opgelopen. Mogelijk was een groot deel, met name het koor, reeds gesloopt om plaats te maken voor de nieuwe gotische bouwpartijen waaraan vanaf omstreeks 1440 zo hard gewerkt was (oostelijke traveeën van de schipzijbeuken, noordtransept). 1478 In 1478 volgt de bestelling van een grote partij gehouwen steen voor luchtbogen, luchtboogstoelen en gewelfribben, bij Jan Quaywante te Antwerpen (volledige tekst, zie hierna p. 42).Ga naar eind44 Alleen al uit de grote aantallen blijkt, dat het om het schip gaat, en wel om de noordzijde zoals uit een document van 1502 blijkt. ‘Meester van den | |
[pagina 19]
| |
werck’ is vanaf 1478 of mogelijk al iets eerder Alart du Hamel (zie hierna, p. 39). 1485 Op 23 april 1485 geeft Johannes van Horne, bisschop van Luik, aan de kerkfabriek toestemming de oude bouwdelen van de kerk te slopen en haar groter te herbouwen, en aan de proosten van de Lieve Vrouwe Broederschap om een nieuwe kapel te bouwen: Ut edificia antiqua pretacte ecclesie sancti Johannis ac chori gloriose beateque Marie virginis majori choro sepetacte ecclesie annexi, que vetustate redacta existunt, in parte vel in toto, prout opus erit, ampliari dirui et de novo reedificare per artifices aptos et ydoneos, reformataque per Suffraganeum nostrum, prout expediet, benedici et consecrari ac altaria inibi situata a locis in quibus nunc existunt, ad alia loca convenientiora transferri atque corpora Christifidelium inibi sepultorum, exhumari et aliis in locis cymeterii pretacte ecclesie consecratis transduci et inhumari. -Insuper et vos, magistri fabrice pretacte, sepedictam ecclesiam dirui, reformari, ampliari et augmentari, ac turrim novam in longitudine, latitudine et altitudine decentibus construi et edificari facere possitis (...).Ga naar eind45 Altaren mogen verplaatst worden, lijken opgegraven en elders op het kerkhof opnieuw bijgezet. De bisschop geeft ook toestemming ‘een nieuwe toren in gepaste lengte, breedte en hoogte te bouwen en op te richten’. De vraag is, welke toren hiermee bedoeld kan zijn. De toestemming van de bisschop van Luik wil nog niet zeggen, dat er ook daadwerkelijk een nieuwe toren gebouwd is of dat men in Den Bosch al plannen voor een nieuwe torenbouw ontwikkeld had. 1493 Op 24 maart 1493 zendt hertog Maximiliaan van Bourgondië, Rooms Koning, die in 1481 het Kapittel van het Gulden Vlies in de Sint Jan had voorgezeten, aan de kerkmeesters een brief om hen tegen schuldeisers te beschermen, ‘om die renten der voorz. kercke met recht te vervolgen, en oick te coopen ende besorgen: calck, steen, hout, yser ende andere waeren, die sy behoeven moghen, sonder dat sy uyt saecken der voirsz. renten gearresteert oft gecommerd moghen worden’. Zij hadden hem daarom gevraagd, te kennen gevende ‘dat dagelics ter eeren Godts de selve kercke zeer costelick betymmert wordt ende met schoonen ende diversen ornamenten verchiert’.Ga naar eind46 1497 ‘In dit iaere werdt den grontslach geleet mitten fundament vandie nieuwe wtlaten van sint Ians kercke, te weten, van sinte Achten outaer tot die vunte toe en. oock in die noortsyde’, aldus Cuperinus op het jaar 1497.Ga naar eind47 Hiermee zijn op de eerste plaats de zuidelijke zijbeuken van het schip bedoeld; in de buitenste daarvan stond vóór 1629 het St. Agatha-altaar (vierde travee vanaf het oosten) en staat thans nog de doopvont. Wat de noordelijke zijbeuken betreft, zou men verwachten, dat zij reeds eerder gefundeerd zijn, gezien de bestelling van 1478 en de bouwvergunning van 1485. 1498 ‘In den yersten gecoft 18 groter blauwer steenen tegen den kerkmeesteren van St. Jans die gevallen zyn vanalden pylerssen vutter kerken affgebroken, ende verbruct syn aent verlaet opt Hynthamereynde achter Jan Bloeymans, tstuk 27 stuvers myn 6 stuvers, in den hoop makende 24 Rijns. gul.’.Ga naar eind48 Nog niet de gehele oude kerk wordt dan afgebroken, zoals uit een stedelijke aankondiging in 1505 blijkt. 1501 Betaling door meester Jan Heyns aan Jan Bijnet in Antwerpen voor te leveren steen.Ga naar eind49 1502 In 1502 wordt een overeenkomst gesloten tussen kerkmeesters en meester Jan Heyns enerzijds en Lodewijk van Boghem te Brussel anderzijds voor de levering van gehouwen steen voor honderd voet pijlers naar het voorbeeld van die ‘staende in der seelver kerkee in den hulaet ande norde zijee’.Ga naar eind50 Hieruit blijkt, dat de noordelijke zijbeuken van het schip er reeds stonden; de bestelling betreft derhalve materiaal voor de zuidelijke zijbeuken, waarvoor vanaf 1497 reeds de fundamenten gelegd waren. 1504 In 1504 sluiten de kerkmeesters een contract met meester Willem, orgelmaker, voor een orgel ‘tot synt Jans staende after aen den thoren’.Ga naar eind51 Daaruit mag afgeleid worden, dat men op dat ogenblik reeds van plan was de oude westtoren te handhaven. Op dat ogenblik stond ook het oude (romaanse) schip nog geheel of gedeeltelijk overeind: de nieuwe zijbeuken flankeerden het in afwachting van de slotfase van de afbraak: 1505 Op zondag Quinquagesima 1505 wordt op de pui van het raadhuis en op het oxaal in de Sint Jan een waarschuwing voorgelezen aan de burgerij om tijdens het afbreken van de oude kerk de nodige voorzichtigheid in acht te nemen. ‘Want die meesters der fabrique van onser lieve vroue ende St Janskercke in shertoogenbosch in meijninge zijn, binnen corten tijden die aude kercke af te breken ende neder te leggen om een andere van stonden aen te maeken, bij hulpe van onsen heeren got, ende der goeden luyden, die daertoe haer almoissen gunste ende gyfte gegeven hebben ende noch geven sullen daegelickx, daer inne gescaepen is, te gescyeden perykle van lijfvelic questsure ofte anderen perykelen, hoe ende in wat maniere die gescyeden ende gebueren muchten’.Ga naar eind52 1506 ‘... soo seggen die kerckmeesters voirt dat die lodze hen nu ter tijt te cleijn valt mitsdyen sij hier nernstelich werken ende oick buijten doen wercken’.Ga naar eind53 1513 Op 4 october 1513 tekent Damiaen Hediart een kwitantie voor het voorschot dat hij ontvangen heeft voor de levering van anderhalve ‘zeije steens Avennis’ in 1514.Ga naar eind54 1516 Bij testament van 5 januari van dat jaar | |
[pagina 20]
| |
