zo hard tegen de grond gegooid, dat hij het bewustzijn verliest. (Arnold is deze mishandelingen niet meer te boven gekomen. Ruim een jaar later sterft hij aan de opgelopen verwondingen).
De 80-jarige Joannes Frisschen komt er al niet beter vanaf. De bandieten sleuren de oude man uit zijn bed, knevelen hem en werpen hem op de grond. Zij bewerken zijn armen en benen met een brandende kaars, terwijl zij hem toesnauwen: ‘Oude hond, waer is dien geld’. Aangezien de blinde vrouw van Joannes toch geen Bokkerijders kan herkennen laten zij haar ongemoeid op bed liggen. Het dienstmeisje Maria, dat zich ook in deze kamer bevond, is onder een kist, die op twee schragen stond, gekropen. Zij kan zich op die manier aan de kwellingen van de bandieten onttrekken. De Bokkerijders keren het huis binnenste buiten. Zij roven alles wat zij kunnen vinden. Zelfs de boterdoos, die Joannes in het bedstro heeft verstopt en waarin hij het contant geld bewaart, is niet veilig voor de bandieten. De buit bestaat onder meer uit linnengoed, een nieuwe ‘waeterpott’ van Billa, voorschorten, een bruine dameshoed van het dienstmeisje, alle hammen, braadworsten, en een pot vet van Billa.
Billa kan het Gerecht niet meedelen hoeveel geld de Bokkerijders hebben buit gemaakt, omdat Joannes Frisschen tegen haar nooit heeft willen zeggen hoeveel hij is kwijtgeraakt. (Anthoon Brassé verklaart op de pijnbank dat zij meer dan 300 gulden bij Frisschen hebben gevonden). Als de bende met de buit vertrokken is waagt het meisje Maria het er na geruime tijd op uit haar schuilplaats tevoorschijn te komen. Zij bevrijdt haar beide ooms, die met beddegoed en stoelen bedekt waren en snijdt de touwen door, waarmee de bandieten Billa hadden gekneveld. Daarna rent zij naar buiten en waarschuwt de wacht.
De verklaringen van Sibilla Dresen zijn voor het Hooggerecht van Valkenburg zeer waardevol. De oude vrouw kan zich nog details herinneren, die bij de veroordeling van de Bokkerijders zeer goed van pas komen. Hoewel reeds 15 jaar na de geweldige overval op het huis van Frisschen in Arendsgenhout, bijten de leden van het Hooggerecht zich op de verklaringen van de nog in leven zijnde getuigen vast om de gruwelijke misdaden zo rechtvaardig mogelijk te wreken. Zij ondervragen zelfs een familielid van Frisschen, die helemaal niet bij het gebeurde aanwezig was. Het is de 33-jarige Joannes Frisschen, een neef van de 80-jarige Joannes en zijn halfbroer Arnold. De jonge Joannes woont bij zijn tante Billa, de vrouw van Arnold, die nu in Klein-Haasdal een woning heeft. Hij weet echter nog enkele bijzonderheden aan de verklaring van zijn tante toe te voegen. In de bewuste nacht, de nacht van dinsdag 22 op woensdag 23 januari