hun huis. Opeens zag hij, hoe een van de mannen uit de groep naar hun huis kwam. De man klopte aan. Lisbeth Kreyten riep: ‘Ick darf niet. Het is mij van de Heeren van Heerle verboden vreemd volck op te houden en bij den avonts tijd in te laeten’. De man schreeuwde terug, dat de vilder hen verteld zou hebben, dat Lisbeth aan passanten brandewijn verkocht. Die wilden zij kopen. Hij dreigde de deur en de ramen stuk te slaan als zij hen niet vrijwillig zou binnenlaten.
Met de schrik in de benen opende Lisbeth toen de deur. Drie kerels kwamen naar binnen. Zij liepen vrijpostig door het hele huis en vroegen waar de brandewijn was. Lisbeth schonk bevend enkele glaasjes vol. Een van de mannen vroeg Lisbeth een groter glas, want op de heide waren nog meer mensen, ‘die soude flauw worden’. De man, die dit zei, pakte een theekopje, schudde dit vol brandewijn en bracht het zelf naar buiten. De mannen hadden ieder vier glaasjes brandewijn gedronken, die keurig betaald werden. De mannen hadden zich als ‘Brandenborgsche deserteurs’ uitgegeven. Tegen zeven uur vertrokken zij. Omdat Lisbeth geen stap buiten de deur durfde zetten, kon zij het gerecht niet meedelen, waar de mannen naar toe waren gegaan. Ze spraken volgens Lisbeth ‘allerhand vermaekte spraecke’ met af en toe ‘duits’ er tussen door. Lisbeth had niemand gekend en kon verder geen inlichtingen geven.
Als laatste getuigen werden Nicolaas Herscheler en zijn vrouw Maria Catharina Ponts gedaagd. Nicolaas beschreef het bezoek van de vijf mannen op de avond van de overval. Volgens hem was een van de mannen gekleed in een grijze jas en had een muts met kleppen op zijn hoofd. Een ander droeg een blauwe jas met rode revers, terwijl de overigen groene en blauwe jassen droegen. Zijn lezing kwam overeen met hetgeen Matthys Styfs het gerecht al had verteld. Het onderzoek werd met deze getuigenverklaringen gesloten.
De Bokkerijder Johannes Cordewener verklaarde op 11 mei 1773 op de pijnbank te Valkenburg medeplichtig te zijn geweest aan de overval op het gezin van Matthias Benders. (Johannes was een broer van de Bokkerijder Wilhelmus Cordewener). Hij was toen in gezelschap van onder anderen Leonard Spierts, Nicolaas Herscheler, Henricus Kreyten, Dirk Rozenboom, Lennert Maas, Peter Harzog, Johannes Steyns, Geerhard Dirkx en Jacobus Junneman. De chirurgijn Kerckhoffs uit Herzogenrath voerde het commando, hoog te paard gezeten. Johannes Cordewener had zoals gebruikelijk bij bekentenissen van Bokkerijders slechts op de uitkijk gestaan. Hij kon derhalve niet vertellen, wat er zich in huis had afgespeeld. Van zijn complicen, die wel binnen geweest waren, had hij naderhand gehoord, dat zij de bewoners mishandeld