legateert meester Jan Heyns aan de kerkfabriek ‘drie blaeu pilaren lighende opten kerckhoff ende die basamenten van wittensteen, liggende opten selven kerckhoff aende muere tegen vrouwe Bacx huijss over’.Ga naar eind55 In 1516-1517 volgen betalingen van de kerkfabriek aan Jan van Poppel en zijn knecht voor timmerwerk, aankoop van hout, betalingen aan een leidekker, ‘holtsnyders’, timmerluiden, ‘holtsegers’, een loodgieter.Ga naar eind56 Waarschijnlijk betreft het de overkapping en bedaking van het schip. 1517 Een aantekening van de fabriekmeesters uit 1517 luidt: Item petitio Dedicationis Templi iv gl. x st.Ga naar eind57 Gaat het om een aanvrage tot wijding van een nieuw gedeelte der kerk? 1522 Op 8 juli 1522 machtigt Everard van der Marck, bisschop van Luik, zijn wijbisschop Franciscus Collet, om in de Sint Jan negentien nieuwe altaren te wijden. Op 8 augustus ontvangt deze vergoeding voor de wijding van achttien altaren.Ga naar eind58 Het schip met zijn zijbeuken is dus nagenoeg voltooid, althans geschikt voor de eredienst. 1523 ‘In dit iaer, den xiiijsten dach inden Meert, heeft men eerst wert bestaen op te winden dat houtwerck totten nieuwen thoren voor dat hooch choore, om daer mede den thoren te maecken, en. een geheel iaer lanck, om dat hout te bereiden, opten kerckhoff lagch’.Ga naar eind59 De stenen lantaarn, als onderbouw van deze houten bekroning, was dan reeds voltooid. De bouw van de houtconstructie geschiedde onder leiding van de timmerman Jan van Poppel. Tussen de jaren 1523 en 1534 moet kardinaal Willem van Enckenvoirt (1464-1534, door paus Adrianus vi in extremis, 1523, tot kardinaal verheven) het gebrandschilderd glas in de zuidgevel van het transept gesticht hebben.Ga naar eind60 Wellicht dus werd pas in deze tijd dat gedeelte van het zuidtransept voltooid. 1528 Een groot kruisbeeld op het kerkhof wordt door beeldenstormers verbrijzeld.Ga naar eind61 1529 ‘In dit iaer, op den eersten dach van Iulio, als den grooten houten thoren, staende op die kerck, volmaect was, soo heeft men sint Ian, wesende van copere gemaect, wegende xiiijc pont, mit twee zeelen, reyckende van dat opperste vanden nieuwen thoren tot midden in die loodse, staende aen dat chorenhuys, gewonden op, binnen een halff huere, omtrent tussen x en xi hueren, ende die yzere spil daer hy in staet, wegende xiijc pont, mit groote cunsten soo doen hangen, hebbende vlogelen omgaende’.Ga naar eind62 1558 ‘Inden iaere ons Heeren dusent ccccc en. lviij, op den elfsten dach in Ianuario, is geweest alsulcke tempeest van wynt, dat noyt man desgelyckx geleeft en heeft (...) den grooten thoren van sint Ians kercke was in groote sorge der menscen, dat hy ter neder vallen soude, want hy seer wickelde en beefden, mer door die verdinsten vanden heiligen appostel en. patroon is den thoren bliven staen, mer die kercke leet groote schade van andere structuren, die seer verdorven waren mit den swaren wint’.Ga naar eind63 1559 De Sint Janskerk wordt tot kathedraal van het bisdom 's-Hertogenbosch verheven. 1565 In een loodgietersrekening van 27 juni 1565 wordt ‘dat kleijn nyw torken’ vermeld.Ga naar eind64 Mogelijk is bedoeld de traptoren ten westen van de zuidwestelijke straalkapel, althans de bovenbouw daarvan; Mosmans verstaat er echter het zuidwestelijk traptorentje aan de westgevel onder. 1566 In augustus en opnieuw in october 1566 woedt de beeldenstorm in de Sint Jan. Koorbanken, oxaal en doopvont beschadigd, het orgel in de kapel van de Lieve Vrouwe Broederschap vernield. In 1567-1569 wordt de schade hersteld en als gelegenheid benut om ‘antyxsnijders’ naar nieuwe smaak verscheidene inventarisstukken te doen vervaardigen. 1569 In 1569 worden ‘Betaelt diverse arbeijders, die geholpen hebben den grooten thoren bewaren, doen die peere ontsteken was van den donder’. ‘Betaelt Thomas den Carsmaecker, van eene tonne biers, die die borgers in die logije en ander ambachts gezellen gedroncken hebben, nae dat den thoren gebrant hadde, ende geen gelt begeerden, voor halven arbeit’.Ga naar eind65 1584 ‘Dit iaer is den schadelycken brant geschiet op sint Iacops dach savonts van elf uren tot twee uren toe, wesende middernacht tusschen den 25en ende 26en Iuly a.o 1584, ende is in soo corten tyt seer afgrysselycken door een groot onweder van blixem ende donder afgebrant de kercke van sint Ians totten steen-wercke toe, met oock beyde die omgangen off ulaenen [ulaeten] vande voors. kercke, ende de cappe vanden clocken toren, met allen het houtwerck, datter in getimmert was, ende daer inne versmolten thien, soo groote en. cleyne, schoone clocken, diemen luyden, ende een groote, schoon clock, daermen mede clepten ende de heel ure op sloege, ende alnoch 19 cleyn clocken, daer den voor-slach vande heel ende half ure op speelden, ende het schoon uer-werck was samen bedorven ende gecroockt uyter een gevallen. Oock isser noch mede verbrant een schoon, heerlyck, verheven orgelen, staende achter inde kercke aenden clock-toorn gemaeckt’.Ga naar eind66 De brandende toren stortte op het zuidtransept en in de viering, waardoor het oxaal grote schade opliep. Wat met de bovengenoemde ‘omgangen of ulaeten’ bedoeld is, is onduidelijk. De kooromgang noch de schipzijbeuken schijnen beschadigd te zijn, het noordtransept minder ernstig dan het zuidtransept, maar waarschijnlijk zijn deze beide bouwdelen bedoeld. Wel ook heeft de brand, door rechtstreeks over te waaien, over het dak van het schip heen, de westtoren bereikt. Het tegen de | |
[pagina 21]
| |
toren staande orgel ging in vlammen op, minstens de gehele torenspits verbrandde, en uit het feit, dat ook het uurwerk, de beiaard en andere klokken getroffen werden en smeltend neerstortten, blijkt, dat de schade zeer omvangrijk was en dat ook de klokkestoelen en balklagen in de westtoren door het vuur beschadigd of vernield werden. Op 28 juli 1584, drie dagen na de brand, besloot de regering der stad, de kosten van het herstel der kerk te bestrijden door een inzameling onder de ingezetenen te doen houden door schepenen, raadsheren, gildedekenen en blokmeesters, voorts door een aantal accijnzen voor een jaar met de helft te verhogen (de huurwaarde der huizen met 5%). Ook in de volgende jaren blijft de stad middelen aanwenden voor de herstelkosten: in 1591 verzoekt zij de hertog van Parma, de landvoogd, om een deel van de in- en uitgaande rechten daartoe te mogen gebruiken. Op 16 januari 1595 besluit de stad de op 28 augustus 1584 overeengekomen verdubbeling van de lasten ‘vanden cleynen comptoir, voor deen helft tot reparatie van Sint Janskercke’ te continueren. Bovendien benoemde de stad twee toegevoegde kerkmeesters om de drie dienstdoende terzijde te staan in hun buitengewone zorgen. De bemoeienis van de stadsregering met het herstel en onderhoud