Masereel
(1995)–Joris van Parys– Auteursrechtelijk beschermdEen biografie
[pagina 40]
| |
L'Assiette au Beurre van 14.11.1903 (tekening van Steinlen)
Les Hommes du Jour van januari 1908 (tekening van Aristide Delannoy)
| |
[pagina 41]
| |
Arènes de Lutèce
| |
[pagina 42]
| |
luikende talent, en waarschijnlijk is het op zijn advies dat Masereel in 1913 opnieuw deelneemt aan de Indépendants. Niet zonder succes trouwens, aangezien de Gentse krant La Flandre Libérale op 3 april meldt dat de ‘jonge Gentse schilder’ Frans Masereel op de Indépendants in Parijs van zich doet spreken: ‘Le Journal des Débats, La Petite République, Le Radical en La Presse, om alleen maar die kranten te noemen, spreken vol lof over zijn talent als tekenaar en kolorist.’ Bijval oogst hij vooral met een grote aquarel, een uit het Parijse leven gegrepen tafereel van een gezin dat op straat wordt gezet omdat het de huur niet meer kan betalen.Ga naar eind6 Ook Guilbeaux is onder de indruk, hoewel misschien minder van de kwaliteit van het werk dan van de sociale bewogenheid van de kunstenaar. Mogelijk denkt hij Masereel reeds in die dagen een rol toe in het eigen tijdschrift dat hij wil oprichten. Guilbeaux is vijf jaar ouder dan Masereel. Hij is in het Belgische stadje Verviers geboren als zoon van Franse ouders, heeft in Berlijn Duitse letterkunde gestudeerd - en onder andere verzen van de jonge Stefan Zweig in het Frans vertaald - maar houdt zich sedert zijn terugkeer naar Parijs in 1909 minder bezig met literatuur dan met politiek. Ontgoocheld door het opportunisme van Jaurès' Parti Socialiste, verzeilt hij in milieus die een anarchistisch-revolutionaire vakbeweging propageren. ‘Geen enkele partij was hem radicaal genoeg,’ zegt Zweig. Hij typeert Guilbeaux als ‘een tenger, blond mannetje met scherpe grijze ogen en een radde tong’Ga naar eind7, een geboren polemist. ‘Hij voelde zich alleen goed wanneer hij als een echte gamin om zich heen kon slaan en storm lopen tegen iets dat hem te sterk was.’Ga naar eind8 In de maanden waarin Guilbeaux en Masereel bevriend raken - voorjaar 1913 - komt Zweig naar Parijs om zijn vrienden Léon Bazalgette, Romain Rolland, Rainer Maria Rilke en Emile Verhaeren op te zoeken, en ook Guilbeaux ziet hij bijna iedere dag. Op 6 maart noteert hij in zijn dagboek: ‘'s Ochtends Guilbeaux, die een echte anarchist geworden is, naar ik echter vermoed veeleer vanwege zijn hopeloze financiële situatie dan uit overtuiging, hoewel hij altijd al een temperament is geweest... 's Avonds met Guilbeaux gegeten. Hij vertelt interessante dingen over het anarchisme, maar ik zie er geen innerlijke vervoering in, alleen een woede die blindelings in een willekeurige richting afgaat als een revolver.’Ga naar eind9 Ongetwijfeld krijgt ook Masereel ‘Interessantes vom Anarchismus’ te horen, maar als leergierig autodidact met anarchistische sympathieën ziet hij Guilbeaux met heel andere ogen: | |
[pagina 43]
| |
