Beatrijs. Het middeleeuwse verhaal van de verliefde non(2007)–Anke Passenier– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 35] [p. 35] Zesde Deel In de steek gelaten Ze reden alsmaar voort totdat Ze kwamen bij een grote stad In een dal, heel fraai gelegen En daar zijn ze afgestegen Ze bleven daar een jaar of zeven En leidden er een luxe leven Genietend van de liefde samen Waar twee kinderen van kwamen Maar toen zij na die zeven jaren Toch door al hun geld heen waren Moest hun bezit worden verpand En ging er steeds meer van de hand Kleren, sieraden en paarden Verkochten zij voor halve waarde En 't geld was snel weer uitgegeven Zo bleef er niets om van te leven Al snel was er geen redden aan Ze konden nergens van bestaan Zij kon niet naaien en niet spinnen Om voor hen de kost te winnen [pagina 36] [p. 36] Toen kwam er schaarste in het land De prijzen stegen hand over hand Van etenswaren, wijn en bier Van alle spijs voor mens en dier Zo leefden ze in grote zorgen Met voortdurend angst voor morgen Maar beiden gingen liever dood Dan te bedelen om brood De armoe dreef hen uit elkaar Wat verdrietig was, maar waar De man bleef haar niet langer trouw Liet haar alleen in diepe rouw Hij ging naar huis toe en nadien Heeft zij hem nooit meer weergezien De mooie kinderen bleven daar Ze leken allebei op haar Ze zei: Dit heb ik steeds gevreesd Voortdurend ben ik bang geweest En ik moest er vaak van dromen Dat ik zo terecht zou komen Hij, de man op wie ik bouwde Aan wie ik me toevertrouwde Heeft mij in de steek gelaten En ik ben in alle staten [pagina 37] [p. 37] Moeder Maria, 'k bid U voor mij En voor mijn kinderen dat wij Niet van de honger om gaan komen Nu alles ons is afgenomen Wat moet ik doen als arme vrouw? Mijn ziel en lichaam moet ik nou Bezoedelen met slechte daden Ach Lieve Vrouw, schenk mij genade! Al kon ik wol of garen spinnen Ik zou er bijna niets mee winnen In een week ternauwernood Voor ons alle drie een brood Dus moet ik buiten in het veld Mijn lijf verkopen voor wat geld Zodat mijn kinderen overleven Ik moet ze toch te eten geven? Zo leidde zij wel zeven jaar Een zondig leven, 't is echt waar Ze ging de baan op als prostituee En liep met alle kerels mee 't Was schandelijk en ver van eerzaam Hoe ze moest werken met haar lichaam Plezier gaf het haar allerminst En het bracht maar weinig winst [pagina 38] [p. 38] Voor haar kinderen deed ze dat Voor wie ze alles over had En die ze onderhouden wou Wat het haar ook kosten zou Ach, ik wil er niet naar streven Om tekst en uitleg te gaan geven Hoe groot de schande was en zwaar Waarin zij leefde veertien jaar Maar... één ding vergat zij niet In al haar wanhoop en verdriet: Nooit ofte nimmer liet zij na Om te bidden tot Maria Ze bad de getijden tot haar eer In de hoop om ooit een keer Aan dit leven te ontsnappen En dan radicaal te kappen Veertien jaren leefde zij Nu al buiten de abdij De tijd was snel voorbijgegaan Ze had er niet bij stilgestaan Eerst had ze zeven jaar een man Daar kwamen ook twee kinderen van Toen liet hij haar in de ellende Zodat ze enkel zorgen kende [pagina 39] [p. 39] Dat duurde alles bij elkaar Ook weer rond de zeven jaar Daarover hebt u al gehoord Luister goed, we gaan nu voort! Vorige Volgende