geheel in het rood gekleed hen de eed afnam. Officieren van de Wellense bende waren Joannes van Muysen en Ackermans van Meerssen.
Op de pijnbank legde Peter Stassen de meest eigenaardige verklaring, ooit door een Bokkerijder gedaan, af. Hij vertelde, dat in 1773 in een weide te Abswellen, ‘De Meer’ geheten, een vergadering van de Bokkerijders werd gehouden. Hij ontmoette er Van Muysen met tien andere Bokkerijders. Tijdens die vergadering werd besloten onmiddellijk naar Meerssen te gaan, waar Hendrik Ackermans van Meerssen op hen wachtte. De reis naar Meerssen werd gezeten op bokken gemaakt. Een bok was zo groot als een paard. Toen de mannen voltallig waren kwamen de bokken uit het niets naar hen toe. Op iedere bok namen vier tot vijf man plaats. Zo haastten zij zich door de nacht. Binnen een half uur waren zij in Meerssen, waar Ackermans met 40 complicen gereed stond. De Bokkerijders gingen naar een huis midden in het dorp, braken er in, knevelden de bewoners en plunderden de woning leeg.
Het rijden op een bok komt nog eens ter sprake bij een proces van een Bokkerijder uit de Landen van Overmaes. Matthys Smeets, alias ‘de kromme Thijs’, uit Beek zei hierover op de pijnbank te Valkenburg, dat de majeur (Joannes Eeverijns uit Beek) als capteyn en Walter Penders als Luytenant nadat hij de eed in de Sint Rosa-kapel te Sittard had afgelegd, gezegd had: ‘Komt jongens, laeten wij gaen. Dat zij als doen gegaen sijn tot op eenen kruysweg buyten Sittard. Dat de majeur als doen een seker geroep maekte, op welck roepen een seker lankwerpig ding afquamt (kunnende hij gedetineerde niet seggen, nadien te seer verbaest is geweest hoe het uyt gesien heeft) soo het hem nogtans voorstaet was het swart en niet hooger als een paer voeten van de grondt, nae aenkomst van welk ding of geytebok, den majeur als doen tot hunne complicen sterk 42 persoonen syede, kom jongens laeten wij hier op gaen sitten, dat sij alle doen tegelijk daerop sijn gaen zitten. Leonardus Pijls als voerman, de welke 't selve ook gemendt heeft en den majeur en Welter Penders aen 't hoofdt. Dat se doen in een ogenblik tijdt sijn geweest of omtrent 4 uuren voor Venlo achter Ruurmonde, alwaer sij een diefstal begaen hebben, en na begaene diefstal ook op deselfde maniere des morgens vroegtijdig wederom t' huys sijn gekomen....’ Bij de recollectie op 19 september 1773 verklaarde Smeets, dat hij bij zijn bekentenissen bleef, behalve op één punt. Het verhaal over de geitenbok wenste hij te herroepen, ‘als sulx niet waer te wesen, hebbende sulx alleen uyt pijn gesegt’.
Peter Stassen was lid van de bende van de brandstichters. Zeventien man legden de eed bij Arnoldus Vorst-