Hij en ik, we waren goed bevriend geraakt. Ik leerde hem kennen als een degelijk dichter en schrijver, bovendien een uitstekend germanist, die tot en met op de hoogte was van de Duitse literatuur, vooral van de poëzie, en trouwens een groot aantal gedichten heeft vertaald. Dank zij hem ben ik de jonge Duitse dichters van die tijd gaan lezen. Overigens was hij iemand die bruiste van vitaliteit, met een droge, soms bizarre humor; een echte uilenspiegel, zou ik zeggen.Ga naar eind10 Guilbeaux deelt Masereels bewondering voor Verhaeren en heeft trouwens persoonlijke contacten met de dichter en met literaire milieus in België zelf. In de Borinage houdt hij voordrachten over La Poésie des MachinesGa naar eind11, waarbij ook gedichten van hem zelf worden gelezen, en als overtuigd internationalist is hij mede-oprichter van de vereniging ‘Pour mieux se connaître’, die in 1913 in Gent haar eerste congres houdt en zich inzet voor culturele toenadering tussen Frankrijk en Duitsland. In Le Mercure de France heeft hij een ‘Chronique des lettres allemandes’ en in 1912 verschijnt in Parijs een door hem samengestelde Anthologie des lyriques allemands contemporains depuis Nietzsche, met een voorwoord van Verhaeren.Ga naar eind12 Aan Guilbeaux dankt Masereel zijn eerste kennismaking met Léon Bazalgette, die in 1908 met de studie Walt Whitman, l'homme et l'oeuvre de eerste grote Amerikaanse dichter in Frankrijk heeft geïntroduceerd. Als vertaler van Leaves of Grass wordt Bazalgette voor Masereel de ideale gids in een poëzie die dezelfde onweerstaanbare energie uitstraalt als die van Verhaeren, hetzelfde vertrouwen in de fundamentele goedheid van de mens. Waarschijnlijk is het ook dank zij Guilbeaux dat hij in mei, vlak na de Indépendants, een aantal tekeningen geplaatst krijgt in het weekblad Les Hommes du JourGa naar eind13, waaraan Guilbeaux zelf heeft meegewerkt en dat vijf jaar eerder is gestart als een reeks satirische biografieën van kopstukken uit de Franse politiek, met teksten van Victor Méric (‘Flax’) en tekeningen van Aristide Delannoy. Typische Delannoy-tekeningen zijn de karikatuur van de minister van Arbeid die in een fauteuil onder de spinnewebben de slaap der rechtvaardigen slaapt, en de frontale aanval in nr.12 op de Franse kolonisatiepolitiek: generaal d'Amade, die West-Marokko heeft ‘gepacificeerd’, staat afgebeeld als de slager op zijn slachtveld, met bebloed schort en tegen een achtergrond van kadavers en smeulende ruïnes. De reden van Masereels bijzondere affiniteit met die tekeningen is niet ver te zoeken. Als ‘homme du Nord’, geboortig uit het Frans-Vlaamse plaatsje Béthune, pakt | |
[pagina 44]
| |
Tekeningen van Frans Masereel in Les Hommes du Jour van 17.5.1913
| |
[pagina 45]
| |
Delannoy corruptie, kolonialisme, klassejustitie en andere misstanden niet aan met zorgvuldig uitgewerkte composities maar met karikaturen waarop hij met een paar penseeltrekken vierkant zijn mening zegt. Een tekening die Masereel zich heel zijn leven zal herinneren, is de karikatuur van Clémenceau in het allereerste nummer van Les Hommes du Jour: ‘une sinistre tête de mort plantée au bout d'une pique.’Ga naar eind14 Het eerste nummer waaraan Masereel zelf meewerkt, is dat van 17 mei 1913. Van de vier spotprenten waarmee hij de bladzijde ‘La vie illustrée’ voor zijn rekening neemt, is er één politiek geïnspireerd: op ‘Après le congrès de Berne’ vragen een paar kapitalisten zich af wat er met hun dividenden zal gebeuren als de pacifisten erin slagen hun krachten te bundelen - ‘Si ces salauds de pacifistes s'entendent, nos dividendes sont foutus.’Ga naar eind15 In de loop van de volgende maanden verschijnt in Les Hommes nog meer werk van hem. Op 1 november opnieuw een bladzijde ‘La vie illustrée’, met dit keer twee grote prentenGa naar eind16, en elders in hetzelfde nummer een