Masereel
(1995)–Joris van Parys– Auteursrechtelijk beschermdEen biografie
[pagina 7]
| |
Aan Inès (1945-1994) | |
[pagina 8]
| |
Zelfportret, potloodtekening in een schetsboek, 1908
| |
[pagina 9]
| |
I
| |
[pagina 10]
| |
Frans Masereel (r.) met broer Robert (m.) en zus Marie-Louise in 1894
| |
[pagina 11]
| |
Villa St. Christophe
| |
[pagina 12]
| |
len geven de voornamen van: Frans Laurent Wilhelmina Adolf Lodewijk’. Aangezien de ouders uit de verfranste bourgeoisie stammen en ‘Frans Jaak’ nooit anders dan François is genoemd, valt niet uit te sluiten dat ook de eerste voornaam van de zoon het produkt van Blankenbergse vervlaamsingsijver is. De familienaam gaat terug op het Franse ‘masurelle’, verkleinwoord van ‘masure’ (huis), dat is ontstaan uit het laat-Latijnse ‘mansura’.Ga naar eind3 Merkwaardig en amusant is de overeenkomst tussen ‘Masereel’ en ‘Masschereel’, een van de drie bijnamen waaronder de familie van de Limburgse abt Antheil Van SchoonhovenGa naar eind4 vanaf de twaalfde eeuw bekend stond. Amusant, omdat de twee andere namen Maxhereit en Mascarez zijn, en Frans Masereel geneigd is te geloven dat hij van Spaanse afkomst is: ‘Vergeet niet dat de Spanjaarden België, in het bijzonder het Vlaamse deel, een paar eeuwen lang bezet hebben gehouden.’Ga naar eind5 Vertelt hij dat omdat hij zich evenals de twee jaar jongere Gentse dichter Richard Minne ‘voor ¼ Spanjaard’Ga naar eind6 voelt, of alleen omdat hij met zijn rijzige gestalte en zijn ongermaans donker voorkomen eerder een Spaans dan een Vlaams type lijkt? ‘Il est réservé comme un Espagnol, et il semble de cette race,’Ga naar eind7 is de eerste indruk van Romain Rolland in 1917 - al wordt die sterk beïnvloed door de imposante zwarte baard die Masereel in die jaren draagt. Spaans bloed of niet, in zijn eigen woorden is Frans van vaderskant in elk geval ‘nen Gentenère, nen echten Gentenère’.Ga naar eind8 In het oudste register van de St-Baafsparochie is de uit 1585 daterende doopakte van ene Guillelmus Joannes Masereel te vinden, en met alle mogelijke varianten - Maesereel, Maserreel, Masareel, Massereel - duikt de naam in de 17de en de 18de eeuw ook elders in Gent op. In de parochie St-Michiels-Noord wordt op 4 juli 1773 Franciscus Amandus Masereel ten doop gehouden, de toekomstige vader van Christophe, grootvader van François en overgrootvader van Frans. Hij zal schrijnwerker worden, terwijl zijn zoon Christophe als tabakwerker begint maar in 1853 in de Kortrijkse straat een ellegoedwinkel opent die hij later overbrengt naar de Langemunt, in het oude centrum van de stad. De kleinhandel moet floreren, want in 1865 wordt Christophe zelf fabrikant van katoen- en zijden stoffen. Toch weegt zijn succes als ondernemer niet op tegen de ellende die hij als vader doormaakt: vier van de zeven kinderen die tussen 1839 en 1850 uit zijn huwelijk met Maria Bombeke geboren zijn, verliest hij door de fatale gevolgen van kinderziekten. François, zijn twee jaar oudere broer Laurent en hun oudste zus zijn de enigen die vader en moeder zullen overleven. | |
[pagina 13]
| |
In 1883, een jaar voor de dood van hun vader, nemen de zoons het familiebedrijf over.Ga naar eind9 Op dat moment is François zesendertig, weduwnaar en vader van een zoon van tien. Nadat zijn vrouw Adèle Van Langenhove in 1877 op haar vierentwintigste overleden is aan tuberculose, blijft hij tien jaar alleen: tot hij kennis maakt met Louise, dochter van de Gentse ijzerhandelaar Jules Vandekerckhove en de Duitse Aletta Hoos, die geboortig is uit het Rijnstadje Wesel. Louise wordt vers van het pensionaat in een huwelijk met de rijke weduwnaar gemanoeuvreerd - op haar trouwdag, 22 oktober 1887, is ze negentien, vijf jaar ouder dan haar stiefzoon en bijna twintig jaar jonger dan haar echtgenoot. Wat voor karakter en temperament François is, blijkt bijvoorbeeld op een avond in het Gentse theater, als Louise op staande voet - de voorstelling is nog niet begonnen - met hem naar huis terug moet omdat ze haar zwarte halsband niet heeft omgedaan. In juli 1888 verhuist het Gentse echtpaar naar een herenhuis, een ‘villa’, naast Hôtel de Venise op de Zeedijk in Blankenberge, waar François zich als rentenier laat inschrijven. Daar is het, in Villa St. Christophe, dat een jaar later Frans wordt geboren, in juli 1891 zijn broer Robert, in april 1893 zijn zus Marie-Louise. De beschermheilige Christoffel duikt zestig jaar later op in een houtsnede van Masereel die mogelijk ook verwijst naar een van de oudste gedateerde houtsneden, een ‘Sint Christoffel’ uit 1423. | |