der kerk was sindsdien blijvend.Ga naar eind67 Op 25 augustus 1584 vond reeds de aanbesteding van het leiendak op het noordtransept plaats; in october besprak de raad der stad het herstel van de middentoren, waartoe men afbraakmateriaal van elders wilde gebruiken.Ga naar eind68 1585 Op 10 februari 1585 visiteert een aantal deskundigen de westtoren en spoedig daarna schijnt met het herstel begonnen te zijn: in 1587-1588 werd een uit de kerk van Orthen afkomstige klok, de Salvator, erin opgehangen.Ga naar eind69 1589 In 1589 is men nog bezig de viering dicht te leggen. Pas later wordt begonnen ‘de vier trappen aen den middelsten toorn te maecken en boven te bekappen’.Ga naar eind70 1594 Per brief van 10 november 1594 verleent aartshertog Ernest van Oostenrijk vrijdom van elke belasting voor de materialen, door de regering van 's-Hertogenbosch aangekocht voor de opbouw van haar kerk en huizen.Ga naar eind71 1594-1595 ‘Item ter ordinantie der heeren Scepenen in date 20 november 1594, betaelt alsulcke ses tonnen biers, als byden leydeckers, gedect hebbende den buyck van St. Janskercke, voor hair goede devoir syn gesconcken, 27 gul.’.Ga naar eind72 Het schip, de ‘buyck’ van de kerk, is dus weer onder dak. Van omvangrijke herstellingen aan de kappen wordt nergens gesproken, zowel die van het schip en het koor als die van de transeptarmen schijnen alle in hun geheel van vóór de brand, uit de eerste helft van de 16de eeuw, te dagtekenen. Zouden alleen de leien en het lood van goten en afwateringsbuizen geleden hebben? 1595-1596 De stad keert 3247 gul. 14 st. uit ‘tot reparatie van Sint Janskercke’. De gewelven van het zuidtransept zijn in 1596 nog niet hersteld.Ga naar eind73 1601 Op 12 november 1601 wordt de kerk getroffen door een beschieting tijdens het op 1 november begonnen beleg van de stad door prins Maurits. Woensdag 14 en woensdag 21 november opnieuw treffers. Na aftocht der belegeraars op 27 november een dankdienst in de kerk.Ga naar eind74 1602 In 1602 worden herstellingen verricht aan 't glas van den Hartijch van Brabant', het grote raam in het noordtransept. In het begin van de 17de eeuw geschieden ook enkele malen reparaties aan het ‘Cardinaalsglas’, het grote raam in het zuidtransept.Ga naar eind75 1603 In november 1603 belegert prins Maurits vergeefs de stad. Aartshertog Albertus van Oostenrijk verblijft in het bisschoppelijk paleis tegenover de kerk waar hij dagelijks de Mis bezoekt. De belegeraars, dit wetende, richten hun artillerievuur op het kerkgebouw. ‘De steenen van de Kerk, door de Kogels afgesmeeten, vielen ter zyde van den Prins, en van achteren neer’.Ga naar eind76 Het is wellicht een apocrief verhaal of mogelijk behoort het in 1609, kort voor het begin van het Twaalfjarig Bestand, thuis, maar in elk geval heeft de Sint Jan in 1603 evenals de andere Bossche kerken en kloosters en veel huizen, oorlogsschade opgelopen. 1606-1607 Een commissie uit de stadsregering visiteert de kerk ‘om middelen te vinden ende te raemen om deselve gevuechelyxte te maecken’. Op 27 juni 1607 gaf deze commissie haar oordeel, dat nieuwe loden regenpijpen noodzakelijk waren (48.821 pond lood), dat het op veel plaatsen verwoeste steenwerk herstelling vereiste en dat daartoe aanzienlijke sommen nodig waren. Op 4 juli 1607 besloot de stad, maandelijks 600 gulden ‘by anticipatie’ voor de herstellingen aan de kerkmeesters uit te betalen.Ga naar eind77 1608 Op 12 maart 1608 bezint de stadsregering zich op de prioriteiten in de verdere werken: het bouwen van een orgel, het vervaardigen van een sacramentshuis, uurwerk, voorslag, oxaal. Men besluit tot de bouw van het laatste, maar voordat dit kan beginnen, moet nog ‘het wulffsel binnen de voirscr. kercke tegenover de logie’, het gewelf van het zuidtransept dus, want de ‘logie’ stond ten zuiden daarvan, gemaakt worden.Ga naar eind78 Op 16 september 1610 wordt vastgesteld, ‘dat tselve wulffsel merckelijcken tijt is volmact geweest’.Ga naar eind79 Tussen 1607 en 1626 komen inderdaad veel nieuwe inventarisstukken voor de kerk tot stand: het oxaal, een orgel daarop en een groot orgel tegen de westtoren, een sacramentshuis, voorts nieuwe klokken en een voorslag voor de westtoren, tenslotte een nieuw hoogaltaar en apostelbeelden tegen de koorpijlers. 1629 Na viereneenhalve maand beleg capituleert | |
[pagina 22]
| |
de stad voor Frederik Hendrik op 14 september 1629. Op 19 september wordt de Sint Jan, zwaar gehavend door de bombardementen, hervormde kerk. Alvorens echter dat nieuwe tijdvak op zijn bouwberichten te bezien, moeten eerst die van de Lieve Vrouwe Broederschapskapel voordien behandeld worden, toen zij nog een geheel eigen leven leidde. | |
Bouwberichten over de kapel van de Lieve Vrouwe Broederschap tot 1629Het is volkomen onbekend waar de oudste kapel van de Lieve Vrouwe Broederschap zich precies bevond en hoe zij, als annex, aanbouwsel, als chorus lateralis van de Sint Janskerk, als zijkoor, ten opzichte van deze gesitueerd en ermee verbonden was. Mosmans vereenzelvigt haar terstond met de buitenste noordelijke zijbeuk van het huidige koor, hetgeen samenhangt met zijn theorie dat de door hem in 1280 begonnen geachte nieuwe kerk al dezelfde grote omvang had als de huidige. 1317 Wel is er een tegenspraak tussen deze vroege datering, 1317, op bladzijde 181 van zijn uitgebreide studie en zijn mening op bladzijde 82, waar hij die noordelijke koorzijbeuk pas tussen 1350 en 1370 tot stand laat komen. Veeleer moet echter aangenomen worden, dat de omvang van de Sint Janskerk in de tijd van de stichting van de Lieve Vrouwe Broederschap veel geringer was dan de tegenwoordige, dat haar oostpartij veel dichter bij de oude, romaanse westtoren lag en dat bijgevolg het ‘zijkoor’ van de Broederschap ook meer westwaarts gezocht dient te worden. 