Masereel
(1995)–Joris van Parys– Auteursrechtelijk beschermdEen biografie
[pagina 303]
| |
Achter het Volksfront
| |
[pagina 304]
| |
Portret van Henry van de Velde, potloodschets, 1933
Portret van Cyriel Buysse, houtsnede, 1929
| |
[pagina 305]
| |
king aan de enscenering van L'homme sans corps door de Groupe Libre - zijn eerste kennismaking met Teirlincks expressionistisch toneelwerk - hoopt Masereel een boekuitgave van deze tragikomedie te kunnen illustreren. Het resultaat van Van de Veldes bemiddeling bij zijn opvolger is, dat Masereel in 1937 en 1938 voor De Sikkel niet alleen De man zonder lijf maar het complete theaterwerk van Teirlinck zal illustreren. Voor die Teirlinck-theatereditie, die zijn voornaamste illustratieopdracht van de jaren dertig wordt, snijdt hij in totaal een veertigtal prenten, vignetten en koplijsten, en op initiatief van zijn vriend Jean Tyssen, die Teirlincks werk in het Frans heeft vertaald, zal hij begin 1940 de vijf toneelstukken bundelen in één boekdeel. Over die luxe-editie schrijft Masereel aan de auteur: Ik ‘fabriceer’ momenteel een gebonden uitgave (echt kalfsleer!) van al je toneelwerken, althans de vijf die ik voor De Bock heb geillustreerd... Ik denk dat het een mooi boek wordt - even mooi als het exemplaar dat je gezien hebt - dat zal opgesierd woorden met 5 originele aquarellen en een groot aantal originele tekeningen voor schutbladen, Franse titels, het einde van bedrijven, enz.Ga naar eind4 Eveneens dank zij Van de Velde krijgt Masereel in 1937 nog een paar andere opdrachten die in deze magere jaren meer dan welkom zijn. Dat zijn oude vriend in Brussel juist in deze periode de nodige invloed heeft om hem te kunnen helpen, is overigens niet op de laatste plaats te danken aan de politieke situatie die is ontstaan nadat de socialisten zijn toegetreden tot de katholiek-liberale regeringscoalitie. Camille Huysmans is vanaf 1933 burgemeester van Antwerpen, maar wordt in 1936 ook Parlementsvoorzitter; de zeventigjarige Emile Vandervelde eindigt zijn carrière als minister van Volksgezondheid, en Hendrik De Man is van mei 1935 tot juni 1936 minister van Openbare Werken en daarna tot maart 1938 minister van Financiën. Terwijl Henry Van de Velde in zijn memoires uitvoerig stilstaat bij de rol die deze politieke vrienden in zijn leven hebben gespeeld, is over Masereels vriendschappelijke contacten met de drie kopstukken van de socialistische partij weinig meer bekend dan dat ze in 1930 alle drie present waren op zijn huldiging in Brussel. Zijn respect voor Huysmans en Vandervelde heeft vooral te maken met hun consequente internationalistische opstelling tijdens de oorlog, maar ongetwijfeld blijft hij hun tegelijk persoonlijk dankbaar omdat zij in de jaren twintig hun invloed hebben aangewend om zijn paspoort- | |
[pagina 306]
| |
affaire geregeld te krijgen. Na een van zijn ontmoetingen met De Man, eind 1936 in Brussel, heeft hij het vol bewondering over ‘een goede vriend en een hoogstaand mens’Ga naar eind5, en begin 1939 schrijft hij in een brief aan Van de Velde dat hij een paar dagen geleden De Man in Parijs op bezoek heeft gehad en dat ze samen ‘quelques bons instants’ hebben doorgebracht. Wellicht is hij nooit zo diep in iemand ontgoocheld geweest als juist in deze vriend, die een jaar later als voorzitter van de Belgische Werkliedenpartij bereid blijkt met de Duitsers te collaboreren.Ga naar eind6 Aan De Man, en aan diens katholieke collega Philippe Van Isacker - van 1934 tot 1938 minister van Economische Zaken - dankt Henry Van de Velde de benoemingen die ervoor zorgen dat de tweede helft van de jaren dertig een van de vruchtbaarste perioden van zijn leven wordt. Masereel heeft het niet zonder reden over een ‘activité prodigieuse’, want ondanks zijn hoge leeftijd ontplooit Van de Velde een ongelooflijk veelzijdige activiteit: als ontwerper van het interieur van de pakketboot Prins Albert; als architect van het Museum Kröller-Müller in het Nederlandse Otterlo en van de universiteitsbibliotheek in Gent (de ‘Boekentoren’); als artistiek adviseur van het kabinet van minister De Man voor de restauratie van openbare gebouwen, en als voorzitter van de technische commissies die de bouw van de Belgische paviljoenen op de wereldtentoonstellingen van 1937 in Parijs en van 1939 in New York coördineren en superviseren. Dat zijn de achtergronden van de twee Belgische opdrachten die Masereel in 1937 uitvoert: een sierpaneel voor de nieuwe pakketboot Prins Albert van de lijn Oostende-Dover, en een wanddecoratie in het paviljoen in Parijs. Voor de Prins Albert snijdt hij een monumentale houtsnede, drie meter lang en anderhalve meter hoog - ‘une grande gravure sur bois et ce sera le bois (Holz-stock) lui-même qui servira de panneau’Ga naar eind7 - en voor een muur van de ‘volksboekerij’ in het Belgische paviljoen op de Wereldtentoonstelling tekent hij een lezend arbeidersgezin, een ‘compositie in wit en zwart’ die commissielid Roger Avermaete in zijn memoires ‘niet bijzonder interessant’ noemt. Na de Wereldtentoonstelling zal ‘La lecture’ een plaats krijgen in de Antwerpse Stadsbibliotheek. Het paneel uit de Prins Albert wordt later overgebracht naar het Nationaal Scheepvaartmuseum in dezelfde stad. | |