IIBuiten het badseizoen is Blankenberge een vissersdorp van drieduizend inwoners, maar de statige dames en heren die in de zomer van 1889 's avonds op de Zeedijk - de eerste elektrisch verlichte strandpromenade in Europa - voorbij het nieuwe Casino, de hotels en de villa's flaneren, wanen zich in een mondaine badstad. Hôtel du Pavillon des Princes, Hôtel de Venise, Hôtel de l'Océan, Hôtel de l'Univers zijn namen die bijna doen vergeten dat achter de rij monumentale façades en kokette geveltjes de lege vlakte van het Vlaamse polderland ligt. Vakantie aan zee is in die tijd een luxe die alleen cle bourgeoisie zich kan permitteren. In 1881 zegt Eduard Anseele over de Gentse dichter Emiel Moyson, die op de Blankenbergse dijk boeken verkocht: Hij was soms kokend van verontwaardiging en toorn, wanneer hij de uitspattingen der rijke badbezoekers, de ontzaglijke sommen zag, die daar in | |
[pagina 14]
| |
Uit de Guide illustrée de la Côte de Flandre (1888) van Jean d'Ardenne: de Zeedijk met villa's en het nieuwe Casino van Blankenberge, en een advertentie voor ‘Blankenberghe-Bains’
| |
[pagina 15]
| |
wulpsch vermaak werden verbrast, en de arme visscherslaven bemerkte, die, niet getroffen door het schreeuwend verschil tusschen de menschen, het hoofd in den grond of zingend de schuit instapten.Ga naar eind10 Voor La Plage de Blankenberghe, het zondagskrante van de lokale horeca, schrijft de achtentwintigjarige Emile Verhaeren in juli 1883 een plastisch verhaal over de opening van het badseizoen. Hij verblijft hier met zijn vriend Georges Rodenbach, die op dezelfde voorpagina de sfeer van een zomerse ‘soirée musicale’ in een Blankenbergse villa schildert: Hij wil dat ze iets van Gounod voor hem zingen, en terwijl de kaarsen van de piano worden aangestoken, laat hij zijn ogen door de kokette villa dwalen, over de massa bloemen die zwaar over de guéridons hangt. In een hoek staat een aquarium, versierd met schelpen; een baby laat er kruimels van een koekje in vallen, die rode vissen komen weghappen.Ga naar eind11 Op het strand tegenover Villa des Bruyères, waar hij bij zijn broer Laurent logeert, schildert de jonge Henry Van de Velde in augustus 1888 zijn eerste neo-impressionistisch doek, ‘Plage de Blankenberghe avec cabines’. Een jaar later maakt hij op de Zeedijk kennis met dichter Charles Van Lerberghe, tekenaar Félicien Rops, auteur Maurice Maeterlinck en jurist Emile Vandervelde, die een paar weken tevoren in Parijs de oprichtingsvergadering van de Tweede Internationale heeft bijgewoond. In die augustusdagen van 1889 moeten Van de Veldes dagelijkse wandelingen op het strand en de dijk ook voorbij Villa St. Christophe voeren, waar de pasgeboren zoon van het echtpaar Masereel in de wieg ligt. De enige levendige herinnering die Frans aan Blankenberge zal bewaren, zijn de wandelingen in de duinen en het haventje met Otu, de visser die hem onder zijn hoede neemt als Louise Masereel het te druk heeft met haar twee jongere kinderen. Zoals Frans zich Otu herinnert - met de gouden oorring die hem tegen oogziekten moet beschermen - doet die denken aan de oude vriend over wie Verhaeren het in La Plage de Blankenberghe heeft: ‘een superbe zeebonk, met een vel zo bruin als dat van een ham, zo hard als dat van een tamboer.’Ga naar eind12 De zwerftochten met Otu zijn voor Frans echte ontdekkingsreizen, vol ervaringen en indrukken die de kern vormen van zijn levenslange intieme relatie met de wereld van het water. Hij herinnert zich middagen op de kade, temidden van ‘kleuren die naar | |
[pagina 16]
| |
teer en verse vis ruiken’.Ga naar eind13 In een sloep die door het haventje, le Bassin des Pêcheurs, laveert, langs plompe, primitieve vissersboten, ‘zwart volk van voorstevens, gekooid tussen de gevels waartussen hier en daar forse gestalten oprijzen’.Ga naar eind14 Ook het najaar en de winters aan zee leert hij kennen, als de laatste badgasten vertrokken zijn, en de bewoners van de Zeedijk in oktober achterblijven met de meeuwen, de branding, de stilte van de duinen. Vier jaar lang leeft Frans in een marine, ondergedompeld in het landschap van de Noordzeekust, dat hij als lezer van Verhaeren zal terugvinden in La guirlande des dunesGa naar eind15:
La Mer du Nord n'est elle-même
Qu'aux jours rugueux d'hiver,
Quand ses vagues, à l'infini, sont blêmes,
Et ses sables, jusqu'au printemps, déserts.