1374 Die eerste kapel, die de Broederschap regelmatig onderhoudt en met beelden, een orgel en een grote twaalfarms luchter laat verfraaien, volgens de rekeningen van 1336 tot 1370, blijkt in 1374 een toren te hebben, waarin een ‘sulre’ ligt (in 1378 vermeld) als bergplaats voor benodigdheden van de Broederschap.Ga naar eind80 In 1416-1417 worden kosten verantwoord aan ‘Meester Jan van Loen gegeven van onser sulre op te breke op onse vrouwen toeren ende van den stellingen totten ijseren veteren te maken van den sulre’.Ga naar eind81 Met deze stelling en veter zal de hijsinstallatie bedoeld zijn waarop reeds ‘Enen zeel in die scive [katrol] opten toren’ in 1379 wijst. In 1381 werd de kapel opnieuw gewit en gepolychromeerd door Jan van Vlijmen.Ga naar eind82 1381 In 1381-1382 wordt 1300 voet vloersteen aangekocht en in 1382 ‘Ghegeven meester Willem van Kessel van xiiic voet steens - noch om enen steen of zerc onsen steen op te slipen - van onsen steen driewerf uter kerke te draghen ende te verleggen’.Ga naar eind83 Van dezelfde meester Willem van Kessel wordt in 1383 ‘witsteen’ gekocht om als voet te dienen voor het nieuwe hekwerk dat de smid Ghiben leverde. Niet lang na deze verbeteringen gaat de Broederschap toch aan een nieuwe kapel denken, ongetwijfeld onder invloed van de voortschrijdende bouw van de nieuwe kerk, waarvan Willem van Kessel de leiding heeft. De volgende rekeningposten mogen dan ook zeker in verband gebracht worden met enig bouwdeel van of belendend aan de huidige kerk. 1405-1406 ‘Gheschenck meester Willem van Kessel bij een deel van den ghesellen, doen hi ons toeseide dat hi ons coer wijer maken soude dan sunter Claes coer alsoe dat ons ter goeder mate ruijm ghenoech sijn soude, xvi pl’.Ga naar eind84 Met ‘sunter Claes coer’ zal de buitenste zuidelijke koorzijbeuk bedoeld zijn, waar het Nicolaasaltaar stond volgens de altarenlijst van tussen 1418 en 1427. Waarschijnlijk was deze zijbeuk onlangs voltooid en geheel voor het grote kramersgilde gereserveerd. De Broederschap nu wenste als noordelijke pendant een kapel van bredere aanleg. Dit is echter niet doorgegaan, want de buitenste noordelijke koorzijbeuk, ofwel de nieuwe Broederschapskapel, kreeg dezelfde afmetingen als de buitenste zuidelijke, maar wel met een uitbouw. 1407-1408 ‘Item verteert tot Arnoldus huijs van den Dijck, doemen sprac met meester Willem van Kessel van den coer te maken’. ‘Item gheschenckt den grevers ende den steenmetsers doen men onser Vrouwen coer yerst groef ende na fundeerde, 24 placken’.Ga naar eind85 Het is duidelijk, dat er een geheel nieuwe kapel werd gebouwd. Het spreekt vanzelf, dat vóór de voltooiing daarvan de onderhoudswerken aan de oude kapel nog niet gestaakt werden, zoals werkzaamheden aan de genoemde ‘sulre’ op ‘onse Vrouwen toeren’ in 1416-1417. 1418-1419 ‘Item dat wy dat glas verdingden te maken verdroncken ter Predikeren bi een deel van den bruederen 26 placcen 2 vlieger’. ‘Doen wij Gielis dat formaet seyden dat wy in onse glas hebben wouden.’ ‘Item gegeven Gielis die Glasemaker van den glase te maken in onse nye choer 151 lichte gulden mer daert af uter kisten genomen 13 aernems gulden’. ‘Van den aer [lutrijn in adelaarsvorm] ende van de crone te drage doent gebornt was tot Pauwels van Vessem’. ‘Van onsen pulpt [pulpitum, lezenaar] dat gebroken waert in den brant te vermaken’.Ga naar eind86 De brand van 1419 heeft blijkbaar de bouwbedrijvigheid niet gestoord; ‘aer’, ‘crone’ en ‘pulpt’ liepen wel brandschade op, maar stonden wellicht in de oude kapel. ‘Omdat wij onsen altaersteen coften. - Coenen den verwer van den altersteen. - Een slede gehuert. - Denghenen die den altersteen op die slede laeden. (...) - Die den steen voert int choer holpen’.Ga naar eind87 1421-1422 ‘Die stuelen te sniden daer die sanger op sitten. - Doe sy ons lectrinen maecten. - Gheschenckt den ghemeinen ghesellen, doe wij | |
[pagina 23]
| |
dat beelt van ons vrouwen transfereerden in onsen nijen coer, nae den ierst vesperen die wij daer songen’.Ga naar eind88 1422-1423 ‘Van der roeden van Jesse scoen te maken, want die met calc beloepen was dat van boven door dat wulfsel gedrongen was’.Ga naar eind89 Deze schildering van de Boom van Jesse is nog steeds aanwezig, bevindt zich tegen het noordwestelijk vlak van de eerste pijler naast het transept in de pijlerreeks tussen de twee zijbeuken van het koor aan de noordkant. Nieuwe schoonmaakbeurten van de schildering volgden in 1432-1433, 1447-1448, 1459-1460. 1423 In 1423 wordt een nieuw orgel besteld bij Anthonius van Elen, orgelbouwer te Maastricht.Ga naar eind90 In 1426 is het gereed. 1425-1426 ‘Doen di wibisscop onse altaer gewijt hadden ende den dienst gedaen’.Ga naar eind91 In 1426 gebeurde dit, de kapel was gereed. Maar in de volgende jaren werden nog talrijke verfraaiingen aangebracht, altaarretabels, beelden en schilderijen toegevoegd. Bij de steeds toenemende bloei van de Broederschap echter, het snel groeiende aantal leden, ging men alweer aan de bouw van een nieuw en groter koor denken. 1466-1467 ‘Meester Claes, meester van der loedsen gescenct om des patroens wille van onsen choer, dat hij gemaect hadde, voor eenen covel’. ‘Van der supplicatien van den nyewen choer te maken’.Ga naar eind92 Er gebeurt echter nog niets; wat het ontwerp van meester Claes behelsde, is onbekend. 1478-1479 In 1478-1479 stelt de Broederschap een college van eigen fabriekmeesters in: ‘Item Symoenen van Gheel, Melizen van Boechem, Yewaen van Dommelen ende Aelbrecht van Beerze als meesteren van de fabriken van onsen nyewen choer’. Zij krijgen 1159 rijnguldens en 9½ stuiver om met de bouw van een nieuwe kapel te beginnen. Alard du Hamel, zijn zuster Nycolaa en Jan Heyns, zijn leerknaap, worden lid van de Lieve Vrouwe Broederschap zonder betaling, ‘om seeckere diensten die sij onser Vrouwe ghedaan hebben’. Meester Alard, werkmeester van Sint Jan, ontvangt nu jaarlijks 12 gulden voor het tekenen van de patronen voor de nieuwe kapel en voor het houden van toezicht; in 1479 blijkt hij deel uit te maken van het college van ‘fabrijcksmeesteren’: ‘Item Melizen van Boechem, Aelbrecht van Berse, Yewaen van Dommelen ende meester Alart den werckmeester den fabrijcksmeesteren uijtgereijckt uijt onser Vrouwen kasten’.Ga naar eind93 Later, in de rekening van 1493-1494 wordt hij genoemd ‘Meester Alarden onsen Raetgesel van onsen nyewen choer’. Nog in 1478-1479 worden de eigenaren van enkele tollen, de heer van Egmond en de raadsheer van Kleef, op de zwanenmaaltijd van de Broeders genodigd ‘om der tolle wille in den lande van Cleve daer ons vrouwensteen voirby lyden moet die zy ons vrouwen quyt gaven’. Verder: ‘Willem van Dusseldorp, die welcke ons L.Vr. den toll heeft quijt gegeven van hoeren steen. - Wegens het affbrengen van onsen vrouwen steen den Rijn nederwaerts. - Item den meester van den werck metten man van Mechelen daer den harden steen gecoft was tot ons Vrouwen choer’. ‘Van de burgemeesters voor V½ roeden leijdacs op onser Vrouwen loedze verdect’.Ga naar eind94 De Broederschap beschikt dus over een eigen bouwloods. 