‘Ga je uit werken?...’
Ze ontweek een direct antwoord.
‘Heb ik gedaan, maar je verdient haast niks en je wordt als een slavin behandeld...’
Tonia voelde dat ze wat verzweeg. Toch had ze niet de moed te vragen welke die bijverdiensten waren. Ze stopte een grassprietje in haar mond en begon er op te kauwen.
Toen keken ze elkaar aan en schoten in een lach. Tonia begreep dat er iets niet in orde was, maar van haar altijd nog knappe moeder ging zo'n zonnige daadkracht uit dat het haar verder eigenlijk niet kon schelen.
Opeens werd ze ernstig.
‘Eén ding moet je goed onthouden, Tonia, geen man is te vertrouwen! Als je jong bent, zoals jij, beloven ze je de hemel op aarde, maar zijn ze eenmaal met je getrouwd, dan gaat de lol er af en zoeken ze hun heil in de kroeg of bij andere grietjes!...’
Tonia hield er niet van als haar moeder aan het zedepreken sloeg. Dan raakte ze haar innerlijke steun kwijt. Hoe de vork ook in de steel zat, ze zou het liefst met haar de vlucht nemen.
Alles om haar heen, de zomerdag met z'n ruisende bladeren en daarboven de stralendblauwe hemel, alles sprak van levenslust en vrijheid. Zou ze het toch wagen er van door te gaan?...
Alsof haar moeder haar gedachten had gelezen, waarschuwde ze: ‘Heb geduld, kind!... De tijd gaat