Masereel
(1995)–Joris van Parys– Auteursrechtelijk beschermdEen biografie
[pagina 18]
| |
Souvenir de Gand, houtsnede, 1956
| |
[pagina 19]
| |
Aan de voet van het Belfort
| |
[pagina 20]
| |
van in Mijn land: twee houtsneden die de groteske hypocrisie hekelen waarmee, letterlijk onder het Oog van God, alles gebeurt wat in de Tien Geboden op straffe van eeuwige verdoemenis verboden wordt. Masereels werk wemelt trouwens van de verwijzingen naar het wereldbeeld dat hem als kleine jongen is ingeprent: de strijd tussen goed en kwaad als een soort poppenkast met God en de Duivel als hoofdfiguren. In l'Oeuvre sleurt de kolos die uit het atelier van de beeldhouwer is ontsnapt, god aan zijn baard uit de hemel en de duivel uit de hel, om de twee voor zijn plezier hun oude vete te laten uitvechten. Net zoals Maeterlinck komt Frans in handen van opvoeders met een obsessionele aandacht voor ‘wat zij “la belle vertu” noemden, dat wil zeggen, de volmaakte, onwaarschijnlijke zuiverheid en kuisheid. Er was alleen maar sprake van verleidingen en zonden van het vlees. Als zij er niet over hadden gesproken, hadden wij er nooit aan gedacht’Ga naar eind4 Maar omdat hij daarna op de Rijksmiddelbare school, de Ecole moyenne, terechtkomt, blijft hem de beproeving bespaard van de katholieker-dan-de-paus-discipline in het jezuïetencollege St.-Barbara, waar behalve Maeterlinck ook Verhaeren, Van Lerberghe en Georges Rodenbach hun puberteit hebben uitgezweet. Niettemin is het na de jarenlange onderdompeling in dogma's en taboes niet verwonderlijk dat de geest van vrijzinnigheid die zijn stiefvader Louis Lava in huis zal brengen, voor Frans even verwarrend als bevrijdend werkt. In 1922 schrijft hij aan Thea Sternheim dat hij zich ‘als de dag van gisteren’ de religieuze crises herinnert die hij tussen zijn tiende en vijftiende heeft doorgemaakt.Ga naar eind5 Louis Lava is in 1865 in Kortrijk geboren als zoon van een Westvlaamse vlasfabrikant die Jean-Jacques Rousseau en Marx las en met een boerendochter trouwde om nieuw bloed in de familie te brengen - ‘pour régénérer le sang’. Zijn officiële eerste voornaam Emile is trouwens een souvenir van zijn vaders bewondering voor Rousseaus Emile, ou de l'éducation. Aangezien hij ook zelf voorstander is van een opvoeding zonder dwang, is dat ongetwijfeld één verklaring waarom zijn oudste stiefzoon allergisch wordt voor elke vorm van discipline waarvoor hij niet zelf heeft gekozen. Lava studeert gynaecologie in Gent, is van 1895 tot 1899 assistent bij de universitaire dienst voor operatieve geneeskunde en leert in die jaren de jonge weduwe Louise Masereel kennen. Na hun huwelijk, op 25 februari 1897, verhuist Louise met de drie kinderen van Zandberg 8, een pleintje vlak bij het stadhuis, naar het pand aan de Visserij waar Lava woont. Omdat | |
[pagina 21]
| |
zijn opvattingen als Franssprekende flamingant en progressieve liberaal een benoeming tot ‘werkleider’ in de weg staan, legt de vrouwenarts zich vanaf 1900 toe op zijn privé-praktijk, die een van de bekendste van de stad wordt. Aan Friderike Zweig vertelt Louise later dat hij er nog rechten bij studeerde om haar te kunnen adviseren in de tot 1906 aanslepende erfeniszaak waarin ze na de dood van haar eerste man, haar schoonbroer en haar stiefzoon verwikkeld was geraakt.Ga naar eind6 Lava is allesbehalve een kamergeleerde, maar toch heeft hij een verstrooide-professorkant. Op een avond komt hij thuis, rijdt zijn auto - de eerste T-Ford in Gent - tot voor de garagepoort, loopt om de hoek door de voordeur naar binnen om de poort aan de binnenkant open te maken, vergeet dat prompt en wordt 's ochtends door buren wakker gebeld omdat de auto nog altijd met draaiende motor en alle lichten aan op straat staat. | |
