toe nog door de Bokkerijders over het hoofd was gezien en zelf nauwelijks iets van de overval had gemerkt, schrok wakker. In het geopende raam van haar slaapkamer zag zij een vreemde kerel, die gekleed was in een witte jas. Het meisje sprong uit bed en sloot haastig het raam, waarna zij om hulp begon te roepen. Op dat ogenblik ging het schot af. Tegelijkertijd vloog haar slaapkamerdeur open. Een aantal mannen stormde naar binnen en greep haar bij haar haren vast. Zij trokken haar het slaapmutsje van het hoofd en rukten de gouden oorringen uit haar oren. Een ring kregen de Bokkerijders niet van haar rechterhand af. Zij werd gekneveld en op bed geworpen.
De 78-jarige weduwe Sibilla Dohmen, genaamd weduwe Lamberts, werd wakker door het schot. Volgens haar was het ongeveer half een. De kogel had de ruit van haar slaapkamerraam verbrijzeld. Op dat moment vloog haar slaapkamerdeur uit de hengsels. Ook zij werd overmeesterd, van alle sieraden ontdaan, gekneveld en met haar gezicht op de grond gegooid. Opnieuw viel er een schot. Een van de rovers schreeuwde: ‘Corporal herausz, wacht nimb dich in acht’. Daarna vluchtten zij allen naar buiten.
Na een paar minuten keerden zij terug. Vijf Bokkerijders kwamen haar kamer weer binnen. Een van hen zei: ‘Die alte Canaille ist los’, waarop zij opnieuw door de Bokkerijders gegrepen werd. Zij sloegen de oude vrouw met het hoofd op de grond, waardoor zij een gapende wond opliep. Vervolgens sleurden zij haar aan haar haren door de kamer en knevelden haar opnieuw. Nu steviger. Zij lieten haar op de grond liggen, want buiten was weer tumult ontstaan. Een tumult, dat eindigde in een schot, waarna weer alle bandieten het huis uitrenden. De man, die de oude vrouw het hardst had geslagen, droeg een rode muts en sprak ‘hoogduits’.
Het 26-jarige dienstmeisje Maria Elisabeth Tobey sliep zo vast, dat zij pas wakker schoot, toen haar slaapkamerdeur werd ingeslagen. De Bokkerijders vielen onmiddellijk over het weerloze meisje heen. Zij sloegen de dekens terug en bonden haar armen en benen. Zij schreeuwden tegen het bange meisje: ‘Du solt sweigen, sonsten erfahren würden was ihre geschehen solte’. Aangezien het dienstmeisje angstvallig haar lippen opeen klemde, lieten de Bokkerijders haar liggen en gooiden de dekens over haar gezicht. Zij wees de sleutel van de kist, waarin zij haar bezittingen bewaarde. De bandieten namen alles mee, wat in de kist was. Maria had niemand van de overvallers herkend. Zij droegen ‘lichten’ bij zich en spraken in diverse talen tegen elkaar. Een van hen had een doorschijnende doek voor zijn gezicht gebonden.
Het andere dienstmeisje, de 25-jarige Maria Agnes Mis-