Beatrijs. Het middeleeuwse verhaal van de verliefde non(2007)–Anke Passenier– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 48] [p. 48] Negende Deel De droom Midden onder deze gebeden Is zij opeens in slaap gegleden En toen is er in haar dromen Een visioen tot haar gekomen Ze hoorde waar zij lag en sliep Hoe een luide stem haar riep: Vrouw, je hebt zo lang gekermd Dat Maria zich ontfermt Ze heeft in haar barmhartigheid Zelf bij God voor je gepleit Aarzel niet en ga nu vlug Naar je oude klooster terug! Je vindt de deur wijd open staan Waardoor je ooit bent weggegaan Met je liefste, die jongeling Die er in de nood vandoor ging Je habijt is op het altaar Alles ligt daar voor je klaar Je sluier, pij en je sandalen Wachten tot je ze komt halen [pagina 49] [p. 49] Bedank hiervoor Maria maar Ook je sleutels vind je daar Die je voor haar stenen beeld hing Toen je 's nachts de deur uitging Zij heeft ze steeds willen bewaren Zodat in die veertien jaren Niemand jou ooit heeft gemist En geen mens er iets van wist Dat deed Maria, je trouwe vriendin Zij nam al die tijd je plaats in En deed in jouw gedaante het werk Dat jij doen moest in de kerk Voor jou heeft de Hemelse Vrouw dit gedaan Zij roept je nu op naar het klooster te gaan Je zult het zien, je bed is vrij God gaf dit bericht aan mij Toen zij iets later met een schok Uit haar dromen wakkerschrok Zei ze: O God allemachtig 'k Heb al genoeg verdriet waarachtig Als ik naar de abdij zou gaan Dan zien ze mij toch zeker aan Voor een luizige dievegge? En wat zouden ze dan zeggen? [pagina 50] [p. 50] Daar kwam vast nog meer schande van Dan van 't vluchten met een man God bewaar me, dat mijn dromen Van de duivel zijn gekomen! Almachtig God, zo wijs en goed Omwille van uw kostbaar bloed Dat vroeger uit uw zijde stroomde Zou het waar zijn wat ik droomde? Als de stem die ik vernam Werk'lijk uit de hemel kwam Laat hij zich nóg eens openbaren En 't tot drie maal toe verklaren Dan is het geen bedrog of waan En zal ik naar het klooster gaan Heus, dan zal ik wel geloven In een boodschapper van boven De nacht daarop hoorde ze weer Precies zoals de eerste keer Een luide stem die tot haar zei: Vrouw, ga terug naar je abdij! Je treuzelt nu al veel te lang God zal je bijstaan, wees niet bang Doe wat Maria je gebiedt Ik ben haar bode, twijfel niet! [pagina 51] [p. 51] Al was de stem nu teruggekomen En had zij nog een keer vernomen Dat zij naar de abdij moest gaan - Toch durfde zij het nog niet aan Ze dacht: Als het een boze geest Of soms een demon is geweest Dan weer ik mij met al mijn kracht Tegen de duivel en zijn macht En komt hij weer vannacht, die slang Here God, maak hem zo bang Dat hij prompt de kluts kwijtraakt En zich uit de voeten maakt Dan kan hij mij niet langer plagen En U, Maria, wil ik vragen: Zend mij de stem een derde keer Dan twijfel ik niet langer meer! Toen waakte zij die derde nacht En er weerklonk met grote kracht Een stem uit een verblindend licht Die sprak met goddelijk gewicht: 't Is onterecht dat je nog niet Gedaan hebt wat ik jou gebied Als je niet vlug naar 't klooster gaat Dan is het straks misschien te laat [pagina 52] [p. 52] Je wachtte hier al veel te lang Ga nu maar gauw en wees niet bang Je vindt de deur wijd openstaan En je kunt vrij naar binnen gaan Je habijt ligt op het altaar Al je kleren vind je daar Zo sprak de stem met veel gezag De arme vrouw toe, die daar lag Het grote licht verblindde haar En ze zei zachtjes: 't Is dus waar Wie zou daar nog aan twijfelen? Ik mag niet langer weifelen Deze stem kwam echt van God Hij openbaarde Maria's gebod En nu zal ik onmiddellijk opstaan Om naar het klooster terug te gaan Ik zal het doen in goed vertrouwen Dat God door Onze Lieve Vrouwe Mijn arme kinderen zal bewaren En voor ongeluk zal sparen *** Vorige Volgende