kleinere tekening, geïnspireerd door de recente verlenging van de militaire dienstplicht tot drie jaar. In de Franse pers wordt daarover een felle polemiek gevoerd, want Jaurès vindt de verlenging onnodig omdat hij erop rekent dat de Duitse socialisten zich nooit in een oorlog tegen Frankrijk zullen laten meeslepen. Dat blinde vertrouwen in de Tweede Internationale als anti-oorlogsorganisatie domineert ook op het congres in Basel, waar Anseele de openingstoespraak houdt en stormachtig applaus krijgt voor zijn slotwoorden: ‘Oorlog aan de oorlog! Vrede voor de wereld! Leve de Internationale van de Arbeiders!’ Terwijl de eerste proeven van zijn talent als ‘dessinateur de presse’ in Les Hommes du Jour verschijnen, maakt Masereel behalve tekeningen, aquarellen en etsen ook zijn eerste houtsneden. In boeken en kunsttijdschriften heeft hij kennis gemaakt met het werk van de anonieme Vlaamse ‘printsnyders’ en de Franse ‘imagiers’ uit de 15de eeuw, met de platen uit het Neurenbergse atelier van Albrecht Dürer, waar de houtsnede zich na 1500 voor het eerst tot een autonome kunst heeft ontwikkeld, en met de houtsneden op de oudste speelkaarten en de 19de-eeuwse volksprenten uit Epinal. Wat hem vooral intrigeert, zijn de laat-middeleeuwse ‘blokboeken’: beeld en tekst werden in één en hetzelfde blok langshout gesneden en afgedrukt op vellen papier die met de blanco achterkant werden aaneengelijmd en ingebonden. Populair waren bijvoorbeeld de ‘armenbijbels’, waarin voor het ongeletterde volk de hoofdmomenten uit de bijbelse geschiedenis aanschouwelijk werden voorgesteld. | |
[pagina 46]
| |
Ook het toeval speelt een rol in Masereels groeiende belangstelling voor de houtsnede, want het is louter toevallig dat hij kennis maakt met ene Quatreboeufs, vriend van de bekende tekenaar en graveur Bernard Naudin en verkoper in een zaak die gespecialiseerd is in gereedschap voor graveurs en houtsnijders. Die Quatreboeufs is het, die hem de eerste beginselen van de techniek van het houtsnijden bijbrengt, maar die eerste ervaring betekent nog niet de ontdekking van zijn ware ‘roeping’. Voorlopig heeft zijn interesse vooral te maken met de nuchtere overweging dat hij voor houtsnijden een minder uitgebreide ‘keuken’ nodig heeft dan voor etsen. Omdat hij alles al doende moet leren, zijn de vooroorlogse houtsneden minder xylografie dan tekening. Later gebruikt hij de tekening alleen nog als voorstudie en wordt het snijden zelf de creatieve fase, maar zover is hij nog lang niet. De bewaard gebleven resultaten uit 1913 en 1914 noemt Vorms ‘schuchtere transposities van penseeltekeningen op hout... Stuntelig imiteert hij de arceringen van het penseel dat licht over het papier glijdt, of hij neemt zijn toevlucht tot de techniek van de etser. Hij heeft nog niet door dat houtsnijden een totaal andere techniek is, die niets gemeen heeft met tekenen en etsen.’Ga naar eind17 | |