[pagina 307]
| |
IIHoewel Masereel in 1937 herhaaldelijk in België verblijft - het paneel voor de Prins Albert snijdt hij in mei-juni in Antwerpen -, wordt dat jaar minder een Belgisch intermezzo dan een periode waarin hij dag na dag meeleeft met de oorlogsellende in Spanje en het wel en wee van de Volksfront-beweging in Frankrijk. Tijdens zijn korte bezoeken in Villeneuve bij Rolland en in Winterthur bij Reinhart, die op 10 januari zijn zestigste verjaardag viert, is het onderwerp van de dag het offensief dat Franco's troepen op 3 januari ten westen van Madrid hebben ingezet in een nieuwe poging om de hoofdstad te omsingelen en tot overgave te dwingen. Die poging wordt de fascisten bijna fataal, want in twee weken tijd verliezen ze 15.000 man en boeken ze niet meer dan 20 km terreinwinst. ‘J'ai vu Malraux, qui revient d'Espagne. Il est très optimiste,’Ga naar eind8 schrijft Masereel op 25 januari, drie weken voordat hij op uitnodiging van de republikeinse kunstenaarsvakbond met een paar Franse collega'sGa naar eind9 zelf naar Spanje vertrekt om een aantal werken te selecteren voor een expositie in Parijs. Uit veiligheidsoverwegingen wordt de kunstenaarsdelegatie uit de buurt van het front gehouden, maar in de steden en dorpen van het republikeinse Catalonië ontmoet Masereel niettemin een aantal vrijwilligers van de Internationale Brigades, vooral van het Thälmann-bataljon, voor wie hij natuurlijk geen onbekende is -in maart zal de frontkrant van de Duitse ‘anarcho-syndicalisten’ een reproduktie afdrukken van een van zijn bekendste houtsneden, de ‘Lezende arbeider’ uit Passion eines Menschen. De ontmoetingen met vrijwilligers, de massademonstratie in Barcelona die het republikeinse parool ‘No pasaran!’ scandeerde (Tot hiertoe en niet verder!), de ontvangst in Valencia bij president Campanys en minister van Buitenlandse Zaken Alvarez del Vayo, een oude kennis uit zijn Geneefse jaren: stuk voor stuk zijn het ervaringen die Masereel zullen bijblijven. Maar wat hem het diepst heeft getroffen, zijn de desastreuze gevolgen van de oorlog voor het leven in de dorpen op het Catalaanse platteland. Vaak was er zo goed als niets te eten en moesten de buitenlandse reizigers het net als de lokale bevolking stellen met een paar stukken brood die in olijfolie werden gesopt. Ondanks het vertrouwen en de vastberadenheid die hij bij iedereen heeft geconstateerd, is Masereel bij zijn terugkeer begin maart minder optimistisch dan Malraux. Niet alleen omdat de fascisten intussen Malaga hebben ingenomen en erin geslaagd | |
[pagina 308]
| |
Masereel in de teken-en schilderklas van de Union des syndicats de la région parisienne, 1937
| |
[pagina 309]
| |
zijn bij Madrid de strategisch belangrijke rivier de Jarama over te steken, maar ook omdat hem in Valencia de spanningen binnen de Volksfront-coalitie zijn opgevallen. De wrijvingen tussen communisten, socialisten en anarchisten zullen trouwens in mei ontaarden in bloedige rellen die een acute regeringscrisis veroorzaken. Masereels eigen ervaringen in Spanje en, minder dan twee maanden later (26 april), de verwoesting van het Baskische stadje Guernica tijdens een urenlang bombardement door Duitse vliegtuigen, versnellen het proces dat in 1938 zal resulteren in zijn definitieve breuk met wat Rolland het ‘integrale pacifisme’ noemt. Het is trouwens opvallend dat dat onvoorwaardelijke pacifisme tijdens de Eerste Wereldoorlog de zaak was van een relatief kleine groep linkse intellectuelen en kunstenaars, terwijl de meest radicale pacifisten in de jaren dertig vooral te vinden zijn in de milieus die Duitsland zien als een bolwerk tegen het communisme en zelfs de grofste schendingen van de internationale rechtsorde tolereren om een oorlog met Hitler te voorkomen. Terwijl Picasso zijn woede over het bombardement op Guernica afreageert met een monumentaal doek in zwart-wit dat voor het eerst in het Spaanse paviljoen op de Wereldtentoonstelling te zien zal zijn, is Masereel zowel aan het werk in het paviljoen van België als in het Vredespaviljoen, waar hij in opdracht van het communistische Comité mondial contre la guerre et le fascisme een muur decoreert met de zeven meter brede en bijna vijf meter hoge wandtekening ‘L'enterrement de la guerre’: een zwart-wit-compositie met een paar toetsen kleur waarop de oorlog te midden van een uitgelaten menigte symbolisch ten grave wordt gedragen door bekende Franse communisten zoals Louis Aragon en partijsecretaris Maurice Thorez. | |
