Reize in de binnen-landen van Zuid-Africa
(1965)–W.B.E. Paravicini di Capelli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 153]
| |
den gesneuvelden commandant Tjaard van der WaldGa naar voetnoot565 en een dergelyken aan Andries Joh. Van der WaldGa naar voetnoot566 byde daar by in eygendom namens de volksplanting ten geschenk gevende de door hun bewoonde leeningsplaatsen; tot beloning van getrouwe diensten en manmoedige gedragingen, zoowel van wylen den commandant als den nog thans fungeerende Johannes Van der Wald. Den voormaligen Veldcornet van de Voorsneeuwbergen, Roets, werd op zyn verzoek op eene honorable wyse ontslagenGa naar voetnoot567 terwyl den fungeerende Veld Cornet W. Van HeerdenGa naar voetnoot568 in die post door den Gouverneur werd aangeschreven te volharden. Een menigte klagten met de in dit land zo zeer in gebruik zynde verklaringen en getuigschriften werden door den Generaal gelezen; maar daar de Commissaris Generaal, namens het Gouvernement alle bestaande oneenigheden en uit partyzucht ontstaane misdaden generalyk heeft vergeven, zyn de verhalen in die stapel van papieren vervat, ten eenemaal ter zyde gelegd.Ga naar voetnoot569 De verschillende betrekkingen in welke de twee commandanten Van der Wald en Rensenburg gedurende de laatste onlusten in deze Colonie zich hebben bevondenGa naar voetnoot570 had ten natuurlyk gevolg, dat zy zeer verre waren beste | |
[pagina 154]
| |
vrinden te zyn. Ieder hunner, zoo wel die recht, als die onrecht gehandeld had, wel verre van nu zulks te vergeven en te vergeten, vond alle oogenblikken in een menigte verklaringen, brieven die men hier zedert jaren by een gaard en zoekt te vermeerderen, ten einde als nieuw voedzel tot voorzetting hunner onmin te dienen, nieuw stof tot bezwaren. De Gouverneur onderhield ieder dezer twee commandanten in het byzonder en trachte hun te beduiden, dat nimmer het geluk van dit land te herstellen was zoo lang de bewooners van het zelve geen inwendige vereeniging tot stand wilden brengen. Met lang ieder hunner op deze wyze het nut van eene wederzydsche uitwisseling en bevrediging onder het oog gebragt te hebben, stemden zy daar toe, en verschenen deze nademiddag ten dien einde by den Generaal. Deze deed hun een korte aanspraak en hield hun voor, dat zonder te willen onderzoeken wie goed en wie kwalyk gehandeld heeft, een iegelyk die maar voortaan getrouw aan zyn wettig Gouvernement bleef het belang van het land oprecht ter harte nam, en het zelve bevorderde, voortaan met een gelyk goed oog van het Gouvernement zoude worden aangezien; dat zylieden als daar toe gezind, nu ook door eene broederlyke vereeniging en kwytschelding van voorheen bestaane ongelyken moesten toonen, brave welmeenende burgers te zyn, en zelfs voortaan niet meer aan het voorledene moesten denken. Beide waren hier toe bereyd en reykten zich de hand van vrindschap, verzekerende zy de Gouverneur dat alles nu vergeten zoude zyn, ten onderpand hiertoe eene uytwisseling hunner wederzydsche verzameling van schriftelyke verklaringen, redenen van vyandschap etc. doende en dezelve ten vure doemende. De Generaal liet alle de heemraden beroepen om morgen ochtend tegens negen uren eene vergadering hier aan de Drosdy te beleggen ten einde over de belangens te raadplegen. |
|