IIOp 19 juni 1899, een maand voor zijn tiende verjaardag, poseert Frans met broer en zus voor een typische studiofoto uit la belle époque. Het idyllische tableau vivant met het trio in de onvermijdelijke matrozenkraag dateert van een paar weken na de grote demonstratie voor algemeen stemrecht in Gent. Stakingen voor dezelfde eis zijn zes jaar tevoren op bloedige botsingen met het leger uitgelopen, en mogelijk heeft Frans daarover op die 28ste mei verhalen gehoord die hem voor het eerst aan het nadenken hebben gezet. De vraag is, of de knaap van tien de reacties heeft die Masereel zichzelf later toeschrijft: ‘... ik herinner me bijvoorbeeld de oorlog in Transvaal, die op mij een diepe indruk heeft gemaakt. Hoe oud ik toen was? Tien, twaalf jaar, elf misschien? Op dat moment ben ik begonnen tekeningen tegen de oorlog te maken, kindertekeningen natuurlijk, en ik denk dat mijn afkeer van oorlogen uit die tijd dateert.’Ga naar eind7 De ‘oorlog in Transvaal’ is de tweede Boerenoorlog, die in oktober 1899 uitbreekt. Hoe sterk de fantasie van de tienjarige door de oorlogsprenten in de illustraties van die dagen geprikkeld wordt, blijkt uit het tekenboekje dat hij in november voltekent met militaire colonnes, kanonnen, pantserschepen. Een aanval op een geblindeerde trein en de slag bij Ladysmith, compleet met een chargerende compagnie en met gevangenen en gewonden die worden afgevoerd. Tekeningen tegen de oorlog? Alles wijst erop | |
[pagina 22]
| |
Uit het tekenboekje van de tienjarige Frans Masereel (1899): de slag bij Ladysmith tijdens de Boerenoorlog
Frans (m.), Robert (l.) en Marie-Louise Masereel in juni 1899; rechts Frans met cello, ca. 1905
| |
[pagina 23]
| |
dat Frans vooral wordt geïntrigeerd door de exotische menselijke fauna van het verre Zuid-Afrika. Minutieus tekent hij met zijn kleurpotloden een ‘Transvaal’ en een Brits soldaat na, een ‘anglet’, en over twee bladzijden marcheren zes keurig genummerde regimenten. Misschien heeft Masereel het boekje nooit meer teruggezien en is het de herinnering aan de algemene verontwaardiging over de ongelijke strijd tussen Boeren en Britten die hem doet zeggen dat hij toen zijn eerste tekeningen tegen de oorlog heeft gemaakt. Van afkeer van ‘das Militär’ is hier in ieder geval nog niets te bespeuren. Behalve oorlogstaferelen bevat het kleine cahier ook nog kostelijke tekeningen van alles wat hem verder zoal fascineert: apen, clowns, knipmessen, windmolens, de eerste vélocipèdes. Sommige tekeningen zijn, waarschijnlijk door zijn moeder, gedateerd en van bijschriften voorzien. Drie acrobaten vormen een ‘Souvenir de la soirée artistique au grand théâtre’ (22 november). Er is een tableau met het bijschrift ‘Le prince Albert partant pour les manoeuvres, fait ses adieux à sa tante, la Reine des Belges’ (23 november). En een tafereeltje waarop broer Robert voor zijn zesjarig zusje Marie-Louise de eerste beginselen van de schrijfkunst demonstreert. De verhuizing naar Gent, de