IIISur la demande des Syndicats de la région parisienne, j'ai organisé un cercle ouvrier de dessin et peinture. Je donne un cours de dessin d'après nature et des conseils à 49 ouvriers... J'ai assisté à presque toutes les grandes manifestations populaires.Ga naar eind10 Frans Masereel aan Romain Rolland, 31 oktober 1937
Omdat hem de algemene leiding van de interieurdecoratie van | |
[pagina 310]
| |
het Vredespaviljoen is toevertrouwd, maakt Masereel gedurende de vele uren die hij in het voorjaar op het terrein van de Wereldtentoonstelling doorbrengt voortdurend kennis met collega's uit de deelnemende landen. Ook zijn eerste ontmoeting met Picasso dateert van deze periode, evenals zijn kennismaking met Vera Moekhina, de beeldhouwster van de arbeider en de boerin die boven op het Sovjetrussische paviljoen aan de pont d'Iéna prijken - pal tegenover het Duitse paviljoen, dat bekroond wordt door een even kolossale Rijksadelaar. Het paviljoen van Duitsland is overigens het enige dat bij de officiële opening van de tentoonstelling op 24 mei helemaal klaar is. Terwijl de Duitse arbeiders die Hitler naar Parijs heeft gestuurd het werk precies volgens de planning hebben voltooid, wordt de afwerking van de andere paviljoenen aanzienlijk vertraagd. Oorzaak zijn de sociale spanningen in Frankrijk, die samenhangen met de ontgoocheling bij de arbeidersbevolking over het uitblijven van het sociale paradijs dat zij op korte termijn van de Volksfront-regering had verwacht. Die ontgoocheling van zijn achterban zal premier Léon Blum in 1938 definitief fataal worden, maar in 1937 blijft de illusie voorlopig sterker dan de realiteit. Door zijn reis naar Spanje, zijn opdracht in het Vredespaviljoen en zijn medewerking aan Vendredi, aan het heropgerichte Clarté en aan Ce Soir, de krant van Louis Aragon en Jean-Richard Bloch, waarvan het eerste nummer op 1 maart verschijnt, raakt Masereel direct betrokken bij alle mogelijke activiteiten, demonstraties, optochten, vieringen en voorstellingen die het Volksfront overeind houden. Over zijn medewerking aan Ce Soir vertelt hij: Ik heb daarin bijvoorbeeld een roman van upton Sinclair, ‘Le royauté d'Henry Ford’, geïllustreerd, en af en toe maakte ik ook andere tekeningen voor het blad, geen satiren maar tekeningen over de massabijeenkomsten van het Front populaire in de Vel d'Hiver, over sportevenementen of ook, over twee volle bladzijden, de bouw van de Internationale Expositie van 1937.Ga naar eind11 Met hoofdredacteur Louis Aragon en diens vrouw, de Russische Elsa Triolet, ontstaat een vriendschapsrelatie die te documenteren is met brieven, kaarten en opdrachten in de exemplaren van boeken van Aragon die Masereel cadeau krijgt. Elsa kent hij overigens al langer dan Louis. Bij zijn ontmoetingen met haar zwager, de dichter MajakovskiGa naar eind12 in de jaren twintig heeft zij als tolk gefungeerd. | |
[pagina 311]
| |
Terwijl Masereel in 1937 bijna voor ieder nummer van Clarté twee, drie tekeningen levert, blijft zijn medewerking aan Vendredi beperkt tot een paar gelegenheidsillustraties: de tekening van Romain Rolland bij een artikel in het nummer van 1 januari over een bezoek van Andrée Viollis in Villeneuve, twee illustraties bij ‘Le Tombeau de Timour’ van Paul Nizan (2.2. januari) en een reproduktie van zijn geschilderd portret van Luc Durtain bij een artikel van Arcos over Durtains nieuwste boek Le globe sous les bras (19 maart). Met het blad gaat het overigens niet goed. In 1939 schrijft Jean Guéhenno, ex-hoofdredacteur van Europe en intussen ook ex-hoofdredacteur van Vendredi: ‘Après les combinaisons pour la mort d'Europe, j'ai vu les combinaisons pour la mort de Vendredi.’Ga naar eind13 Behalve als illustrator van Volksfront-uitgaven maakt Masereel zich verdienstelijk als los medewerker van het door Aragon in maart 1937 opgerichte Maison de la Culture, dat de cultuurpolitiek van het Front populaire - ‘kunst en cultuur voor iedereen’ - in de praktijk moet brengen. Zo tekent hij het ontwerp van de ‘Romain Rolland’, een van de drie praalwagens (naast een ‘Descartes’ en een ‘Zola’) waarmee het ‘Cultuurhuis’ vertegenwoordigd is in het 14 juli-defilé van 1937. Het Parijse initiatief wordt gevolgd in een aantal andere Franse steden, en begin 1938 zal Masereel bijvoorbeeld in de Maisons de la Culture van Grenoble, St. Etienne, Nice en Marseille een reeks lezingen over ‘L'homme et l'art’ houden. Zijn voornaamste bijdragen aan de Volksfront-beweging levert hij in juli 1937 als mede-oprichter van het maandblad Les Cahiers de la jeunesse, dat studenten en jonge arbeiders een democratische, tolerante en pacifistische maatschappijvisie wil bijbrengen, en een paar maanden later, vanaf oktober, als mede-organisator van een avondcursus, twee keer in de week van acht tot tien, voor vakbondsleden van de regio Parijs die zich in hun vrije tijd bezighouden met tekenen en schilderen. De contacten met alle mogelijke beroepscategorieën - van vrachtwagenen taxichauffeurs tot kelners en modistes - zullen Masereel twee jaar lang ervaringen opleveren die even leerzaam als stimulerend zijn. Niet alleen omdat hij zich in hun gezelschap beter voelt dan in intellectuele milieus, maar ook omdat hij sommige van zijn leerlingen verrassend snel boven het zondagschilderniveau ziet uitgroeien en hen zoveel mogelijk zelf lessen laat trekken uit hetgeen ze ontdekken als hij hen 's zondags meeneemt naar het Louvre. | |
