nauwde vrouw besloot na enige aarzeling de deur vrijwillig open te maken. Drie kerels, die in hun handen brandende waskaarsen droegen, traden binnen. Een van hen zei: ‘Weil Ihr die Thür so freywillig aufgemacht, so soll Euch kein leyd geschehen, sondern gebt uns nur das gelt her’. Juffrouw Steyntjens maakte daarop kisten en kasten, die op haar slaapkamer stonden, open en gaf de mannen het geld. Het waren ongeveer 20 Reichsthaler. Verder stalen zij 16 ellen ‘fein tuch’, 10 vrouwenhemden, 2 vrouwenmutsen, 3 paar handschoenen, het beste zijden kleed van weduwe Steyntjens een wit damasten kleed, een zijden rok, 2 gouden ringen, 6 zilveren vorken, lepels en ander zilveren tafelgerei. Zij werd door de bandieten niet gekneveld. Hoewel enkele mannen reeds met de procedure waren begonnen, hadden andere Bokkerijders hen dit verboden.
Juffrouw Steyntjens kende niemand van haar overvallers. Zij wist ook niet precies hoe de mannen gekleed waren. Een van hen had een blauwe kiel gedragen, herinnerde de vrouw zich, maar dat moesten de rechters maar aan het dienstmeisje vragen. Hierna moest de knecht Joseph Bauer als getuige voor het gerecht verschijnen. Hij vertelde, dat hij door het hulpgeroep van het dienstmeisje wakker was geworden. Hij sprong uit het bed om te kijken wat er aan de hand was. Hij rukte zijn slaapkamerraam open en riep ‘Wer da’. Een van de kerels, die voor het huis stond riep, dat hij zijn mond moest houden, ‘anders schiet ik je het onderste boven’. Joseph zag voor het huis ongeveer acht of negen man staan. Joseph liet zich door het dreigement van de Bokkerijder echter niet uit het veld slaan en bleef schreeuwen. De Bokkerijders, die volgens hem toen nog niet binnen waren, gingen gewoon door met forceren van het raam. Zij drongen het huis binnen en Joseph hoorde hoe beneden vuur geslagen werd. Drie mannen stormden de trap op, grepen hem beet en drukten de loop van een pistool tegen zijn borst.
Ze zeiden: ‘Hundts vott, rühre dich nicht mehr, sonsten kostet dir dein leben’. Zij bonden hem de handen op de rug en sleepten hem naar een andere kamer. Daar werden ook zijn benen bijeengebonden en werd Joseph op bed gegooid. Een van de Bokkerijders sloeg hem met het pistool tegen zijn linkerkaak, toen hij zich bewoog om op een zij te gaan liggen. Vier ducaten en vier shillingen, die Joseph in zijn broekzak had, namen zij mee. Verder stalen zij van hem een met zilver omrande hoed, een leren portefeuille en een scheermes. Van de heer Majoor Termaet verdwenen die nacht enkele met zilver beslagen pistolen, twee sabelkoppelen met zilveren schnallen, enkele zilveren sporen, een blauw schabrack (zadelkleed), waarop zilveren bloemen waren geborduurd en een met