eenmaal vroeg naar bed. Heel anders dan in de drukke stad! Die leek haar altijd vol licht en leven. Daar nemen ze geen notitie van je en kon je doen wat je wilde!
Ze naderde de grote weg, met af en toe een auto die haar verblindde en dan weer verdween in de duisternis. Ze bedacht in hoe korte tijd ze Amsterdam kon bereiken, waar haar moeder haar zeker niet de deur zou wijzen. Die gedachte verwarmde haar. Ze stond niet helemaal alleen op de wereld. In de verte naderde weer een auto. Misschien wel die van Jonnie op weg naar z'n vriendelijke Pa, - om samen van het grote nieuws te genieten, dat hij zich over niks meer zorgen hoefde te maken, dat er een eind was gekomen aan hun verhouding, ‘voor goed een eind’!...
De donkere romp van een vrachtwagen naderde. Waar ze wachtte minderde hij vaart en stond stil. Uit de bestuurderscabine boog de krullebol van de chauffeur.
‘Mot je naar de stad, juffie?...’ lachte hij.
Even flitste het verlangen naast hem in te stappen. Wat kon haar verder nog gebeuren? Maar dan was het of ze plotseling Jonnie voor zich zag. Weer zo'n kerel die alleen op een pleziertje uit was, om je daarna als oud vuil op de mesthoop te gooien.
‘Barst’... antwoordde ze vinnig, draaide zich om en verdween in de zijlaan.
'n Beetje had ze wraak genomen. Wat zei moeder