[pagina 312]
| |
IVJe reçois votre mot annonçant l'arrestation d'Aroseff. Je reste persuadé qu'Aroseff est un bon révolutionnaire très attaché au régime. Je vais essayer d'intervenir à l'ambassade soviétique.Ga naar eind14 Frans Masereel aan Romain Rolland, 7 augustus 1937 Je ne suis pas non plus réjoui de ce qui se passe en urss - de cette maladie d'arrestations, d'exécutions qui se prolonge beaucoup trop...Ga naar eind15 Romain Rolland aan Frans Masereel, 6 november 1937
Van Romain Rolland verneemt Masereel in augustus dat hun Moskouse kennis Aleksandr Arosev is gearresteerd. In een andere brief heeft Rolland het over een vriend in Leningrad, een bekend medicus, die zich nooit met politiek heeft beziggehouden maar niettemin ook al maanden in de gevangenis zit. Op Rollands protestbrieven wordt vanuit Moskou niet eens gereageerd, en natuurlijk leveren ook Masereels stappen bij de ambassade in Parijs niets op - Arosev zal in 1938 aan zijn eind komen in een goelag. Zo wat iedere Westeuropese kunstenaar die vrienden of kennissen in de Sovjetunie heeft, krijgt vanaf 1937 verhalen te horen over collega's die zijn verdwenen of zonder vorm van proces zijn opgepakt. Masereels reactie op een brief van Henry Van de Velde over een gearresteerde Russische vriend, weerspiegelt de verwarring en ontreddering die de stilaan doorsijpelende berichten over voortdurende willekeurige arrestaties veroorzaken. ‘Ik heb ginder verscheidene goede kennissen die achter de tralies zitten,’ antwoordt hij. ‘Niet langer dan acht dagen geleden schreef R.R. me dat een leraar van zijn vrienden is gearresteerd. Net als jij vragen we ons af wat we moeten doen. R.R. heeft geschreven. Ik van mijn kant ga proberen iets te ondernemen via de Ambassade.’Ga naar eind16 Toen hij in augustus 1936 zelf in de Sovjetunie verbleef, heeft hij in de Journal de Moscou de berichten kunnen lezen over het proces tegen de leiders van wat de krant ‘le centre terroriste trotskiste-zinoviéviste’ noemde: de voormalige partijkopstukken Grigori Zinovjev en Lev Kamenev, die ervan werden beschuldigd een komplot te hebben beraamd om Stalin te vermoorden. De | |
[pagina 313]
| |
twee ‘ontmaskerden’ zichzelf in de rechtszaal als ‘fascistisch moordenaar’ en ‘contrarevolutionair uitschot’, en waren al geëxecuteerd voordat de wettelijke termijn was verstreken waarbinnen ze tegen het doodsvonnis in beroep konden gaan. Hoewel Trotski's oudste zoon Lev Sedov nog voor het eind van het jaar in Parijs een Livre rouge sur le procès de Moscou publiceerde waarin een aantal ongerijmdheden en evidente leugens uit de akten van beschuldiging op een rijtje werden gezet, was het feit dat de beklaagden volledige bekentenissen hadden afgelegd zelfs voor de Franse Liga van de Rechten van de Mens voldoende om geen moment te twijfelen aan hun schuld. In een artikel over de executies na het tweede proces, ‘Les procès de Moscou - la mort inutile’ in Vendredi van 5 februari 1937, schrijft Jean Guéhenno dat hij niet twijfelt aan de schuld van de dertien veroordeelden, maar dat justitie geen propagandamiddel mag worden. Zijn conclusie, ‘Assez de sang!’, is die van de gehele Franse linkerzijde, die vreest dat Stalin in het Westen alle goodwill zal verspelen die de Volksfront-politiek hem de voorbije jaren heeft opgeleverd. Zolang het erop leek dat, zoals de stalinistische propaganda wilde doen geloven, de processen uitsluitend gericht waren tegen de ‘binnenlandse vijanden’ van de Sovjetunie, met name de trotskisten, golden ook Masereels bezwaren vooral de propagandistische exploitatie van de doodstraf. In de loop van 1937 begint het tot hem door te dringen dat er in Moskou meer aan de hand is dan een afrekening met trotskistische en contrarevolutionaire komplotteurs en saboteurs, maar ondanks de stalinistische staatsterreur weigert hij het communisme als zodanig af te schrijven. In zijn kritiek gaat hij niet verder dan Romain Rolland, die hij herhaaldelijk met instemming citeert: ‘les hommes ne sont pas encore à la hauteur de la ‘cause’ qui elle est juste.’Ga naar eind17 Het communisme is en blijft ‘de goede zaak’, maar voorlopig wordt die slecht gediend door politieke leiders die niet de nodige morele kwaliteiten hebben. Dat hij het stalinisme niet even onvoorwaardelijk veroordeelt als het nazisme, is vooral voor zijn vriend in Winterthur een bron van irritatie. Op Reinharts klacht dat hun politieke meningsverschillen een schaduw op hun oude vriendschap werpen, antwoordt Masereel dat vriendschap niets met politieke gelijkgezindheid te maken heeft, en alles met wederzijdse achting en genegenheid. Overigens is hij het niet met Reinhart eens dat de verschillen tussen hun opvattingen zo groot zijn: ‘Mijn ideaal is, net zoals het jouwe, een collectief anarchis- | |
