duizenden guldens, die even zovele levensgenietingen vertegenwoordigden. Ondanks z'n misbruik van vertrouwen had dokter Gabowitz toch betaald!
Hij had voor haar de deur van de wereld geopend!... En ook Rudy had hiertoe bijgedragen. Het haalde hem dichter naar haar toe. Naar de dokter zou ze niet terugkeren dan in hernieuwde nood, maar met Rudy was het anders.
Het onnozele joch Jonnie werd, hoe langer ze hem kende steeds meer door haar overheerst, maar tegenover Rudy verloor ze dagelijks meer van haar overwicht. Wanneer ze verwachtte dat hij haar in een verloren ogenblik zou aangrijpen, volstond hij met een superieur, wat spottend lachje, dat haar ontkleedde zonder haar te bewonderen. Soms trachtte ze hem uit te lokken, trok haar kousen op tot boven de knie, maar Rudy schonk er nauwelijks aandacht aan en dat prikkelde haar. Later trachtte ze het te verklaren door de mogelijkheid van misschien alleen serieuze bedoelingen, maar daarvoor waren z'n opmerkingen te luchthartig. Toen ze hem eens plaagde met een vrouwelijke, niet meer jonge klant van de zaak die hem het hof maakte, was zijn antwoord: ‘Als ze poen heeft, ben ik van de partij, maar anders...’ en hij wuifde afwerend met zijn hand.
‘En als ze eens net zo jong was als ik?...’
Hij had haar van het hoofd tot de voeten gemonsterd alsof ze een etalagepop was.