geheel niet kon oriënteren, maar hij begreep dat niet zijn leven maar wel zijn ontgroening het einde naderde. Het zou nu, evenals bij een werkelijke begrafenis, zonder bloedvergieten zijn afgelopen wanneer niet een der dragers, waarschijnlijk als gevolg van een te grote hoeveelheid ‘groene pommerans’, de stok van zijn wankele schouder liet slippen, met het gevolg dat de kist tegen de grond botste en ook de kale schedel van het lijk.
De opstanding voltrok zich in een stormachtig tempo.
Nog duizelig door zijn onverwachte smak niet in maar op de aarde, rukte de herrezene zijn blinddoek af, greep de stok waaraan zijn stoffelijk omhulsel was getransporteerd en sloeg daarmee als een razende op de deloyale concurrenten van zijn geachte vader in, waarbij één spottend oog van Guido deerlijk werd gekwetst.
Dat was jammer, want Guido werd hierdoor genoodzaakt wekenlang met een verband rond te lopen, hetgeen zijn gezag bij de collega's niet verhoogde, terwijl de populariteit van het levende lijkje sterk toenam.
In die dagen stierf zijn moeder. Onverwacht en niemand wist waaraan. Volgens de huisdokter deugde haar bloed niet. Bij haar leven was ze gewoon alles te doen zoals het behoorde, maar het leek meer door en voor haar echtgenoot dan dat het uit een