[pagina 314]
| |
Affiche voor de premiè van jemand, Zürich, 1938
| |
[pagina 315]
| |
tisch ideaal.’Ga naar eind18 Hij denkt er niet aan de repressie in de Sovjetunie goed te praten, maar aan de andere kant constateert hij dat het de fascistische regimes zijn die de wereld door hun agressieve buitenlandse politiek naar een nieuwe oorlog drijven, en dat alleen het Rode Leger Hitler kan beletten heel Europa te overrompelen. | |
VLe 10 mars se donne à Zurich un oratorio d'un jeune musicien hongrois, sur un texte inspiré directement par les ‘25 images de la passion d'un homme’... dont les bois seront projetés très agrandis sur un écran accompagnant ainsi la musique.Ga naar eind19 Frans Masereel aan Romain Rolland, 2. februari 1938
Zijn sombere voorgevoelens over de nabije toekomst projecteert Masereel in ‘Le prophète’, een van de twee grote houtsneden die in 1937 ontstaan, en in ‘Sauveur du monde’, een prent uit 1938. ‘Redder van de wereld’ is de naam van de gestrande boot waarachter een man en een vrouw beschutting zoeken, en mogelijk is de houtsnede zowel een allegorie van de naderende oorlog als een herinnering aan de zomerstorm die Equihen in augustus 1937 heeft geteisterd - ‘beaucoup de morts, des hommes disparus dans la mer.’Ga naar eind20 Masereels Maison du Calvaire is een van de weinige huizen die niet in puin gestort of zwaar beschadigd zijn. Tegenover het zwarte pessimisme van ‘Prophète’ en ‘Sauveur du monde’ staat de levensdrift van ‘Jeunesse’ (1937) en ‘Nageuse’ (1938), twee houtsneden waarop het water de bevrijdende sensualiteit symboliseert waaruit Masereel de kracht blijft putten om zijn bijwijlen verlammende zwaarmoedigheid te bezweren. In deze jaren snijdt hij voor de Nederlandse uitgever Regnault de kleine suites Souvenirs marins (1936), Navires (1937) en La mer (1938): bibliofiele uitgaven van telkens zes losse houtsneden die in de handel komen in oplagen van 30 exemplaren. In deze reeks zal in 1939 nog een vierde suite verschijnen, Nature, zodat de 36 Regnault-prenten als geheel herinneren aan het ambitieuze project uit de jaren twintig voor een soort triptiek over stad, zee en natuur, waarvan La ville het eerste deel zou vormen. In maart 1938 is Masereel in Zürich eregast op de première van een muzikale bewerking van zijn Passion eines Menschen door de Hongaarse componist Viktor Halder en de Duitse auteur Hans | |
[pagina 316]
| |
Sahl. De opvoering van Jemand. Eine weltliche Kantate tijdens het 15de Arbeiderszangfeest in de grote zaal van het Limmathaus is een audiovisueel massaspektakel waaraan niet minder dan 8oo zangers en zangeressen meewerken. Naar aanleiding van de tien uitvoeringen van de cantate verschijnt in Zürich een boekuitgave van de tekst waarin ook de complete houtsnedensuite is opgenomen. Met de uitgever van het boekje, Emil Oprecht, heeft Masereel via Vorms al in 1936 contact gehad, maar omdat Reinhart hem Waarschuwde voor Oprechts reputatie heeft hij toen de boot afgehouden: ‘Ik heb geen zin om bij een uitgeverij terecht te komen die zich alleen maar bezighoudt met propaganda. Ik wist niet dat hij in Zwitserland een zo uitgesproken reputatie had.’Ga naar eind21 Kennelijk geldt dat bezwaar later niet meer, want tussen 1939 en 1948 zal Oprecht van Masereel drie bundels houtsneden en tekeningen uitgeven, te beginnen met Du noir au blanc/ Von Schwarz zu Weiss, de suite van 57 houtsneden die in juni 1938 klaar is en begin 1939 in de handel komt. Du noir au blanc heeft niets te maken met de kolonisatie van Afrika maar vormt een masereliaanse visie op de ontwikkelingsgang van de mensheid, die begint in het diepe zwart van het oerwoud. ‘Ik had de suite weer in het oerwoud kunnen laten eindigen,’ schrijft Masereel in het voorwoord, ‘om te suggereren dat de wereld terug zal keren naar de chaos. Dat pessimistische slot zou het voordeel hebben gehad dat het “artistieker” was overgekomen, want merkwaardig genoeg wordt aan ieder pessimistisch werk een grotere artistieke waarde toegeschreven. Van nature, en met mijn verstand, wijs ik dat soort pessimisme af. Tot zover de inhoud. Over de “vorm” wil ik het niet hebben; die is wat hij is.’ De slotopmerking - bespiegelingen over vormkwesties hebben hem nooit geïnteresseerd - verklaart waarom een aantal bladen uit Du noir au blanc zowel stilistisch als inhoudelijk gezien ook al in 25 Images de la passion d'un homme of in La ville een plaats had kunnen vinden. Omdat de suite in het algemeen weinig meer te bieden heeft dan variaties op de schema's en thema's waarmee Masereel de voorbije twintig jaar heeft gewerkt, valt het op dat hij zijns ondanks in de eerste plaats beelddichter is en blijft. Dat bewijzen de oerwoudbeelden aan het begin, in het bijzonder de schitterende ‘Tijger’. Nadat hij Du noir au blanc heeft voltooid, snijdt Masereel in juni 1938 voor de Limited Editions Club van George Macy zes illustraties voor een editie van Shakespeares Julius Caesar. In opdracht van dezelfde Newyorkse boekenclub werkt hij intussen | |