dood van zijn vader, de eerste school, de vreemde man die zijn nieuwe vader wordt, de geboorte van halfzus Lucie (1898) en halfbroer Felix (1900) - voor Frans vormt de periode van 1894 tot 1900 een opeenvolging van ingrijpende veranderingen in zijn kleine wereld. Toch is de behoefte aan geborgenheid niet de enige reden waarom in die jaren de bijzondere band met zijn moeder ontstaat. Aan haar schrijft hij later zijn artistieke begaafdheid toe en vooral dank zij haar leert hij muziek ervaren als een onvergelijkelijke bron van troost en energie. Hoewel Louise Lava geen conservatoriumopleiding heeft gekregen, dwingt ze als pianiste zelfs de bewondering van professionele musici af. Als ze na concerten thuiskomt, speelt ze hele passages na, en zodra haar kinderen oud genoeg zijn, zorgt ze ervoor dat ze leren zingen en een instrument bespelen. Frans volgt cellolessen aan het Gentse muziekconservatorium, en voor de som van 2,50 fr zal hij zich op 5 oktober 1908 laten inschrijven voor een zangcursus en een parallelle cursus ‘solfège individuel’.Ga naar eind8 Voor vrienden en kennissen organiseert zijn moeder elke donderdagavond huisconcerten met een kwartet waarin zij zelf piano en Frans cello speelt, terwijl FelixGa naar eind9 en - met aanzienlijk minder enthousiasme - Robert de vioolpartij voor hun rekening nemen. | |
[pagina 24]
| |
Muziek blijft een van de heilzame invloeden die Masereel aan zijn moeder dankt. Tijdens zijn vierdaagse verblijf in Villeneuve begin 1919 maakt de pianomuziek die Romain Rolland speelt, herinnering na herinnering in hem wakker. ‘Hij vertelt me,’ schrijft Rolland in zijn dagboekGa naar eind10, ‘dat hij met de muziek van Haendel is opgegroeid. Zijn moeder speelde voor hem tot 's avonds laat, lang nadat hij naar boven was gegaan. En het kind bleef rechtop in bed zitten, voorovergebogen, om niets te missen van de klanken van het harmonium of het orgeltje die van de benedenétage opstegen.’ | |
Masereels tien jaar jongere stadsgenoot Leo Remouchamps herinnert zich als kind ‘aan de straatkant van ons huis in de Kortrijkse straat wakker te zijn gemaakt, in volle winter, om vijf uur 's morgens, door de klompen van het werkvolk, zo talrijk opgezogen uit de verarmde buitenstreek, en in snelle marsch optrekkend naar de verre, stoffige en onmeedogende spinnerijen en weverijen waarop Gent haar roem gevestigd heeft.’Ga naar eind11 Ook Masereel zal de herinnering aan dat straatbeeld bijblijven. Elke ochtend ziet hij die naamloze massa mensen voorbijtrekken naar de fabriek, waar ze dag in dag uit van zes uur 's ochtends tot zeven uur 's avonds aan de weefgetouwen werken ‘voor een hongerloon van 2,50 fr per dag. Dat revolteerde mij.’Ga naar eind12 De man die zijn opstandigheid belichaamt, is Eduard Anseele, boegbeeld van het Gentse socialisme. In 1877 heeft Anseele de Vlaamse Socialistische Partij, in 1885 de Belgische Werkliedenpartij helpen oprichten. Hij maakt in 1889 deel uit van de Belgische delegatie op het stichtingscongres van de Tweede Internationale en is voorzitter van het tweede congres, dat in 1891 in Brussel wordt gehouden. Op de houtsnede ‘Gents Grootheid leidt haar toekomst’ beeldt Masereel hem af als de volkstribuun die, zoals Artevelde in de veertiende eeuw, de Gentenaren tegen onderdrukkers in bescherming neemt en de weg wijst naar een betere toekomst. De houtsnede wordt later opgenomen in Aan de voet van het Belfort, het boek van Achilles Mussche over de ellende die de industriële revolutie in de textielstad Gent veroorzaakt. ‘De Vlaamse hel,’ noemt Mussche de vlasfabrieken: | |
