dekker zijn boterham. Door zijn complicen werd hij ‘Andrieske’, ‘Het leiendekkertje’ en ‘Der Ling’ genoemd. Andries was getrouwd met Maria Koko (Koken). Hij werd op 6 april 1773 gearresteerd en op 30 mei op de Heesberg in Heerlen opgehangen.
De buit, die de Bokkerijders in Wijnandsrade maakten was aanzienlijk. Uit het Panhuis verdwenen een carolien en 6 halve carolienen, 5 cronen, 13 pattacons en een massa kleingeld, een zijden kleed van zijn vrouw Anna Wetzels, zakdoeken, trekmutsen, een laken jas, een zwart camisool, een leren broek, twee paar kousen, twee dozijn manshemden, vrouwenhemden, schorten, de gehele linnenvoorraad, een gouden kruis en een zilveren kruis.
Uit de winkel werden ontvreemd 51 merck aan Aakener buschen en 10 à 12 gulden in ander geld. De totale schade werd door Ritzen op 1500 gulden geschat, een onvoorstelbaar hoog bedrag in die tijd.
Bij de overval spraken de bandieten ‘gebroken Duits’, terwijl zij elkaar betitelden als heren soldaten, generaal, oversten, kapitein en officier. Zij deden dit om Ritzen in de waan te brengen, dat hij door een leger soldaten was overvallen. In het Panhuis stond ook het vaandel van de schutterij van Wijnandsrade. De Bokkerijders eigenden het zich toe met de woorden: ‘Het is schaede, dat tegenwoordigh onsen vaendraeger niet bij ons is. Hier is de vaene’.
Hendrik Ritzen vertelde de schepenen hoe hij op eigen gelegenheid geprobeerd had de boeven op het spoor te komen. Op woensdag 5 mei was hij naar Palenberg gegaan. Een zekere Maria Godtschalck had hem zijn notitieboekje teruggegeven, dat hij bij de overval was kwijt geraakt. De vrouw had hem verteld, dat ze dat boekje in het Kratzbosch had gevonden. Hendrik was toen samen met de vrouw naar dat bos gegaan.
Daar wees zij hem de plaats, waar het boekje had gelegen. Hendrik onderzocht de omgeving nauwkeurig en vond diverse kaarten met lakmoes en een paar kousen, die de bandieten uit zijn winkel hadden gestolen. Twee dagen tevoren, op maandag 3 mei, had Hendrik in Maastricht al sporen van de overval op zijn huis ontdekt.
Bij een oude-klerenkoper in Wyck zag hij zijn hoed terug, die de Bokkerijders hadden meegenomen. De klerenkoopman had hem verteld, dat hij de hoed van een soldaat in de Barakken te Maastricht had gekocht.
De soldaat was Willem Hartzog uit Heerlen.
Enkele dagen voordat de schepenen bij hem kwamen was Hendrik naar Heerlen gegaan, waar hij had vernomen, dat een zekere Henricus ‘Villersdrick’, die bij Winandus Merckelbach op het kerkhof te Heerlen woonde, bij het opgaan van de zon alle details over de diefstal had ver-