[pagina 317]
| |
Houtsnede uit Du noir au blanc, 1939
| |
[pagina 318]
| |
ook aan 27 houtsneden voor Erasmus' Lof der zotheid, een boek dat hem even nauw aan het hart ligt als ZweigGa naar eind22 omdat niemand beter dan de 16de-eeuwse humanist de waanzin heeft gehekeld die de mensheid telkens weer in de meest rampzalige situaties stort. De houtsneden voor The Praise of Folly zijn klaar in maart 1939. Masereel stuurt de blokken naar de Nederlandse drukker Johannes Enschede in Haarlem en krijgt in juni de contractuele 1000 dollar uitbetaald. ‘Maar toen kwam de oorlog,’ schrijft Macy in 1952, ‘en we verloren alle contact met Enschede, en ik dacht niet dat we de houtsneden die u voor ons had gemaakt nog ooit zouden kunnen gebruiken.’Ga naar eind23 Vandaar dat de Limited Editionsuitgave niet geïllustreerd is met de houtsneden van Masereel maar met mezzotintprenten van de Amerikaanse graficus Lynd Ward, die overigens al jaren een groot Masereel-bewonderaar is. Hoewel hij er minder dan ooit de nodige tijd en rust voor vindt, blijft Masereel in deze periode proberen om uit de impasse te raken waarin hij na 1930 als schilder is verzeild. In 1934 meldde hij Reinhart dat hij op zoek was naar een nieuw, lichter koloriet, maar vier jaar later heeft hij nog steeds geen resultaat bereikt dat hem echt bevredigt. Weliswaar heeft hij in mei 1938 het gevoel dat hij eindelijk op de goede weg is, maar dat heeft hij al zo vaak gedacht, dat hij zich geen illusies meer maakt: ‘Je verrai probablement toujours devant moi un but à atteindre sans jamais y arriver, car 1e but se transforme comme la vie.’Ga naar eind24 In de jaren 1937 tot 1940 ontstaan in totaal een vijftigtal doeken, waaronder het van 1938 daterende levensgrote portret van Romain Rolland, dat Masereel zelf ‘vrij geslaagd’ noemt. Gelegenheid om te exposeren krijgt hij nog nauwelijks. Zijn enige eenmansexposities na die van 1936 in Londen en in Parijs bij Vorms-Billiet zijn de kleine tentoonstellingen van 1937 in de Amsterdamse Galerie Buffa en van eind 1939, begin 1940 in de Perls Gallery in New York. Het plan voor een grote expositie in Brussel in januari 1938 valt in het water omdat de galerie failliet gaat, en een via Zweig gearrangeerde expositie in de kleine Londense Arcade Gallery gaat in het najaar van 1939 wegens de oorlogsomstandigheden evenmin door. Om dezelfde reden wordt in september van dat jaar in Parijs de generale repetitie afgelast van een stuk van Brecht waarvoor Masereel in opdracht van Pierre AbrahamGa naar eind25 decors en kostuums heeft getekend. Titel: Furcht und Elend des Dritten Reiches. | |
[pagina 319]
| |
VIJe continue à travailler et à espérer jusqu'au dernier moment, et si la grande catastrophe éclate, je me mets à la disposition du gouvernement français. Je suis encore bon à quelque chose - interprète, camoufleur, etc.Ga naar eind26 Frans Masereel aan Georg Reinhart, 28 september 1938
September 1939 is de onvermijdelijk geworden uitbarsting na een aantal ontwikkelingen waarmee Masereel zijn somberste toekomstverwachtingen bewaarheid ziet: in weinig meer dan een jaar tijd, tussen februari 1938 en april 1939, breidt het fascisme zich vanuit Duitsland en Italië als een olievlek uit over Middenen Zuid-Europa. Roemenië, Griekenland en Spanje worden dictaturen naar Duits-Italiaans model, Hongarije komt zowel politiek als economisch in de greep van Duitsland, Hitler annexeert Oostenrijk en Tsjechoslovakije, Mussolini bezet Albanië. In de zomer van 1939 worden de laatste vredesillusies verbrijzeld door het onmogelijk gewaande monsterverbond tussen Hitler en Stalin: een week later, op 1 september, volgt de Duitse inval in Polen. In die bewogen maanden reageert Masereel ondanks zijn pessimisme opvallend strijdlustig - helemaal anders dan Stefan Zweig, die blijft weigeren in de internationale antifascistische beweging de rol te spelen die hij als wereldbekend schrijver zou kunnen spelen, en zich vooral daardoor van zijn vrienden heeft vervreemd. Masereel is een van de weinigen die hij vanaf 1937 bij zijn laatste bezoeken in Parijs nog opzoekt en met wie hij min of meer regelmatig blijft corresponderen. Waarnaar hij in gesprekken met derden telkens weer in alle ernst verwijst, is Masereels ironische opmerking dat ze elkaar ooit nog wel eens in een concentratiekamp zullen tegenkomen. Hoewel Zweig beweert dat hij minder pessimistisch is dan Masereel denkt en dat Hitlers invasie in Polen een eerste fatale misrekening zal blijken, bewijzen zijn reacties op het uitbreken van de oorlog dat zijn radeloosheid compleet is. Om te beginnen is er zijn ondoordachte beslissing om, een jaar na zijn officiële scheiding van Friderike in 1938, te hertrouwen met zijn Duitse secretaresse Lotte Altmann. Die is bijna dertig jaar jonger dan hij en in ieder opzicht iemand die niet bij hem past - volgens Claire Goll kon Lotte alleen meepraten over ‘het frankeren van brieven en het inzetten van schrijfmachi- | |