[pagina 25]
| |
Het is er zo laag als in een hol en de spinmolens staan opeengeperst, geen zestig centimeter vaneen; het is er laag en broeiend heet en vochtig van het kokende water, waarin de vlaswieken liggen te stinken en waar onophoudelijk dampen uit walmen, dat men elkaar op een drie meter afstand niet meer ziet. En midden in al die verhitte nattigheid en 't lawaai van de razende machines en de walgelijke stank en de dikke mist, daar lopen waarachtig wezens heen en weer. Zijn dat wel mensen? Het zijn vrouwen en kinders, meest vrouwen en kinders, de vrouwen en kinders van de natte spinnerij. Zij werken daar blootvoets, druipend nat.Ga naar eind13 Terwijl hij Mussches boek illustreert, komt Masereel bijna op iedere bladzijde beelden uit zijn jeugd tegen. Naamloze ellende in de blinde stegen die ‘beluiken’ worden genoemd, arbeidersdemonstraties, confrontaties tussen stakers en bereden gendarmerie, Anseele tijdens een van zijn gespierde toespraken: ‘een klein, ineengedrongen man, maar zoals hij letterlijk overeind rijst, wordt hij ineens heel groot en staat hij daar, breedgeschouderd, fors gehouwen, als een blok graniet, uit één stuk.’Ga naar eind14 Anseeles pleidooien voor sociale rechtvaardigheid en zijn aanklachten tegen de schaamteloze uitbuiting zijn de jonge Masereel uit het hart gegrepen. Vandaar dat hij meeloopt in de grote demonstraties van die jaren, voor algemeen stemrecht en tegen kinderarbeid - hij vertelt er niet bij of hij, zoals Richard Minne, bij het doorkruisen van een rijke buurt de carmagnole meezong: ‘tous les bourgeois à la lanterne!’ Dat de socialistische sympathieën van de oudste zoon thuis geen wrijvingen veroorzaken, is typerend voor de open sfeer in het liberale gezin Lava. De houtsnedensuite Idée - zijn versie van ‘Die Gedanken sind frei’ - zal Masereel in 1920 opdragen aan de vrijdenker die Lava van huis uit is. Via tante Fanny, geboren Florence Hélène Maertens, ondergaat Frans nog een invloed die zijn sociale bewustwording in de jaren na 1900 sterk stimuleert. Tante Fanny is een halfzuster van Lava en de vrouw van Julius Mac LeodGa naar eind15, hoogleraar aan de Gentse universiteit. Niet alleen assisteert ze haar man bij zijn wetenschappelijk onderzoek, ze heeft ook ‘verscheidene boeken van Russische anarchisten in het Vlaams vertaald en die heb ik als jonge vent allemaal gelezen.’Ga naar eind16 De boeken waarnaar Masereel met enige overdrijving verwijst, zijn twee studies van de Rus Peter Kropotkin, Wederkeerig dienstbetoon. Een factor der evolutie (1904) en Idealen en werkelijkheid in de Russische literatuur (1907), beide ‘met toestemming van den schrijver uit het Engelsch ver- | |
[pagina 26]
| |