1482-1483 Toestemming tot de bouw en medewerking van de stad had de Broederschap, maar de bisschop van Luik had nog geen verlof gegeven, zodat zij in 1482-1483 door de Fiscaal van de bisschop ter verantwoording geroepen werd voor het ongeoorloofd opgraven van stoffelijke overschotten op het kerkhof, die plaats moesten maken voor de fundamenten van het nieuwe bouwwerk. De Broederschap beweerde van de kerkmeesters van Sint Jan machtiging gekregen te hebben, maar dezen waren zelf in gebreke gebleven bij het vragen van vergunning voor hun eigen bouwactiviteiten. Te zamen richtten nu de kerkmeesters van Sint Jan en de fabriekmeesters van de Lieve Vrouwe Broederschap zich om toestemming tot de bisschop van Luik.Ga naar eind95 1485 Op 23 april 1485 geeft Johannes van Horne, bisschop van Luik, machtiging om het oude Broederschapskoor geheel of gedeeltelijk te vergroten, slopen en herbouwen, tegelijk en samen met de gehele oude kerk, en daarvan de altaren te verplaatsen, voorts om de lijken op te graven en elders te herbegraven.Ga naar eind96 Het is wel ten onrechte, maar verklaarbaar door het verband met de kerk, dat de ‘oude’ Broederschapskapel, pas in 1426 voltooid, ‘vetustate redacta’, door ouderdom vervallen genoemd wordt. Het werd ook niet gesloopt, maar de buitenmuren ervan werden uitgebroken en geopend naar de nieuwe, belendende kapel. 1485-1486 ‘Item doen die werckmeesters van Antwerpen ende Mechelen te weten meester Herman ende meester Anthonis ontboeden waren van der stat ende kerck kerckmeesters soe waest overdraghen met den brueders gemeijn, dat men hen willighen soude teenenmael ons werck te visenteeren ende te meten om te verhueden ghesellen die daerin coemeren mochten’.Ga naar eind97 Het werk wordt, zo moet men hieruit afleiden, geïnspecteerd en gemeten, wellicht om de uitbetaling aan de loedsmeester en zijn gezellen per voet, dat wil zeggen op grond van maat en oppervlakte van het werk, te kunnen (na)berekenen, door meester Herman de Waghemaekere de Oude, leider van de werken aan de Lieve Vrouwekerk te Antwerpen, en meester Anthonis I Keldermans van Mechelen. 1486-1487 ‘Item gegeven Meester Alard Dumeel [sic], werckmeester vander kercken, alsoe den | |
[pagina 24]
| |
selven toe geseyt was alle jaeren te geven alsoe lange alsmen vrocht aen onsen Lieve Vrouwen capelle omme daer totten werck te sien ende dye patronen daer aff te maken ofte berderen te ordijneren xii rijnsguld. current. Ende want dezelve int voergaende jaer nijet gehadt en had, omme dat daer nijet gewrocht in was. Alsoe nu den voers. meester Alarden gegeven, wantmen nu dye bogen maken souwe, ende hy dye berderen nyet maken en coende, hy en had syn voirs. xii gulden’.Ga naar eind98 ‘Item alsoe Wouter van der Rullen uyt bevele der gemeyne bruederen geschreven had tot Antwerpen om Jannen van Lier, werckman, dy welck dye brueders alhier bij ons begeerden te comen omme met hem te mogen overcomen denselven willen te believen het werck te setten aen onse lieve Vrouwe capelle alsoe die voorscr. Jan in voerleden tijden gedaan heeft. Ende aldaer dye maeltijt te doen bereijden omme te spreken met meester Alarden, werckmeester van der kercken omme een patroen te maken van den boghen in onse lieve Vrouwe capelle’.Ga naar eind99 1487-1488 Aan meester Alart wordt 12½ gulden verstrekt voor toezicht op het werk, het leveren van patronen en voor de door hem gemaakte ‘togen’, bogen.Ga naar eind100 1488-1489 ‘Item Berntden van Eerde onsen bastenier die (...) geseijndt was tot Utrecht omme alhier te halen Meester Cornelis, meester van den wercke aldaar, omme die mate te nemen van den timmeragie van den choir (...). Item omme de convencie te maken met Jannen Heijns ende sijn gemaict wercke te oversien’.Ga naar eind101 Meester Cornelis de Wael was loodsmeester van de Utrechtse Dom, lid van de Lieve Vrouwe Broederschap en het is niet helemaal uitgesloten zelfs, dat hij vóór hij zijn loopbaan in Utrecht begon, de leiding heeft gehad van de bouw van de Sint Jan, zoals hierna, bij het overzicht van de bouwmeesters, nog uiteengezet zal worden. Na diens inspectie van het werk krijgt Jan Heyns verdere opdrachten voor de voltooiing en wordt genoemd ‘meester van onsen nijen choer’, zonder dat aan meester Alard alle verantwoordelijkheid ontnomen wordt, blijkens de verdere contacten met deze. 1489-1490 ‘Item gegeven Goeyart den screynmeker van enen wagescot, dat Jan Heyns heeft gehad omme af te maken die patroen van onsen werck, want mester Alart ewech was, ende hem die patroen nyet en had gelaten’.Ga naar eind102 1490-1491 ‘Item meester Alartden, meester vanden loedzen, den welken toe geruecht [gevuecht]? waren om die mate ende patronen van onser nyen choer dagelix te dragen ende te maken. xii Rijnsguldens’.Ga naar eind103 Met hem bestaat dus nog dezelfde overeenkomst voor hetzelfde loon als in 1486-1487. 1492-1493 ‘Item doen die proesten verdingden aen Jannen Heyns onsen choir voirt op te maken ende te leveren, dair sy met een deel van den bruederen ij of iij mael om vergadert waren (...).’Ga naar eind104 Vanaf 1492 tot in 1495 wordt de nieuwe kapel van gebrandschilderde glazen voorzien, op kosten van verschillende schenkers en naar ontwerp van verschillende meesters. 1493-1494 Jan Heyns en zijn knechten brengen de altaarsteen over: ‘dat oude autaer’ werd ‘geheel getransporteert van de auder capelle in die nyewe capelle daert nu steet’.Ga naar eind105 Op 23 april 1494 wordt door heer Lybrecht, bisschop van Liberia i.p.i. en suffragaan van het bisdom Luik, de ‘nieuwe capelle ofte choer voirscr. gewijdt, in de eere van onser liever Vrouwe, St Jan, St Anna en Maria Magdalena, ende den kermisdach gezet des Sondags post festum nativitatis S. Joh. Bapt.’. De proosten en een aantal broeders ‘ende meester Alartden, onsen Raetsgesel van onsen nyewen choer, ende Jannen Heyns, onsen meester vanden werck vander nyewer cappelle’ gebruiken een maaltijd en de proosten ‘verdingden aen Jannen Heyns voirs. te plaveyen onse nye choer met blauwen steenen van omtrendt Dornick gevallen, welck hij heeft aengenomen te doen, binnen dat men onse Lieve Vrouwe sal ten Bosch dragen, eest hem moegelick van doen (...)’