Die vroegste herinneringen uit zijn kindertijd zal Masereel op zijn manier, zonder woorden, samenvatten in een houtsnede van de suite Souvenirs de mon pays, die hij in 1921 vanuit Genève opdraagt aan zijn moeder. ‘Le vieux pêcheur’ rijst op tussen verhalen over het vissersleven, over sterren, sirenen en stormen die hij vertelt aan het jongetje in matrozenpak - dat overigens niet het kortgeknipte hoofd van de zwartharige Frans maar de blonde krullen van broer Robert heeft.Ga naar eind16 Op dezelfde manier zal Masereel zijn eigen prille kinderjaren projecteren in het kleine landschap dat hij rond 1907 voor zijn halfbroer en petekind Felix schildert: Felix staat in witte ‘col marin’ met rode pet op een duintop, ver van de drukte van de dijk, die in de verte te zien is. Zo heeft Frans ook zelf in de Blankenbergse duinen staan kijken naar de zee, ‘het eerste grote spektakel dat ik als kind te zien heb gekregen’.Ga naar eind17 In 1961 komt Masereel zowel in een televisie-interview als in de zes jaar later gepubliceerde gesprekken met zijn uitgever Pierre Vorms voor de dag met het verhaal dat hij waarschijnlijk tijdens een vakantie van zijn ouders aan zee geboren is. In zijn eigen aantekeningen voor het boek vertelt hij dat ze de zomermaanden gewoonlijk doorbrachten in Blankenberge, ‘waar ze op de dijk, naast Hôtel de Venise, een eigendom hadden, Villa St. Christophe. Ik zie geen andere reden waarom ik in Blankenberge geboren zou zijn.’Ga naar eind18 Toch is de simpele ware reden hem wel degelijk bekend, want onder andere in een paar autobiografische aantekeningenGa naar eind19 uit 1928 staat te lezen dat hij tot 1894 in Blankenberge | |
[pagina 17]
| |
heeft gewoond. Aangezien hij in de interviews zelf met geen woord over zijn vader rept, is het mogelijk dat hij de omstandigheden van zijn geboorte retoucheert omdat hij niets kwijt wil over de tragische gebeurtenissen die samenvallen met de periode waarin hij zijn kleuterjaren ontgroeit. Op 7 november 1894, negen maanden nadat het gezin naar Gent is teruggekeerd, overlijdt François Masereel in de leeftijd van zevenenveertig jaar.Ga naar eind20 In april 1896 sterft zijn broer Laurent, en in september van dat zelfde jaar komt Adolphe, de tweeëntwintigjarige zoon uit zijn eerste huwelijk, door een noodlottig ongeval aan zijn eind: op het strand van Blankenberge trapt hij in een giftige kwal, en drie dagen later bezwijkt hij aan de gevolgen van de vergiftiging. Na de verhuizing naar Gent en de verkoop van het huis op de Zeedijk in 1895 keert Frans nog elk jaar met zijn moeder naar Blankenberge terug, maar die vakanties zijn niet te vergelijken met de tijd toen de wereld achter de duinen nog niet bestond.
Felix Lava in de duinen van Blankenberge, olieverf op geperst karton, ca. 1907
|
|