IIEind juli 1914 verblijft Masereel aan de Bretonse westkust, op het schiereiland Crozon. Het is niet zijn eerste vakantie in Bretagne. Op een foto die in 1912 in Kergroes is genomen, poseert hij als Breton tussen Bretons - met volle baard en in traditionele klederdracht - en uit 1913 dateert de ets ‘Camaret’, een gezicht op het vissershaventje van de kleine badplaats Camaret-sur-Mer, op de noordkust van Crozon. De Bretonse religieuze folklore inspireert trouwens een paar van zijn eerste houtsneden. In die schitterende zomer kan de oorlogsdreiging nergens irreëler schijnen dan in het adembenemende kustlandschap van West-Bretagne. Maar in Morgat leest Masereel dezelfde dreigende krantekoppen die Stefan Zweig tijdens zijn vakantie in Oostende onder ogen krijgt - ‘l'Autriche provoque la Russie’, ‘l'Allemagne prépare la guerre’. Wie de vreedzame Duitse vakantiegangers in de Vlaamse badplaatsen ziet rondwandelen, kan niet geloven dat op hetzelfde moment aan de oostgrens van België Duitse troepen worden samengetrokken. Op een Oostends ter- | |
[pagina 47]
| |
rasje lacht Zweig de somberheid van James Ensor en Fernand Crommelynck weg. ‘Hier,’ zegt hij, ‘aan deze lantaarnpaal mogen jullie me opknopen als de Duitsers België binnenvallen!’Ga naar eind18 In de laatste dagen van juli slaat de paniek echter ook bij hem toe en beslist hij zo snel mogelijk terug te keren naar Salzburg in plaats van door te reizen naar Henegouwen, waar Verhaeren hem in Caillou-qui-bique verwacht. De trein waarmee hij op 30 juli in Oostende afreist, is de laatste die naar Duitsland vertrekt. In de omgeving van Herbesthal, het eerste station voorbij de Belgische grens, moet de expres stoppen om een goederentrein uit de andere richting te laten passeren. ‘Open wagons,’ herinnert Zweig zich, ‘bedekt met zeildoek waaronder ik vaag de dreigende vormen van kanonnen meende te herkennen.’Ga naar eind19 Van de Belgische consul in Brest krijgt Masereel op 5 augustus de schriftelijke verklaring mee dat hij zich bij het consulaat heeft gemeld met de mededeling dat hij zo snel mogelijk terug naar België wilde: ‘en manifestant sa ferme intention de regagner la Belgique (Gand) par les voies les plus rapides.’ Drie dagen later al is hij in Gent, maar aangezien zijn naam daar in het bevolkingsregister is geschrapt, is het niet duidelijk hoe het met zijn militaire verplichtingen zit. Van zijn stiefvader krijgt hij de raad niet in België te blijven. Lava vindt dat hij niet zijn hele leven kinderen ter wereld heeft helpen brengen om nu te moeten meemaken dat zijn zoons naar de slachtbank worden geleid.Ga naar eind20 Hoe lang Frans in België blijft, is af te leiden uit de tekeningen die hij in de eerste oorlogsweken in Dendermonde maakt. De verwoesting van het stadje ten oosten van Gent begint op 5 september. Op 9 september wordt het door Belgische troepen heroverd, maar zeven dagen later valt het definitief in Duitse handen. De schetsen van de ruïnes in Dendermonde moeten dus uit die dagen dateren, en aangezien Gent op 12 oktober bezet wordt, moet Masereel uiterlijk begin oktober naar Frankrijk vertrokken zijn. Zes jaar zal het duren voor hij zijn ouders weerziet en bijna vijftien jaar voor hij naar Gent terug kan. Omdat er geen treinen meer rijden, moet hij van alle mogelijke vervoermiddelen gebruik maken en een groot deel van de weg te voet afleggen. Als hij tenslotte via Duinkerken in Parijs arriveert, is het leven in de Franse hoofdstad grondig veranderd. Openbaar vervoer is er nauwelijks, auto's zijn opgeëist, terrasjes verboden, cafés sluiten om acht uur, 's avonds brandt maar de helft van de straatlantaarns en in het Grand Palais is een militair hospitaal geïnstalleerd. Masereel komt terecht in een stad waar de wildste | |
[pagina 48]
| |
