VII
Op 20 februari 1742 wordt pastoor Willem Joseph Werden van Mariënberg het slachtoffer van de Bokkerijders. Over deze gewelddadige overval lopen de meningen in die tijd enigszins uiteen. Een neef van de pastoor van Mariënberg, Peter Werden rector te Waubach beschrijft in een brief aan een van zijn neven de gebeurtenissen in Mariënberg. Daarin schrijft hij, (de brief is in het Latijn gesteld) dat meer dan twintig Bokkerijders de pastorie zijn binnengedrongen. Het getal twintig is echter doorgehaald. Nu staat er het getal 60 boven. Peter Ponts noemt op de pijnbank een groot aantal namen van personen, die bij deze inbraak betrokken waren. De kern bestaat ook hier uit de grootste schurken, die de bende kent. Hun namen zijn al herhaaldelijk opgedoken, zoals Mathias Ponts, Andries Consten, Nicolaas Peters, Joannes Dircks. Mindere goden zijn Leonard Erens uit de Groenstraat, Jan Korvers, Peter Douven van de Kaffeberg, Caspar Könings, Peter Heuts en Lambert Wolff van Brachele, bijgenaamd de ‘Reubenschijter’.
Uit verklaringen, die de Bokkerijder Joannes Dircks op de pijnbank aflegt, kan men concluderen, dat bij deze overval meer dan honderd bendeleden betrokken waren. In gezelschap van 30 bandieten trekt ‘De Dok’ naar het huis van Joannes Pennaerts, de buurman van pastoor Werden van Mariënberg. Hier stoot hij op een bende van meer dan 70 personen. Ongeveer 60 bandieten kent hij met naam en toenaam.
Tegen 21 uur die avond beginnen de Bokkerijders aan hun nieuwste misdrijf. Joannes Ponts en Andries Consten breken een gat in de lemen wand van de schuur. Zij kruipen naar binnen, gevolgd door de rest van de bende. Een groot aantal verschuilt zich in de schuur, terwijl de rest zich in het bakhuis verbergt.
Nauwelijks hebben alle bandieten een schuilplaats gevonden of het dienstmeisje Barbara en de zus van de pastoor Anna Sophia Werden komen uit de keuken om het vee te voeren. De Bokikerijders springen te voorschijn, overweldigen de twee vrouwen en knevelen hen. Zo worden de vrouwen weer naar binnen gesleept en in de kelder geworpen. Peter Ponts, die zich in de schuur heeft verborgen, heeft op de ‘misthof’ een stuk hout gevonden, dat hij voor alle zekerheid mee naar binnen neemt. Het blijkt goed van pas te komen als de bandieten voor de