Mathias de Bokkerijders de plaats van het geld aan. Intussen zijn echter zeven Bokkerijders naar het verblijf van de knechts getrokken. De niets vermoedende knechts worden in de slaap overmeesterd, geslagen en geboeid. De Bokkerijders slepen de ongelukkige mannen uit de paardestal naar het huis en werpen hen bij de andere slachtoffers in de bierkelder. Een van de Bokkerijders heeft in de opwinding nog kans gezien de paardeknecht Johannes Gijsen 11 rijksdaalders afhandig te maken. Als de knechts kermend en kreunend in de kelder zijn beland, sleuren de Bokkerijders de geboeide en geblinddoekte Mathias uit de slaapkamer naar beneden. In een kast in de keuken ligt het geld, waar de Bokkerijders het op gemunt hebben. Zij vinden er 400 rijksdaalders, in die tijd een zeer grote buit. Maar de bandieten zijn nog niet tevreden. Ze richten in de keuken een vreselijke ravage aan en halen er alles wat los zit uit. Zo verdwijnen vlees, kleren, tinnen borden en drie met zilver beslagen boeken. Het dienstmeisje wordt 16 rijksdaalders armer. De Bokkerijders verdelen het geld in vier porties. De goederen verdwijnen op twee paarden in de donkere nacht.
Volgens verklaringen van Mathias Kockelkorn, die hij op 24 oktober in het bijzijn van de voogd van het land van Ter Heyden en de schepenen Lutgens en Savelsberg aflegt, bedraagt de totale waarde van de buit ongeveer 600 rijksdaalders. Kockelkorn heeft niemand van de daders herkend. Op de pijnbank ontkennen Mathias en Peter Ponts uit Hoensbroek ten stelligste, dat zij bij de inbraak in Pannesheide betrokken zijn geweest. De bandiet Joannes Dircks, bijgenaamd de Dok van Schaesberg, verklaart echter, dat ook de kapitein van de bende en zijn zoon in ‘Aan de Stegel’ zijn geweest.
Op bevel van Michiel Winckens moest de ‘Dok’ voor het huis van Mathias Kockelkorn op de uitkijk blijven staan. Hij kan zodoende niet precies vertellen, wat er zich in huis heeft afgespeeld. Wel wil hij kwijt, dat hij de bewoners ‘miserabelijck’ om hulp heeft horen roepen en kermen. Zijn complicen komen enige tijd later met stapels goederen naar buiten. Dat wordt allemaal op een paard van een van de stiefzonen van Theunis Quaedtflieg geladen. De andere goederen dragen de Bokkerijders naar het huis van Anthoon Consten, die aan het Heiligenhuiske te Ter Heyde woont. In het huis wordt de buit verdeeld. De leiding hierbij hebben Joannes Vincken van Merksteen, Michiel Winckens van Herzogenrath, de vilders van Hoensbroek, Nicolaas Elven en de veldbode Joannes Kersten. De ‘Dok’ krijgt voor zijn aandeel van Michiel Winckens een Frans pistool (f 12). Tot die tijd heeft ‘De Dok’ gewapend met een sabel moeten opereren. Andries Consten legt op de pijnbank ook een belastende verkla-