Joannes Gardeniers en Gerard Royen, allen uit Nieuwstadt. Bij de ‘Beukeboom’ stuiten zij op de andere bendeleden. Tussen 19 en 20 uur geeft Mathias Ponts het teken zo dicht mogelijk rond de ‘Beukeboom’ te gaan liggen. Hij zet een aantal wachtposten uit. Vier Bokkerijders gaan de hoeve binnen en drinken in de herberg enkele glazen brandewijn. De 19-jarige dochter Johanna Wintraeken is op dat ogenblik in de herberg.
Nadat de vier mannen hun glazen leeg gedronken hebben, doen zij alsof zij op willen stappen. Een van hen pakt de pook bij de haard om er zijn pijp mee schoon te vegen, zoals hij zegt. De andere drie zijn naar de deur gelopen. Op dat moment roept iemand ‘pack aen’, waarop zij zich op Theo Wintraeken storten. Terwijl zij hem met de pook bewerken eisen zij van Theo Wintraeken honderd pattacons (ongeveer f 250, -), die hij in een jaar verdiend zou hebben. De andere familieleden zijn inmiddels op de vlucht geslagen. Johanna blijft tot op het laatste ogenblik in de herberg en kan later waardevolle verklaringen afleggen. Op een gegeven moment wordt ook haar de grond te heet onder de voeten en vlucht zij naar de zolder, waar haar moeder en broers zich verschuilen. De Bokkerijders zitten haar echter op de hielen. Zij is juist op zolder geklommen, haar moeder wil de ladder optrekken, als de Bokkerijders onder het luik verschijnen. Mathias Ponts heft het pistool en schiet Anna Wintraeken, die zich over de ladder buigt, door het hoofd. Zij is op slag dood. De Bokkerijders stormen de ladder op en binden de kinderen de handen en voeten. Een van hen zet zijn pistool op de borst van het meisje en vraagt haar, waar het geld is verstopt. Als zij niet vlug genoeg antwoordt, schiet de Bokkerijder. Het pistool ketst. Inmiddels hebben de andere Bokkerijders op zolder kisten ontdekt, die zij openen. Zij nemen er alles uit, wat er in ligt. Daarna vertrekken zij.
In de kelder ligt de ernstig mishandelde Theo Wintraeken. Hij heeft diepe wonden in het hoofd, dat geheel opgezwollen is. Over zijn hele lichaam heeft hij blauwe plekken en ernstige bloeduitstortingen. Zijn gezicht is mismaakt door de slagen. Tijdens de worsteling in de herberg heeft hij kans gezien uit het huis te komen. Buiten wordt hij opgewacht door twee andere Bokkerijders. Zij sleuren hem aan de haren weer naar binnen en dwingen hem de kelder in te gaan. Daar wordt hij opnieuw mishandeld met singels, die de geestelijkheid gebruikt om de alben op te gorden. De Bokkerijders binden hem de handen op de rug, knopen zijn voeten stevig tegen elkaar en stoppen hem een prop ‘lienewant’ in de mond. Zo laten ze de arme man achter. In de kelder breken de Bokkerijders kisten en kasten open en nemen alles wat van hun gading is mee.