.Ga naar eind106 Meester Jan Heyns blijft de leiding houden bij de verdere inrichting van de kapel, zoals de plaatsing van een koperen hekwerk en van beelden. Het orgel wordt uitgebreid, waaraan men in 1498 nog bezig is. 1494-1495 ‘Voir 40 denneplanken onse sacristy mede te plenken, 8 karren sans in de sacristy om die te plencken. Een cypknecht die de sacristy ruijmde en dsant aandroeg. Noch van sande om dat een kemerken in die sacristy te hogen en van 1 daghuur dat te plavuizen. - Aen Jan Heijns dat oude kamerke in de sacristy te plavuizen’.Ga naar eind107 In de sacristie is blijkbaar een oud kamertje opgenomen, waarmee volgens Mosmans de kleine ruimte bij de spiltrap aan de noordelijke straalkapel bedoeld is. 1495-1496 ‘(...) de loedze die gestaen heeft opten kerkhoff vanwege 't Cartuisersclooster gecoft ende afgebroken (...)’.Ga naar eind108 1503-1504 ‘Item gegeven meester Jannen Heyns voer sekere plaveysels ende ander stenen van dorpelen, verbesicht inde sacristie’.Ga naar eind109 Er zijn 300 grote en 67 kleine plavuizen verwerkt, blijkbaar is dus de hele sacristie, die tien jaar eerder ‘geplenkt’ was, nu geplaveid. 1525 Het dak der kapel van nieuwe leien en goten voorzien; na diefstal wordt het teruggevonden lood opnieuw aangebracht.Ga naar eind110 1533 Er wordt een nieuw orgel besteld. 1566 In augustus en october 1566 woedt de beeldenstorm in Den Bosch. Het nieuwe orgel van de kapel wordt zwaar beschadigd, ook is er schade aan de glazen, de beelden en het koperen hek.Ga naar eind111 1567 Om de ontheiliging door de beeldenstorm | |
[pagina 25]
| |
ongedaan te maken, wordt het altaar van de kapel door bisschop Sonnius opnieuw gewijd. 1584 De brand van de middentoren in de nacht van 25 op 26 juli 1584 heeft ook schade aan de kapel veroorzaakt: aan de gebrandschilderde glazen, het orgel, het dak. Stadsarbeiders moeten het gewelf ruimen, dat beladen is met steen en hout dat tijdens de brand was omlaaggestort. Een commissie van zeven broeders leidt de herstellingen.Ga naar eind112 1629 Toen op 19 september 1629 de Sint Jan hervormde kerk werd, hield de kapel die flinke oorlogsschade had opgelopen tijdens het beleg van de stad door Frederik Hendrik, op in dienst te staan van de Lieve Vrouwe Broederschap. Sindsdien is haar bouw- en restauratiegeschiedenis geheel één met die van de kerk. | |
Bouwberichten na 1629Bij het weergeven van berichten over reparaties, onderhoud, verbouwingen en inrichting van de kerk sinds 1629 en bij het opstellen van een afzonderlijk hoofdstuk over verval en restauraties van de kerk, zijn enige herhalingen niet geheel te vermijden, maar hieronder worden eerst de feiten zo veel mogelijk op zich gegeven. 1629-1630 Met f 3.000, - wordt de reparatie der kerk aangevangen. De kap van de Broederschapskapel wordt hersteld. Het kruis op het oxaal wordt uit de kerk verwijderd en overgebracht naar de ‘logie’ door een timmerman en vier knechten.Ga naar eind113 ‘Item alsoo de kercke in de logie hadde liggen vier eycken boomen met noch enige ende stucken deselve bestelt te laten sagen tot upsetsels int dack aen noortsyde dairt ingevallen was ende vier pijphouten om vensters te maecken upt dack... 2 houtsagers, 12¾ d.... 12 gl. 19 st.’. Voor het uitgewaaide glas worden op 22 december 1629 door Frans Claessen Bloem meester timmerman blinden gemaakt. De 28ste december werkt dezelfde meester ‘up de kerck um het dack dicgt te maecken aen noortsyde ende boven ons lieff Vrouwen Choor, dairt tsamen ingevallen was... 1½ d. met 3 knechten... 4 gl. 19 st.’. Het werk ‘upte kerck’ gaat door tot op 11 februari, meester Frans Bloem werkt er doorgaans met zes knechten aan.Ga naar eind114 Er wordt leidekkerswerk verricht. Op 22 februari 1630 heeft ‘Pelgrom Jans toegemaeckt een gat upt dack aende suijtsijde... 13 st.’. Op 16 maart heeft ‘Pelgrom Jans gewerckt 1½ d. in den lanteren [de middentoren] vande kerck aldaer de dueren gemaeckt... 1 gl 4 st.’. Voorts is er ‘toegemaeckt een gat in den toren’. Voor 1033 gulden en 3 stuivers worden 106.000 leien en de benodigde leinagels aangeschaft. Uitgaven worden gedaan aan Boudewijn leidekker en zijn knechts, van 7 januari tot de derde week van juni in 1630; tussen 1 en 15 juni is hij, met zijn broer Dierick, een knecht en Peter Jansz. bezig met de leidekking ‘upten thooren’, een naam waarmee doorgaans de westtoren bedoeld is, terwijl de middentoren ‘lanteren’ of ‘stompe tooren’ heet. Lambert van Callenburch en zijn knechten, die het werk na zijn dood in maart afmaken, worden voor leidekkerswerk betaald van 21 januari tot augustus 1630. Op 6 juni heet het, dat de daken dicht zijn, maar in augustus moeten nog reparaties verricht worden wegens gaten door vallend gesteente.Ga naar eind115 Aan metsel- en steenhouwwerk wordt in 1630 het volgende gedaan. Jan Janss. Boem en knecht krijgen op 16 januari betaald ‘van de kerck te ruijmen alle de affgescoeten steens ende deselve in de logie gebrocht... 77 gl. 4 st.’. Cornelis de steenhouwer, zijn zoon Andries en Jan Spiron herstellen vensters in de kerk, tegenover de preekstoel, bij het groot orgel, in de middentoren, boven het noordelijk transeptportaal, achter de preekstoel, boven het zuidelijk transeptportaal (‘boven de duer nae de logie’), maken nieuwe ‘pusten’ (= posten, montants, stijlen in de vensters) daarvoor en gebruiken daartoe ‘Sichenaer’ (mergel uit Zichem) en Bentheimer steen, te zamen voor 226 gulden. Met puin wordt nuttig omgegaan: ‘Item alsoe up kerckhoff groote blauwe steenen waren liggende soo vant cruijs [transept] als van de kerk geschuoten’, deze worden in de logie gebracht.Ga naar eind116 1630-1631 Verdere herstellingen volgen in 1630-1631. Frans Claessen timmerman wordt betaald voor ‘een groote stijgeringe ant glaes boven de trou duure’ (noordelijk transeptportaal), ‘een fameel [formeel] onder den boghe van de glaesen’ (de schildboog om de top van het grote noordelijke transeptvenster), ‘4 steygeringen achter het choor’. Cornelis en Andries de steenhouwers worden op 15 april 1631 betaald voor vier dagen werk ‘boven de trou deur den tabernakel die vallen wilde met steen ondervaren ende de woij [voij, foei, balustrade] versijen... 6 gl.’. ‘Alsoo eenen boghe inden tooren was gevallen om wederom op te maken’ krijgen Mychijl Wouters metselaar en zijn knecht 16 gl 17 st. 2 ort. voor negen dagen werk. Cornelis en Andries verrichten verdere natuursteenherstellingen, vooral door het maken van nieuwe montants (posten, ‘pusten’) in het koor, het transept, ‘achter den hoogen choor boven St. Peeters autaar een harnas ende posten [middelste straalkapel], boven St. Jacops altaer [tweede straalkapel vanuit het noordwesten] een harnas met eenen nieuwen post’, waarvoor zij ‘Sichenaer steen’ gebruikten, bij elkaar voor 98 gld. werk.Ga naar eind117 1631-1632 Frederik metselaar en knechten hebben in november 1631 ‘gewerckt op den tooren ende opt hooch choor mits de muerkens aende | |