[pagina 320]
| |
nelinten’.Ga naar eind27 In een brief aan Masereel bekent Zweig met navrante openhartigheid dat zijn beslissing om te hertrouwen met ‘Mlle A., die je kent (en die braaf deze brief typt)’, het resultaat was van ‘een oorlogspsychose’. Verder schrijft hij dat hij Londen voorgoed heeft verlaten en nu in Bath woont, in een kleiner huis dan in Salzburg, ’maar met een grote tuin en in de voornaamste kamer een mooi schilderij van Masereel’.Ga naar eind28 Eén muur heeft hij wit gelaten omdat hij hoopt dat Masereel hem met een fresco zal willen beschilderen als hij hier op bezoek. komt. Naar aanleiding van Masereels 50ste verjaardag had Zweig behalve een expositie in de Londense Arcade Gallery ook een uitgave gepland van een herwerkte versie van zijn essay uit 1923, die samen met een bibliografie van Hanss-Conon von der Gabelentz in Parijs door Vorms zou worden uitgegeven. De oorlogsomstandigheden staan de uitvoering van zowel het ene als het andere plan in de weg. In Engeland is Zweig overigens veel minder passief geweest dan Masereel en Rolland veronderstellen. De reden waarom hij naar Bath is verhuisd, is juist dat hij in Londen sedert de Anschluss van Oostenrijk dag in dag uit werd aangeklampt en opgebeld door vluchtelingen die hij tevergeefs probeerde te helpen - ondanks zijn beroemdheid moet hij zelf twee jaar wachten voor hij de Britse nationaliteit verkrijgt. In april 1939 roept Masereel zijn hulp in voor een jonge Tsjechische studente van hem, Edith Taussig, die na de annexatie van Tsjechoslovakije naar het buitenland is gevlucht en zonder middelen van bestaan in Londen is beland. ‘Ik weet wel dat je dit soort verzoeken dag in dag uit moet krijgen - net als ik trouwens,’Ga naar eind29 schrijft hij, maar niettemin vraagt hij Zweig haar zo goed mogelijk op te vangen en in contact te brengen met mensen die haar verder kunnen helpen. Intussen helpt Masereel zelf zoveel mogelijk emigranten en vluchtelingen die in Parijs ‘aanspoelen’. Wat hij daarbij voortdurend moet constateren, is dat hij met zijn solidariteit een uitzondering vormt op de vrijwel algemene onverschilligheid. Vandaar dat zijn discrete steun en bemiddelende rol in de Parijse emigrantenmilieus zo sterk op prijs worden gesteld. Hij houdt de openingsrede op de eerste expositie van het Kollektiv Deutscher Künstler, waarvan onder anderen Max Ernst lid is, en op 4 november 1938 is hij ook eregast op de opening van de eerste expositie van de Freie Künstlerbund, een reactie op de beruchte tentoonstelling van ‘ontaarde kunst’ van 1937 in München. De toenemende oorlogsdreiging is de reden waarom Masereel | |
[pagina 321]
| |
Brief van Frans Masereel aan Stefan Zweig; op p. 322 Zweigs antwoord
| |
[pagina 322]
| |
[pagina 323]
| |
zijn terughoudendheid op politiek gebied laat varen. In juli 1938 zendt de communistische Deutsche Freiheitssender vanuit Spanje zijn ‘Ansprache an die Deutschen’ uit, waarvan de tekst op 7 augustus wordt gepubliceerd in de Deutsche Volkszeitung, en in een andere Parijse emigrantenkrant, de Pariser Tageszeitung, schrijft hij in 1939: ‘We hebben niet het recht te zwijgen, onverschillig te blijven tegenover hetgeen om ons heen aan het gebeuren is.’ Anders dan in 1914 gaat het niet om een afrekening tussen nationale financiële en economische belangengroepen maar om de bedreiging van de elementaire rechten en vrijheden van het individu die de basis van elke rechtsstaat en democratische maatschappij vormen. In deze omstandigheden vasthouden aan een onvoorwaardelijk pacifisme, betekent Hitler carte blanche geven om na Oostenrijk en Tsjechoslovakije ook de rest van Europa in te palmen. | |
J'ai peine à croire que vous restiez encore à Equihen, et je préfere vous répondre à Paris. D'un moment à l'autre la tempête va se déchainer et votre petit port sera balayé. Rentrez à temps. Ou installez-vous d'un autre côté!Ga naar eind30 Romain Rolland aan Frans Masereel, 31 augustus 1939
Hun laatste vakantiedagen in Equihen brengen de Masereels door tegen de achtergrond van de berichten over het pact tussen Hitler en Stalin, de mobilisatie in België en Nederland, de Duitse inval in Polen en, twee dagen later, de Franse en de Britse oorlogsverklaring aan Duitsland. Aangezien Frans dit keer niet van plan is zich afzijdig te houden, keert hij met Pauline onmiddellijk naar Parijs terug om zich aan te melden als vrijwilliger voor de luchtbescherming. Omdat hij wegens zijn leeftijd - hij is intussen 50 geworden - niet meer in aanmerking komt voor actieve dienst, zal hij uiteindelijk als illustrator van antinazipamfletten terechtkomen in de contrapropagandadienst van het departement Voorlichting, dat sinds juli onder leiding staat van de schrijvende diplomaat Jean Giraudoux. In de geïmproviseerde kantoren van het commissariaat-generaal in het Parijse Hotel Continental, tegenover de Tuilerieën, zijn Masereels collega's niet alleen Fransen maar ook een paar | |
