burg, de periode van de tweede bende onder leiding van chirurgijn Joseph Heinrich Kerckhoffs.
De tweede bende start haar activiteiten op 22 september 1750. Zij plegen een inbraak bij pachter Joannes Jansen van het riddergoed Nierhoven te Lövenich (3 kilometer ten zuiden van Erkelenz) en mishandelen de bewoners. Op 3 januari 1752 wordt Frans Küsters uit Herzogenrath voor 50 jaar uit het land van Herzogenrath verbannen, omdat men hem op heterdaad bij een diefstal had betrapt. In de nacht van 9 op 10 november 1754 wordt er bij Michiel Hechtrain van de hoeve Crombach te Spekholzerheide ingebroken. De Bokkerijders maken echter lawaai waardoor Michiel wakker schrikt. In zijn wei ziet hij, dat twee kerels bezig zijn goederen in zakken te doen. Michiel grijpt een bijl, springt uit het raam en rent de wei in.
De twee mannen zijn zo verdiept in hun bezigheid dat zij de boer niet horen aankomen. Michiel slaat een van hen met de bijl op het hoofd. De man zijgt versuft ineen. De andere kiest meteen het hazepad. De boer gaat achter hem aan, maar de Bokkerijder is sneller. Intussen is de neergeslagen Bokkerijder ook weer enigszins bijgekomen en probeert er eveneens vandoor te gaan. Dat alles heeft tamelijk veel lawaai gemaakt. Andere Bokkerijders, die reeds op weg naar huis waren, keren terug om de in het nauw geraakte complicen te helpen.
De boer komt voor een geweldige overmacht te staan. Alleen zal hij het onderspit moeten delven. Michiel begint daarom luidkeels om hulp te roepen. De pachter en de knechts van de hoeve komen op zijn hulpgeroep af. De Bokkerijders hebben Michiel reeds vastgegrepen, maar als zij de horde knechts op zich af zien komen, verdwijnen zij in het duister. De gewonde Bokkerijder slepen zij met zich mee.
De volgende dag begaat de gewonde man echter een grote fout. Hij gaat naar de dokter in Herzogenrath om zijn wonden te laten verbinden. De schout Johannes Leonard Poyck van Kerkrade heeft echter lont geroken.
Hij geeft opdracht de man in het bosje van Rolduc aan te houden. De argeloze man laat zich overrompelen. Hij wordt opgesloten in het kasteel te Herzogenrath. Op de pijnbank bekent hij, dat hij lid is van een dievenbende en dat hij bij de inbraak bij Hechtrain betrokken was. Hij vertelt verder, dat hij de namen van zijn complicen niet kent, omdat hij zelf uit Bonn afkomstig is, en zich pas enkele dagen in het land van Herzogenrath ophoudt. Ondanks herhaalde tortuur blijft hij bij zijn verklaringen. De justitie komt wel zijn naam te weten. De Bokkerijder noemt zich Andreas Noolbach. Hij moet 13 maanden in de cel op zijn executie wachten. Op 9 december 1755 wordt hij aan de galg te Chèvremont opgehangen.