geruchten circuleren en razzia's aan de orde van de dag zijn. Wie weet welke wending zijn leven had genomen wanneer ook Guilbeaux intussen, zoals duizenden andere Parijzenaars, naar het front was gestuurd. Tot zijn eigen verbazing is Guilbeaux echter nog steeds niet gemobiliseerd. Bovendien is hij een van de weinige Franse en Duitse internationalisten die niet van de ene op de andere dag nationalisten zijn geworden. Zo'n verbijsterende metamorfose ondergaat bijvoorbeeld Stefan Zweig, die op 6 augustus, een week ha zijn vertrek uit Oostende, in de Weense krant Neue Freie Presse dit proza laat afdrukken: Mit beiden Fäusten, nach rechts und links, muss Deutschland jetzt zuschlagen, der doppelten Umklammerung seiner Gegner sich zu entwinden. Jeder Muskel seiner herrlichen Volkskraft ist angespannt bis zum äussersten, jeder Nerv seines Willens bebt von Mut und Zuversicht.Ga naar eind21 Aan de overkant reageert Emile Verhaeren zijn afschuw over de Duitse agressie, de verwoestingen en de wreedheden van de invasietroepen af in het gedicht La Belgique sanglante. De oorlogstaal van zijn beste vriend in het Duitse taalgebied heeft hem tot in het diepste van zijn ziel geschokt, terwijl Zweig zelf in vertwijfeling raakt als hij hoort dat Verhaeren geloof hecht aan de gruwelpropaganda in de Franse pers over Duitsers die de handen van jonge mensen afhakken. | |
III‘Toen ik hem terugzag,’ schrijft Guilbeaux over Masereel, ‘had hij ongeveer dezelfde gevoelens als Verhaeren.’Ga naar eind22 Omdat hij de verwoestingen met eigen ogen heeft gezien en zich direct betrokken voelt bij wat er in België gebeurt, kan Masereel voorlopig weinig begrip opbrengen voor Guilbeaux' redenering dat het Duitse en Oostenrijkse voetvolk evenzeer het slachtoffer van de oorlog is als de Belgische infanteristen en de Franse ‘poilus’. Uit die periode dateert zijn medewerking aan La grande guerre par les artistes, een tweewekelijkse editie van telkens acht bladzijden die vanaf november 1914 in Parijs verschijnt. Aflevering 8, La guerre en Belgique, bestaat uit een twintigtal tekeningen van Masereel naar de schetsen die hij in de eerste weken van de oorlog heeft gemaakt. Het zijn plaatjes van vluchtelingen, ruïnes en andere oorlogstafe- | |
[pagina 49]
| |
relen, afgewisseld met pittoreske scènes uit het leven op het Vlaamse platteland ‘avant la guerre’. Het meest opvallende is, dat Masereel zich niet één keer te buiten gaat aan de grove oorlogshumor waar andere medewerkers van La grande guerre niet vies van blijken. Op de tekening ‘Science allemande’ van Felix Vallotton bijvoorbeeld presenteert de Duitse keizer zijn generale staf een nieuw soort obus, speciaal ontworpen om kleuterscholen te bombarderen. Via de uitgevers van de serie, Berger-Levrault en Georges Crès, door Romain Rolland als ‘laboratoria van nationalistische propaganda’ bestempeld, komt Masereel in contact met de Belgische journalist Roland de Marès, die voor de Parijse krant Le Temps werkt. De 48 tekeningen in De Marès' boek La Belgique envahie, dat evenals de Belgische aflevering van La grande guerre in januari 1915 verschijnt, vormen Masereels enige bijdrage tot de primitieve literatuur waarmee de superpatriotten in Berlijn en Parijs zorgen dat de oorlogswil op de thuisfronten niet verzwakt. ‘Vrij snel, en onder mijn invloed, mag ik wel zeggen, kwam hij tot gezondere ideeën,’Ga naar eind23 schrijft Guilbeaux. Hij weet Masereel ervan te overtuigen dat alleen wapenfabrikanten en woekeraars beter worden van