[pagina 324]
| |
Duitsers, met name uitgever Kurt Wolff en auteur Alfred Döblin. Over hun activiteiten schrijft Döblins Franse vriend, de germanist Robert Minder: ‘Vliegtuigen moesten onze produkten droppen en de Duitsers voorlichten, misschien zelfs tot verzet bewegen - een absurd idee. Allicht kon Giraudoux zelf nauwelijks geloven dat zoiets zou gebeuren’Ga naar eind31 Galgehumor houdt de Continentalclub overeind - volgens Minder had Döblin het gevoel dat hij teruggecatapulteerd werd naar de tijd van Homeros, toen de helden elkaar voor het begin vah de strijd de huid vol scholden. Tot de meest bizarre geestesprodukten die het collectief verzint, behoren satirische bewerkingen van volksliedjes zoals ‘Lorelei’ en ‘Steh’ ich in finsterer Mitternacht', en een door Masereel geïllustreerde ‘roversballade’ van Döblin uit het voorjaar van 1940: Ende Mai sassen wir mit Masereel in einem kleinen Café in der Rue Rivoli zusammen, um seine hervorragende Bilder zu Döblins Schauerballade von den ‘Drei Räubern’ - Hitler, Göring, Goebbels - mit dem Text in Einklang zu bringen. Die Deutschen standen in Paris, ehe der Drucker die Arbeit hätte abliefern können.Ga naar eind32 In die maanden heeft Masereel ondanks alles ook nog eigen werk op stapel staan: begin 1940 voltooit hij twaalf houtsneden die hij in maart in eigen beheer uitgeeft onder de titel Sous les signes du Zodiaque. Hoewel hij niet in astrologie gelooft, intrigeren de invloeden die aan sterrenbeelden worden toegeschreven hem voldoende om er een geïnspireerde suite van te maken, die hij zelf tot zijn beste werk rekent. In april is Zweig voor het laatst in Parijs voor een druk bijgewoonde lezing in Théâtre Marigny over ‘Das Wien von gestern’ en drie voordrachten voor Radio Paris onder de titel ‘An die nicht sprechen dürfen’. Zijn ontmoeting met Masereel bij die gelegenheid wordt hun allerlaatste weerzien. In de vroege ochtend van 10 mei, tusen vijf en zes, wordt Parijs opgeschrikt door luchtalarmsirenes. Een paar uur later horen de Masereels op de radio het bericht dat Duitse troepen Luxemburg, Nederland en België zijn binnengevallen, dat daar bombardementen aan de gang zijn en dat intussen ook een vliegveld bij Parijs is gebombardeerd. Aanvankelijk weigert Masereel erin te berusten dat het zover is: de dag na de Duitse invasie in België schrijft hij op een kaartje aan Reinhart dat Hitlers val nu wel nabij moet zijn. Dat hij niet de nodige voorzorgen heeft genomen om de inboedel van zijn huis in Equihen in veiligheid te brengen, be- | |
[pagina 325]
| |
wijst dat hij ondanks zijn jarenlange voorgevoelens is blijven geloven in de illusie dat het tenslotte toch niet tot een oorlog zou komen. In extremis probeert hij nog het een en het ander in veilige bewaring te geven, onder andere in Vézelay bij Rolland, maar die waarschuwt hem dat hij misschien zelf zal moeten vluchten. Gezien zijn zwarte-lijststatus in Duitsland en zijn activiteiten van de voorbije jaren en maanden - de tekeningen op de pamfletten die boven Duits grondgebied zijn gedropt droegen de bekende initialen FM - heeft Masereel aanzienlijk meer redenen dan de bejaarde Rolland om zich zorgen te maken over zijn veiligheid. Overigens zit hij meer in over zijn zus Marie-Louise, die in het zwaar gebombardeerde Boulogne woont, en Paulines dochter Paule, die met haar Zwitserse vriend Georges Zbinden in Equihen is gebleven. Vanaf eind mei gaat het razendsnel: op 28 mei valt Boulogne, op 4 juni wordt Duinkerken bezet, op 9 juni capituleert Noorwegen, op 10 juni verklaart Italië de oorlog aan Frankrijk en Groot-Brittannië. Op die rampzalige ontwikkelingen reageert de Franse regering met het bevel tot internering van alle Duitsers en Oostenrijkers die zich op Frans grondgebied bevinden - onder hen Kurt Wolff, kunstcriticus Paul Westheim en Thea Sternheim, die begin juni wordt afgevoerd naar een kamp in Frans Baskenland, vlak bij de Spaanse grens. Voor hij naar het kamp vertrekt, vertrouwt Westheim Masereel zijn laatste spaargeld toe. Terwijl de alarmerende oorlogsberichten steeds meer Parijzenaars op de vlucht doen slaan, blijft Masereel tegen beter weten in geloven dat er een wapenstilstand zal komen voordat de Duitse troepen de hoofdstad bereiken. Pas wanneer hij op 12 juni rond acht uur 's avonds hoort dat Parijs zich tot open stad verklaart, beseft hij dat het de hoogste tijd is en vlucht hij met Pauline, Thea Sternheims dochter Mops en Jean Richard Blochs vrouw en dochter via de Porte de Châtillon te voet de stad uit, richting Loire. Geen vierentwintig uur later wordt op de Eiffeltoren de hakenkruisvlag gehesen en trekken Duitse soldaten de wacht op voor de Arc de Triomphe. |
|