[pagina 26]
| |
suyt sijde bovende gerve kamer op getrocken door dijen de deiffen [dieven] daer metter nacht over quamen ende tloot van de kerck haelden... 22 gl. 12 st. 2 ort.’. ‘Willem Tonis metsselar heeft gemaeckt int sacreste een schouw tot behoeff van den kercke raet... 20 gl. 3 st.’.Ga naar eind118 In die kerkeraadskamer werden in 1633-1634 een bedstede en een deur gemaakt en de schoorsteenmantel beschoten; een nieuwe schoorsteen werd in 1636-1637 gemaakt door metselaar Frederik Mathissen.Ga naar eind119 1632-1633 In 1632-1633 werd weer Sichemer steen gehaald, 87 stukken en 75 blokken voor 97 gld. 10 st., in 1634-1635 20 voet Avennes steen en 4 stukken blauwe steen en 88 blokken ‘Segnaer’ (Sichemer) steen.Ga naar eind120 1633-1634 Steenhouwer Cornelis werkt in 1633-1634 aan een ‘voij’ (balustrade) ‘aent cruijs choor / de lueninck op gemaeckt [aan het transept] als aent glaes aende noort sijde / daer de dieven eenen post met ijseren gerden hadden uut gebroecken’.Ga naar eind121 1636-1637 Cornelis Jans en Andries kopen in 1636-1637 veertien altaarstenen, grote en kleine, van de kerk voor 165 gl. 15 st.Ga naar eind122 In 1637 wordt de kapel van de Lieve Vrouwe Broederschap ingericht tot auditorium van de Illustre School, een functie die zij tot 1671 zal houden. In 1636 namelijk was de Latijnse School van 's-Hertogenbosch ‘illuster’ geworden door de benoeming van de predikant Maresius tot professor, die volgens de regeling van 15 januari 1637 wekelijks twee publieke lessen zou geven handelend over ‘soo heylige als profane historien, waerin hij die voorsichtigheyt sal hebben te gebruyken, dat syn principaelste schopus sy, het uytleggen van de wereltlycke historien, daeronder mengende met alle discretie 't gunt uyt de heylige historien ende schriftuere te pas sal comen, opdat tot syn lessen mogen comen soo wel degeene, die van Gereformeerde religie vreempt syn, als andere deselve geaffectionneert ende daervan professie doende’. De professor kreeg van stadsbestuur en predikanten de gelegenheid deze colleges te geven in de Broederschapskapel, waar hij eens in de maand ook de leiding moest nemen van een openbaar theologisch en filosofisch dispuut. De leden van de Broederschap hebben wel geprotesteerd toen zij merkten dat in hun kapel ‘wert gedaen eenige openinge’, maar op hun verzoek dit werk te doen staken gingen de schepenen niet in. In 1671 maakte het college van scholarchen, het schoolbestuur, de magistraat erop opmerkzaam, dat de kapel als aula niet voldeed en dat zij liever het koor van de Begijnhofkerk voor dit doel gingen gebruiken. Dit ontmoette geen bezwaar en de schepenen droegen zorg voor overbrenging uit de kapel daarheen van alles wat er ten dienste van de professoren en studenten was aangebracht.Ga naar eind123 1637-1638 Om het schoorstelsel van het koor van de oorlogsschade te herstellen, wordt in 1638 een bestek gemaakt: ‘Also in de belegeringe deser stadt sess a seven boogen staende op St. Jans kerck achter het hooch choor seer waeren doorschoten ende stonden in prickel [perikel, gevaar] van vallen soo hebben de heeren kerkm. goet gevonden de selve te besteden ende met ten eersten te laeten op maecken volgens het besteck daer van gemaeckt’. Het werk wordt aangenomen door timmerman Frans Blom voor f 500, - en na voltooiing gevisiteerd door de stadsmetselaar Cornelis Mathissen.Ga naar eind124 1639 Door de kerkeraad wordt een lijst van uit de katholieke tijd overgebleven ‘superstitieuze’ inventarisstukken opgesteld. Een aantal wordt daarna gesloopt of verwijderd, van het sacramentshuis een deel terstond, het overige in 1645. Vanaf 1629 was al begonnen met de afbraak van altaren en grafmonumenten. 1640-1641 Cornelis Jans steenhouwer maakt de boog ‘boven de ingaengen van de deuren om inde camer van de predicanten en ouderlingen te comen... 4 gl. 7 st.’.Ga naar eind125 1642-1643 Aen Thomas Cotterel die met 5 man alle de baencken ende gestoelten in St. Jans kerck hadden verset als Bilderbeeck den gront van de kerck teckende... 5 gl.’.Ga naar eind126 De kerkplattegrond die deze Bilderbeeck in 1642-1643 tekende, is niet bewaard gebleven en ook is onbekend wie hij was. In de stadsrekeningen van ditzelfde rekeningjaar wordt een schenking ter waarde van 150 gld. verantwoord aan ‘Peter van Bilderbeeck, Ingenieur’, mogelijk de ontwerper van de Citadel, in 1637-1639 gebouwd.Ga naar eind127 1651-1652 Thomas Willems steenhouwer ontvangt 4 gl. voor ‘eenen nieuwen post int glas bij de vunt ende de andere vast gemaeckt’.Ga naar eind128 1652-1653 Thomas Willems ontvangt 47 gl. 16 st. voor ‘verscheijde glaesposten ende andere noodige reparatie’. ‘Also de dieven op de St. Jans kerck vel loets hadden gestolen, hebben de heeren kerckmrs goet gevonden dat men loet van Amsterdam soude onbeyden. Also ontfangen van Handrick van Coesvelt coopman tot Amsterdam 987 pont loet, het hondert tegen ii gl. 5 st. samen iii gl. 9 st.’.Ga naar eind129 1655-1656 Thomas Willems steenhouwer heeft gemaeckt in den stompen toren van St. Jans kerck 28 nieuwe glaesposten van goeden herden Benthamer steen, houden 70 roet den voet tot 32 st. compt. 112 gl. met meer ander reparatie 124 gl. 14 st.’.Ga naar eind130 1656-1657 ‘Weduwe Thomas den steenhouwer - in den stompen toren - 28 nieuwe glaesposten van goeden harden Benthamer steen - 70 voet, het voet tot 32 st. en ander werk 115 gl. 1 st.’.Ga naar eind131 1657-1658 Door Peeter Fredericx metselaar wordt ‘de nieuwe camer voor de heeren kerckmrs. gehoocht ende gepleijstert ende geweet [gewit]’. Cornelis Thomas maakt er de stenen vensterstijlen | |
[pagina 27]
| |