die haatliteratuur, aangezien ze dank zij de oorlogseconomie winsten maken waarvan ze in vredestijd alleen maar kunnen dromen. Masereel constateert trouwens zelf hoe cynisch het naïeve patriottisme van de grote massa door kranten als l'Action française en l'Echo de Paris wordt gemanipuleerd. Via Guilbeaux is hij ook op de hoogte van Romain Rollands eenzame strijd in Zwitserland tegen de haat die Europa overspoelt en tegen de leugens waarmee de uitzichtloze loopgravenoorlog in beide kampen wordt goedgepraat. In de Parijse pers leest hij het hysterische proza waarin Rolland na de publikatie van zijn artikel ‘Au-dessus de la mêlée’Ga naar eind24 als defaitist, zelfs als landverrader wordt gebrandmerkt. Rollands pathetische oproep tot de Europese jeugd om een einde te maken aan de broedermoord is immers tegelijk een rekwisitoor tegen de politici en militairen die, in Frankrijk evenzeer als in Duitsland, de misdadige aanstokers van de oorlog zijn geweest. Vooral omdat hij Duitse militaristen en Franse revanchisten over één kam scheert, haalt hij zich de woede van de nationalistische pers in Frankrijk op de hals. Wie in die dagen hardop zegt dat er zo snel mogelijk een einde aan de oorlog moet komen, loopt het gevaar op verdenking van defaitisme, verraad of spionage te worden opgepakt. Het onomstootbare feit dat het Franse revanchisme sedert de Frans-Duitse oorlog van | |
[pagina 50]
| |
La maison du crime, aquarel, 1913 (boven) en Ils ont passé par là, tekening uit La guerre en Belgique (1915)
| |
[pagina 51]
| |
1870 medeschuldig is aan de escalatie die tot de nieuwe oorlog heeft geleidGa naar eind25, verzinkt in de septemberdagen van 1914 in het niets bij het nieuws van de Duitse moordpartijen in Tamines en Dinant en barbaarse aanslagen op het Europese cultuurgoed zoals het platbranden van de Leuvense universiteitsbibliotheek en het bombardement op de kathedraal van Reims. Guilbeaux is een van de weinigen die het eind 1914 in Parijs nog voor Rolland durven opnemen.Ga naar eind26 Ondanks het reële gevaar dat hij zijn lef duur zal betalen, presteert hij het zelfs om op de grote boulevards met linten en eremetaal behangen ‘patriotards’ staande te houden en met een doodserieus gezicht naar hun mening over president Poincaré te vragen. Na zijn definitieve afkeuring voor de militaire dienst in april 1915 laat Guilbeaux zich via Rolland door het Internationale Rode Kruis naar Zwitserland ontbieden om voor het Krijgsgevangenenbureau te werken. Begin juni vertrekt hij naar Genève - zonder zijn vriend Masereel, die in Parijs vastzit omdat in België in extremis ook de Burgerwacht gemobiliseerd is en de Belgische instanties in Parijs hem daarom als mobilisabel beschouwen. Omdat Masereel in de brieven die hij naar Genève stuurt blijft klagen over het verstikkende geestelijk klimaat in Parijs, besluit Guilbeaux op een dag resoluut tot de daad over te gaan. Op briefpapier van het Internationale Rode Kruis schrijft hij zijn vriend een ‘officiële’ brief, met het dringende verzoek als vrijwilliger bij de Agence des Prisonniers in Genève te komen werken. Onder de brief zet hij het stempel van de civiele afdeling van de Agence en door de paarse afdruk heen krabbelt hij een onleesbare handtekening. Volgens Guilbeaux kreeg Masereel dank zij die brief onmiddellijk het visum dat hij nodig had om naar Genève te kunnen vertrekken.Ga naar eind27 |
|