Beatrijs. Het middeleeuwse verhaal van de verliefde non(2007)–Anke Passenier– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 43] [p. 43] Achtste Deel In het huis van de weduwe Tenslotte zwierf ze zolang rond Dat zij opeens voor 't klooster stond Waar zij ooit als non geleefd had Mensen, wat een schok was dat! Toen de zon was ondergegaan Klopte zij bij een weduwe aan Die zij vriendelijk verzocht Of zij daar overnachten mocht Ach, zei de vrouw, met die twee blagen Zou 't wreed zijn om u weg te jagen Ze lijken me ontzettend moe Rust maar wat uit, ga zitten toe! Wat ik heb om van te leven 't Brood dat God me heeft gegeven Daarvan schenk ik u een deel Ook al is het niet zoveel Ze bleef dus met haar kinderen eten En toen wou ze heel graag weten Hoe 't er in het klooster voorstond Dat zij onverwachts terugvond [pagina 44] [p. 44] Beste vrouw, vroeg ze in vertrouwen Is dat het klooster van edelvrouwen? Ja, zei zij, 't is zo chique en rijk Geen ander is eraan gelijk Over de nonnen daar - geen kwaad woord! 'k Heb nooit iets vreemds van ze gehoord Ze hebben een zeer goede naam En staan bekend als vroom en deugdzaam Zij, die bij haar kinderen zat Vroeg: Waarop baseert u dat? Want ik hoorde deze week Toch nog iets waar ik van opkeek Dat zo'n veertien jaar geleden Een kosteres is uitgetreden Die 's nachts de kerk uit is geslopen En met een man is weggelopen! Niemand die het weet waarheen Ze zo plotseling verdween En waar ze ooit gebleven is En of zij nog in leven is Wát!, zei de weduwe toen kwaad Wat is dit nu voor roddelpraat? De kosteres heeft niets misdaan Hou uw mond of u kunt gaan! [pagina 45] [p. 45] Al meer dan veertien jaar is zij De kosteres van de abdij En ze verzuimde nog geen dag Behalve als ze ziek op bed lag Dus wie kwaad spreekt over haar Is een gemene leugenaar! Want zij is zo goed en rein Als mensen dat maar zelden zijn Al ging je alle kloosters rond - 'k Wil wedden dat je niemand vond Die zo'n goede inborst heeft En zo vroom en zuiver leeft! Voor haar, die zolang had gezondigd Was dat zoiets werd verkondigd Over de kosteres, heel raar 't Was gewoonweg onvoorstelbaar Mevrouw, zei ze, ik zou graag weten Hoe haar beide ouders heten Ze kreeg hun namen allebei Toen wist ze 't: Dit gaat over mij! God, wat huilde zij die nacht Die ze in dat huisje doorbracht Voor het bed op blote knieën Waar ze sliepen met hun drieën [pagina 46] [p. 46] O Maria, Lieve Vrouw Bad zij, ik heb zo'n berouw Van al mijn zonden heb ik spijt Ach, toon mij uw barmhartigheid! Als hier een hete oven stond Die vlammen braakte uit zijn mond Vurig gloeiend als de zon Kroop ik erin, zo snel ik kon Ik greep het aan met beide handen Om mijn zonden weg te branden O God, ik zie geen uitweg meer Wees me toch genadig, Heer Maar U wilt niets van wanhoop weten En dat mag ik niet vergeten Al raak ik ook mijn angst niet kwijt Toch hoop ik op barmhartigheid Sinds U als mens op aarde kwam En daar het lijden op U nam Aan het kruis tot in de dood Was geen zondaar U te groot Elke zondaar die met spijt Smeekte om barmhartigheid Kreeg vergeving voor zijn misdaad Ook al kwam hij nog zo laat [pagina 47] [p. 47] Zoals we weten allemaal Blijkt dit vooral uit het verhaal Van hoe het Gisemast verging Die met U, Heer, aan het kruis hing U zei tot hem dat hij gelijk Met U zou komen in uw rijk Zo bleef die moordenaar behouden Omdat zijn zonden hem berouwden En toch is het ons duid'lijk dat Die zondaar om genade bad Pas op het einde van zijn leven En dus niets meer had te geven Geen and're schat, geen geld of goud Gaf hij aan U voor zijn behoud Dan alleen oprecht berouw Dat was het, wat hem redden zou Uw genade is niet te doorgronden Is groter dan de grootste zonden Als de zee die men niet leegscheppen kan Men raakt er nooit de bodem van Dus is er ook nog hoop voor mij En daarom durf ik frank en vrij Te vragen om barmhartigheid Want ook ik heb grote spijt Vorige Volgende