Beatrijs. Het middeleeuwse verhaal van de verliefde non(2007)–Anke Passenier– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 40] [p. 40] Zevende Deel Het berouw Na veertien jaar gaf God haar berouw Zo groot, dat zij liever sterven zou En haar hoofd eraf liet slaan Dan met dit leven door te gaan Haar lijf verkopen, keer op keer Het was genoeg - ze kon niet meer Ze huilde steeds, kon het niet helpen Haar tranen waren niet te stelpen Maria, zei ze, Moeder van God Laat mij niet over aan mijn lot Ik zweer het U, 'k heb heel de tijd Van al mijn zonden vrees'lijk spijt 't Zijn er zoveel, ik weet niet meer Wanneer het was en hoeveel keer Met wie allemaal en waar Het is werkelijk ontelbaar O, ik zondigde zoveel En ik vrees het Laatste Oordeel Waar de zonden zullen blijken Van de armen en de rijken [pagina 41] [p. 41] Dan wordt elke fout gewroken Die men niet heeft uitgesproken In de biecht zoals het moet En die niet is uitgeboet Dit is iets wat ik zeker weet Al droeg ik ook een boetekleed Van ruwe stof, mijn leven lang Het zou niet baten, ben ik bang Al kroop ik dwars door alle landen Op mijn knieën en mijn handen Zonder schoenen aan mijn voeten - Ik zou niet voldoende boeten Nooit word ik van zonden vrij Moeder Maria, sta me bij Bron van liefde en van leven U kunt mij genade geven U redde zelfs een grote zondaar Die zichzelf met huid en haar Aan de duivel toevertrouwde Wat hem later toch berouwde O Lieve Vrouwe, denk eraan Bij alles wat ik heb misdaan: In mijn vrees'lijke verleden Heb ik steeds tot U gebeden [pagina 42] [p. 42] 'k Zei elke dag een Weesgegroet En ik weet dat wie dit doet Ondanks hopeloos gedrag Op uw bijstand hopen mag Maria, uitverkoren bruid Ooit zond God een bode uit Die U in Nazareth ontmoette En U met ‘Ave Maria’ groette Daarom hoort U ook vandaag Deze groet nog steeds zo graag En kunt U iedereen waarderen Die U daarmee wil vereren Al leidt hij nog zo'n zondig bestaan U ziet hem in genade aan En U zult hem niets verwijten Maar bij Christus voor hem pleiten Zo bleef de zondares maar klagen Ze bad en smeekte hele dagen Ze nam een kind aan elke hand En zo doorkruiste zij het land Ze ging maar voort van stad naar stad Omdat zij niets te eten had Zij bedelden en moesten leven Van wat de mensen wilden geven Vorige Volgende