voor, betaald in 1658-1659. Dezelfde Cornelis Thomas steenhouwer ontvangt 112 gl. voor werk ‘in den stompen tooren - 28 nieuwe posten van goeden haerden Bentemer steen - 68 voet steens den voet tot 32 st.’ en ander werk.Ga naar eind132 1659-1660 Cornelis den steenhouwer heeft ‘in de pilaeren vande kerck verscheijde gaten toe gemaeckt’.Ga naar eind133 1661-1662 Blijkens de rekeningen van 1660-1661 en 1661-1662 heeft de kerk in 1661 tamelijk ernstige stormschade opgelopen. Cornelis de steenhouwer herstelt voor 9 gl. 12 st. 2 ort. montants ‘in de uut gewaeyde glaesen’, timmerman Gerit Coenen voor 151 gl. 10 st. het dak ‘dat aende suydtsijde teenemael was in gevallen doorden groeten wijndt’. De leidekkers Goossen Bosch en knechten hebben ‘wederom toe gemaeckt het ingevallen daeck ende de kerck metten tooren’ en ander werk verricht voor 176 gl. 15 st. Op 8 maart 1662 waren daartoe van Houbert Lensen 10.000 leien gekocht voor 105 gl.Ga naar eind134 1667-1668 Cornelis van Wackvelt steenhouwer en knecht hebben ‘nieuwe steenstucken gestelt voor glaesraemen in St. Jans kerke... 118 gl. 13 st. 8 ort.’.Ga naar eind135 1669-1670 Voor ‘d'arbeijders van de kerck omdat sij alsser brandt in de kercke was, de handt aen hadde geslaegen ende haer beste gedaen om de brandt te blussen... 8 gl. 15 st.’.Ga naar eind136 1670-1671 ‘Aen eenen duytsen soldaet voort cloven vant houdt t'geene van de Logie is gecomen, die afgebroocken is... 2 gl. 8 st.’. Ofschoon er geen andere kosten bij het afbreken vermeld worden dan deze uiterst geringe, is het mogelijk dat hier dè bouwloods van de Sint Jan bedoeld is. Voordat zij, in 1671, aan haar einde kwam, had zij al verscheidene andere functies dan bouwactiviteiten gediend. Zo was zij van 1630 tot 1638 vergaderplaats van de scholarchen, de bestuurderen van de Triviale, Latijnse en Illustre School.Ga naar eind137 1675 Na het einde van de bouwloods volgt ook spoedig het einde van het steenhouwwerk: in 1675 wordt voor het laatst een steenhouwer in de kerkrekeningen vermeld: Cornelis van Wackvelt. 1681-1682 In 1681-1682 wordt Jan van Turnhout betaald ‘voor 't maecken van 2 sonnewijsers aen den cleynen thoore van St. Janskercke... 12 gl. 16 st.’.Ga naar eind138 1690 Op 19 april belooft Johan van Hoorn de Sint Jans- en andere kerken binnen drie jaar wat betreft schilder- en steenwerk in goede staat te brengen voor f 100, - per jaar zowel van de stad als van de kerkmeesters en met f 50, - direct voor materiaalaankopen.Ga naar eind139 Op 24 juli 1690 doen de gecommitteerden van de Broederschap van Onze Lieve Vrouw aan de kerkmeesters het voorstel, ‘dat eer het somer saysoen verder quam te verloepen het vack ofte den oven van het gewulfsel boven het Lieve Vrouwe Choor in het voorleden jaer ingevallen wederom wierde gemaeckt’. De schade is veroorzaakt door steen van de kerk gevallen en de Broederschap vraagt de kerkmeesters financiële bijstand.Ga naar eind140 1690-1691 ‘Item volgens ordonnantie van den selven dato [2 november 1690] betaelt aen van Dam voor d'een helft van het metselwerk aan het ingevallen dack van het L.V. Choor Bij quitantie de somme van 14 gl.’. ‘Item volgens ord. in dato den 2 nov. 1690 betaelt aen Cornelis van Veen voir een helft van geleverde materialen en arbeijtsloon’.Ga naar eind141 1692-1693 ‘Eerstelijck volgens Resolutie van Heeren kerckmeesters geresolveert sijnde boven de trappen van den stompen tooren om de inwateringe te beletten, te maecken 4 aftdackjens, soo is tselve publieck ende voor alle man timmerwerck daer aen sijnde besteet, voor hondert gld. aen Mr. Gerrit van Leerssum, die volgens besteck en quitanties alhier comen voor uijtgaeven dus... 100 gl.’. ‘Item bij den Rendant tot deselve dackjens gelevert sijnde het eycken houtwerck... 291 gl.’. ‘Item betaelt... aende weduwe van de Hr Niclaes Blom... vant gene verdient hadde aen de kercke met maecken van verscheyde concepten van teijkeninge, soo van de toorentjes maecken van een poortje tplanten van de boomen op St. Jacobs kerckhoft 28 gl. 12 st.’.Ga naar eind142 1693-1694 ‘Item volgens ordonn. van Hr. Kerckm. betaelt aen Jacob Schars leyendecker... wegens arbeytsloon bij hem en syn knecht verdient met het decken van vier toorenties gemaact op de vier trappen aende stompe tooren op St. Jans Kerck... 82 gl. 7 st. 8 penn.’.Ga naar eind143 | |
[pagina 28]
| |
Afb. 18. Plattegrond waarop in cijfers de verscheidene ruimte-delen aangegeven. De oude, de protestantse en de tegenwoordige namen van deze delen.
1. Het hoge koor. 2. Koorsluiting. 3 a-b. Binnenste koorzijbeuken, ‘gangen’. 4 a-b. Buitenste koorzijbeuken, ‘gangen’. 4 a. Koor van de Lieve Vrouwe Broederschap (van 1426 tot 1494), koor van het Heilig Sacrament (van 1523 tot 1629). 4 b. Nicolaaskoor; Kramerskoor. 5. Kooromgang. 6-12. Straalkapellen. 6. Bartholomeuskoor; geen eigen naam; plaats waar een tijd lang het Passieretabel stond, dan van 1949 tot 1981 een orgel. 7. Jacobskoor; Jacobskoor; eerst Philomena-, dan Aloysiuskapel. 8. Quirinuskoor; Kraankinderenkoor; Josephkapel. 9. Petrus- en Paulus- of Viskoperskapel; brandspuithuis; Annakapel. 10. Michaelskoor; geen eigen naam; Heilig Hartkapel. 11. Chrispinuskoor; geen eigen naam; Vincentius- of Charitaskapel. 12. Catharinakoor; Cathalijnekoor; Vagevuurkapel met altaar ter ere van de Heilige Kerk. 13. Kapittelzaal; Diaconie (1634-1810); Sacristie. 14. Deel van de Kapittelsacristie; Kerkmeesterskamer (1630-1856); deel van de Sacristie, thans Portaal. 15. Deel van de Kapittelsacristie; Predikanten- en Ouderlingenkamer (1629-1631), Kosterswoning (1631-1856); Sacristie (1856-1960); Dagkapel de Goede Herder. 16. Salvatorkapel, Bacx- of Bockkoor; Bacx- of Bockkoor; Antoniuskapel. 17. Gerfkamer van de Lieve Vrouwe Broederschap; Kamer van kerkeraad, consistorie en classis (1634-1810); bergruimte met weer de naam Gerfkamer. 18. Koor van de Lieve Vrouwe Broederschap, Lieve Vrouwekoor; Hoge Kapel of Lieve Vrouwekoor, Auditorium van de Illustre School (1637-1671); Sacramentskapel. 19. Plaats van het oxaal of jubé (tot 1867). 20. Viering onder de middentoren (na 1584 ‘stompe toren’, later ‘koepel’). 21 a. Noordtransept. 21 b. Zuidtransept. 22. Trouwportaal, Noordportaal, Mariaportaal. 23. Logiepoort, Zuidportaal, Johannesportaal. 24. Sacristie (?) met bovenkamer; geen bepaalde naam; boven: Kerkarchief, beneden Suissekamer, later ruimte voor electrische bedieningsapparatuur. 25. Archiefkamertje, grafkapel? (geen naam overgeleverd); sinds 1957 tweede Josephkapel. 26. Verrijzeniskapel of Merlarkoor; kaarsenbewaarplaats; stovenkamer, vanaf 1951 Pietakapel, thans oecumenische kapel met een Russische Drievuldigheidsikoon. 27. Hoogschip, middenschip. 28 a-b. Binnenste schipzijbeuken, ‘gangen’. 29 a-b. Buitenste schipzijbeuken, ‘gangen’. 30. Luidpoort onder de toren (Westtoren, gemeentetoren). 31. Doopkapel. 32. Lieve Vrouwekapel; Lage Kapel, Auditorium van de Illustre School (1731-1787); vanaf 1853 opnieuw Lieve Vrouwe- of Mariakapel. | |
[pagina 29]
| |
Afb. 19. Axonometrische perspectieftekening van de kerk.
| |
[pagina 30]
| |
Afb. 20. Panorama van 's-Hertogenbosch uit het zuidwesten. Pentekening door Anton van den Wijngaerde, 1548-1558 (By courtesy of the Ashmolean Museum, Department of Western Art, Oxford).
|
|