Reize in de binnen-landen van Zuid-Africa
(1965)–W.B.E. Paravicini di Capelli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 145]
| |
afscheid van onzen vriendelyke hospes en vervolgde onzen weg meest noordwaards oprydende. Een uur gevorderd, kwamen wy aan de plaats van Pretorius,Ga naar voetnoot531 daar de paarden wierden gevoederd, vervolgende toen onze reis. De weg was door de gevallen regens zeer glad en slegt en somwylen zeer klipachtig. Wy zette weder over de Groote Visch Rivier en zagen kort op deszelfs oever twee warme bronnen, wiens warmte op den thermometer bevonden werd zeven en tachtig graden te zyn; veele lieden gaan deze baden bezoeken tot herstel van hun gezondheid. Het water is zeer staal en sulpherachtig en weldt met veel kragt na boven.Ga naar voetnoot532 Jammer is het dat het zogenaamde bad niet beter zuiver word gehouden. Reeds zedert gisteren hadden wy drie schoone reguliereGa naar voetnoot533 hooge bergen in het gezicht, vertoonende zich als zoo veele tafels. Men noemde ze ons de Spekbergen, uyt hoofde aan den voet der zelven veele boomen van dien naam groeyen.Ga naar voetnoot534 Wy togen tusschen twee der zelven en hielden aan den voet van de eene ons middagmaal. De heer Barrow geeft op dat hy hier eenige stukken zeer zuyver salpeter gevonden heeft.Ga naar voetnoot535 Wy beklommen de steile rotsen om ook naar dit voortbrengsel te zoeken, en ofschoon wy geene stukken ontwaarden, waren dog de klippen hier en daar met een dunne korst overtrokken, waar van wy eenige schilfers mede namen. Aan den voet van de berg vond men ook hier en daar stukken bruine oocker.Ga naar voetnoot536 Menige malen zochten wy na de bergteekeningenGa naar voetnoot537 der Boschjesmans maar vonden niets dergelyks. Alle de lieden verzekerden tog, dat tusschen de afteekeningen van dieren op alle de plaatsen daar zy te vinden zyn, den een- | |
[pagina 146]
| |
hoornGa naar voetnoot538 en wel op de zelve wyze is afgebeeld. Coenraad de Buis ook met ons hier over sprekende verzekerde in het Kafferland en de Tamboukiis 〈land〉 deze dieren daar menigvuldig gezien te hebben. De Gouverneur beloofde aan hem welke er een levend, dood of de beenderen er van, aan de Caap leverde, ter belooning een duyzend ryksdaalders en een fraaye nieuwe wagen met twaalf der beste ossen bespannen. Trots alle deze verzekeringen vlyen wy ons egter niet met de hoop, dit tot hier onbekend dier aan de natuurkenners aan te bieden. Naar de middag doorwade wy een spruytje van de Visch Rivier, de weg wierd hoe langer hoe klipachtiger, tot wy tegens byna vier uren aan de plaats kwamen van W.P. van HeerdenGa naar voetnoot539 leggende aan een fonteyntje dat maar tamelykGa naar voetnoot540 water voortbrengt. Om een denkbeeld te krygen van een landhoeve op de Agtersneeuwbergen dient te weten, dat men geen aarde te zien krygt door de groote menigte klipsteenen. Men loopt gevaar om deerlyk te vallen, als men des avonds aan het huis komen wil. Instede van gras en weide vertoonen zich biezen als het eenige groeyende aan het oog. Rondsom omringd van style, hooge rotsen, kaal en onbloot van alle groen is de ware schildering der plaats daar wy ons leger nedersloegen. Den burger Martinus Pillier,Ga naar voetnoot541 de zelfde welke benevens Christiaan Steenman onze drie Jagers deserteurs heeft geherbergt, kwam den Gouverneur paarden weder vragen die deze schelmen hadden gestolen, by hunnen vlucht naar Kafferland. De Generaal bragt hem het strafbare onder het oog om tegens de strengste wetten aan deserteurs op te houden en te voeden. Hy gaf nog aan de Generaal kennis dat zich op de plaats van C. SteenmanGa naar voetnoot542 twee deserteurs | |
[pagina 147]
| |
ophielden. De Gouverneur maande ernstig aan, te zorgen dat deze twee lieden des morgens by zonnenopgang in ons camp werden gevoerd. Hy vertrok dadelyk belovende hier aan stiptelyk te voldoen. Een Engelsche deserteur van het 8e Regiment Ligte Dragonders melde zich ook weder aan. |
|