werden. De Spaanse stevelen waren ijzeren schachten, die uit twee helften bestonden. De beklaagde gezeten op de tortuurstoel moest er zijn blote benen in steken. Zijn omhoog geheven armen werden achter hem aan de muur vastgemaakt. Met een soort drukpers werden de ijzeren schachten dan bijeengeknepen. Natuurlijk geen prettige ervaring. Men gebruikte ook graag de stroppade of wipgalg. Hierbij werden de armen op de rug gebonden. Aan de voeten werden zware gewichten gehangen. Met een touw, dat over een katrol liep, werd de beklaagde aan de armen omhoog getrokken. Meestal kreeg hij dan ook nog 25 of 50 slagen met een roede op zijn ontblote rug. Het slachtoffer bleef soms uren zo hangen.
De stroppade was een levensgevaarlijke foltering, omdat de inwendige organen hiervan veel te lijden hadden. Dat deze foltering de meest pijnlijke was bewijst het feit, dat de Bokkerijders, die de duimschroeven en Spaanse stevelen hadden doorstaan, meestal bij de stroppade bekenden. De tortuur heeft ook vaker aanleiding gegeven tot misbruik. Personen, die valselijk aangeklaagd waren, bekenden op de pijnbank dingen, die zij helemaal niet hadden gedaan. Liever kozen ze de korte pijn aan de galg dan de urenlange helse folteringen van de tortuur.
De justitie is echter in die tijd niet altijd even bloeddorstig opgetreden. Er is een geval bekend van de 18-jarige Joannes Hennix uit Spaubeek, die ervan beschuldigd werd met zijn vader Michel en zijn broer Peter lid van de Bokkerijders te zijn. Bij het eerste verhoor ontkent hij natuurlijk alles. Met zijn vader geconfronteerd, zegt deze: ‘Jung, val op dien kneeën veur de heiren en bid om vergiffenis en zeg das doe in dyne jonkheid daertoe gekomen bis en bid dat de heiren dig mogen barmhartig zijn’. Dit deed Joannes. Hij viel op de knieën en smeekte om vergiffenis. De schepenen van Geleen pleitten daarop voor een mildere straf. De toegevoegde rechtsgeleerden konden een mildere straf dan de galg echter niet goedkeuren en dus werd Joannes opgehangen aan de galg aan de Raadskuil te Lutterade op 23 augustus 1751.
Een ander geval is uit Schaesberg bekend. In 1757 werd een zekere Nacken door enkele belhamels, die dronken van de kermis in Nieuwenhagen kwamen, doodgeslagen.
Een zekere Eerens werd ervan verdacht de dodelijke slag te hebben toegebracht. Hij werd verhoord, waarbij hij ook op de pijnbank terecht kwam. Bij de recollectie zei hij: ‘Ik heb het niet gedaan, maar ik laat me geen pijn meer doen. Liever zal ik zeggen wat gij hebben wilt, ja, ik heb het gedaan, maar dit moet ik zeggen, omdat ik geen pijn meer kan verdragen’. Door schout en schepenen werd hiervan gewetensvol akte opgemaakt. De toegevoegde rechtsgeleerden adviseerden wederom de doodstraf, die ook werd uitgevoerd.