te brengen. Een rond drankhoofd draaide zich naar hem toe.
‘Kun je niet uitkijken, lelijk apekoppie?...’
Pietje reageerde niet, maar de neuriënde juffrouw schikte wat in, zodat hij toch kon zitten. Ze fluisterde hem in het oor: ‘Doe maar of je neus bloedt, want hij is weer stomlazerus!... Dan is ie gevaarlijk!...’ Ook hierop reageerde Pietje niet.
De baas wees hem met 'n glimlach van verstandhouding een andere plaats aan die net vrijkwam, maar Pietje kreeg juist z'n glaasje bier geserveerd en voelde niets voor een smadelijke aftocht.
Dat nam ‘dikke Oscar’ niet. Pietjes koelbloedigheid beschouwde hij als een openlijke uitdaging. Met zijn gehele indrukwekkende voorgevel draaide hij zich naar zijn kleine buurman.
‘Nou gauw weg wezen, of ik veeg de vloer met je an!...’
Bij de overige aanwezigen ontkiemde een geamuseerde belangstelling. ‘Dikke Oscar’ was een populaire figuur, niet alleen vanwege z'n spectaculaire verschijning, maar ook door de rondjes die hij gewoon was aan te bieden, wanneer zijn dronkenschap een zekere graad van verbroedering had bereikt. Na deze volgde gemeenlijk een korte melancholie die geleidelijk overging in een toestand van bepaald gevaarlijke agressiviteit. Het was bekend dat z'n vrouw - een bedaard en fatsoenlijk mensje - op grond van levensgevaarlijke mishandeling van hem