taald door Fanny Mac Leod-Maertens’. Misschien leest hij in die jaren ook de eerste, in 1902 verschenen Nederlandse vertaling van Memoirs of a revolutionist, waarin Kropotkin het verhaal doet van zijn optreden op het ‘Socialistisch Wereldcongres’ van 1877 in Gent. De Duitse sociaal-democraten willen van het congres gebruik maken om de Europese arbeidersbeweging opnieuw te centraliserenGa naar eind17, maar dat mislukt door de aanwezigheid van Kropotkin, die België onder een valse naam is binnengekomen. ‘Hoewel we maar met negen anarchisten in Gent vertegenwoordigd waren,’ schrijft Kropotkin, ‘slaagden we er toch in het centralisatieplan te verijdelen.’Ga naar eind18 Omdat de politie intussen heeft ontdekt wie meneer Levasjov eigenlijk is, zorgen Gentse socialisten ervoor dat hij onderdak vindt bij een van hun kameraden - die ‘ontving me op uiterst roerende wijze als was ik zijn broeder, hoewel ik toch anarchist was’Ga naar eind19 - en 's anderendaags via Antwerpen naar Londen kan ontkomen. Wederkeerig dienstbetoon maakt op de jonge neef van de vertaalster een diepe indruk. Volgens Kropotkin heeft Darwin met ‘the struggle for life’ iets totaal anders bedoeld dan de wet van de jungle en het recht van de sterkste. Uit een uitvoerig gedocumenteerde vergelijking van de sociale verhoudingen bij een aantal diersoorten, in primitieve samenlevingen, in de middeleeuwse steden en ‘in onze dagen’, concludeert Kropotkin dat ‘de zedelijke vooruitgang der menschheid geleid werd door onderlingen steun - niet door onderlingen strijd’.Ga naar eind20 Masereels oom Mac Leod moet de voorpublikaties in The Nineteenth Century gelezen hebben, want in september 1901, nog voor de studie in Londen in boekvormGa naar eind21 verschijnt, houdt hij op het Vlaams Natuur- en Geneeskundig Congres in Brugge de lezing Strijd voor het bestaan en wederkeerig dienstbetoon, die drie jaar later als inleiding in de Amsterdamse editie wordt opgenomen. De radicale vrijheids- en solidariteitsopvatting waarmee verlichte liberalen als de Mac Leods en Lava dwepen, wordt in Vlaanderen uitgedragen door het baanbrekende kunsttijdschrift Van Nu en Straks, dat in 1892 door onder anderen August Vermeylen en Henry Van de Velde is opgericht. ‘Onder de vrienden, door wier zorg Van Nu en Straks uitgegeven werd,’ zegt Vermeylen, ‘waren haast allen het anarchistisch ideaal toegedaan... Uitgaande van de beschouwingen van Walter Crane en William Morris droomde Henry Van de Velde van een nieuwe gemeenschapskunst rijzend in het teken van een al-bevrijdend communisme.’Ga naar eind22 Weliswaar koesteren progressieve liberalen, socialisten, | |
[pagina 27]
| |
anarchisten en communisten niet bepaald dezelfde toekomstidealen, maar ze hebben wel dezelfde erfvijand: de geprivilegieerde klasse van orthodoxe liberalen en katholieken die haar machtsmonopolie in het parlement systematisch misbruikt om een sociaal systeem in stand te houden waarin de meerderheid van de bevolking geen recht van spreken heeft. Dat Frans Masereel zich al zo jong van dat fundamentele onrecht bewust wordt, heeft niet alleen te maken met de invloed van Anseele en Kropotkin maar ook met wat hij daarover van zijn stiefvader en van zijn oom en tante te horen krijgt. Die invloed zal trouwens zijn hele leven lang door blijven werken. Als hem op zijn tachtigste naar zijn idee van de ideale maatschappij wordt gevraagd, luidt het antwoord: ‘een anarchistisch communisme, een communisme zonder dwang.’Ga naar eind23 Individuele vrijheid is en blijft hem even dierbaar als sociale rechtvaardigheid, die in zijn ogen een kwestie is van elementaire menselijkheid en vrijwillige, spontane solidariteit. Aan ideologieën, doctrines en partijprogramma's heeft hij geen boodschap, en over mens en maatschappij leert De Costers Ulenspiegel hem meer dan Marx. |
|