[20 Juni 1803]
MAANDAG den 20e JUNY; wy vorderde deze dag, meest de cours van gisteren houdende. Twee à drie wagens der landlieden waren vooruitgereden om een weg te banen; het pad ging meest door vlaktens welke zeer hoog met hooyGa naar voetnoot461 stonden, wordende deze tusschen beide afgewisseld door streeken verbrand veld; wy hielden ons middagmaal naby een riviertje de t'CouragaGa naar voetnoot462 genaamd; in die tusschen tyd haalde onze wagens ons in. De passage van het riviertje die eenigzints hol was, veroorzaakte dat een wagen storte, dog zonder schade de reis vervorderde.
Wy kwamen tegens circa vier uuren aan de Kat Rivier, op eene plaats met veel doorne hout begroeit. De rivier loopt niet snel maar legd fraay tusschen een streek hout: men wil dat zich in de zelve altyd zeekoeyen ophouden; wy bespeuren tot hier toe nog niets daarna gelykende.Ga naar voetnoot463
De Gouverneur las deze avond de overgelegde papieren en brieven van Coenraad de Buis. By dezelve bevind zich een memorisch verhaal van voorgewend aan hem gepleegd onrecht, zullende zyne verantwoording volgens zyn gedachten daar uit blyken, en niet slegt(s) na eene appologie op zich zelve
| |
gelykende.Ga naar voetnoot464 Onder de overhandigde missives bevinden er zich twee van den predikant BallotGa naar voetnoot465 daarby de Buis aanmanende in de Colonie terug te keren. Voornamentlyk ook twee missives gedurende de onlusten op Graaff Reinett, aan hem geschreven, door den commandant H.J. van Rensburg.Ga naar voetnoot466
|
-
voetnoot462
- Die naam is uitgelaat in die Haagse afskrif van die amptelike joernaal (G.M. IV, p. 168); waarskynlik was die riviertjie die Kroomie, of 'n tak daarvan.
-
voetnoot463
- Daar bestaan g'n sekerheid oor die presiese plek waar Janssens se kamp aan Katrivier gestaan het nie. Dit kon net onderkant die huidige Fort Beaufort gewees het soos Cory aanvoer (I, p. 126), maar dit kon ook, soos meer waarskynlik die geval was, in dieselfde omgewing gewees het waar Gaika veertien jaar later, in 1817, sy samekoms met lord Charles Somerset gehad het, nl. sowat twee myl bokant Fort Beaufort op 'n gelykte langs Katrivier, naby waar Wm. Ainslie se meul op Millbank later gestaan het, en onderkant die mond van Baddafordkloof (Vgl. opmerkings van ds. H.C. Hopkins in brief 21.12.1960 aan die bewerker; ook Basil Holt, Joseph Williams, Lovedale, 1954, p. 36 en Stockenström I, p. 98.)
Die toneel van die ontmoeting met Gaika is oorspronklik geskets deur Paravicini en in 1810 deur Ludwig Alberti in die plate-album gepubliseer wat gelyktydig met sy boek (De Kaffers aan de Zuidkust van Afrika, Natuur- en Geschiedkundig beschreven, Amsterdam, 1810) gepubliseer is. Vgl. L. Alberti, Zuid-Afrikaansche Gezichten, Amsterdam, 1810, plaat 3: ‘Bijeenkomst van den Hoog Ed. Gestr. Heer Generaal J.W. Janssens, Gouverneur van de Kaap de Goede Hoop met het Opperste Hoofd der Kaffers, Gaika, in het Kafferland, aan de Katrivier, in Bloeimaand van 1803’ met verduideliking van herkoms (Ibidem p. vi): deur die graveur L. Portman vervaardig ‘naar de teekeningen van den Ridder en Kolonel Chevalier (Baron Otto de) Howen en den kunstkundigen J. Smies in navolging van eenige Afteekeningen, in het Kafferland zelf, door den Heer Kapitein W.B.E. Paravicini di Capelli, als ten dien tijde den Hoog. Ed. Gestr. Heer Generaal Janssens, in de hoedanigheid van Aide de Camp verzellende, naar de natuur vervaardigd...’
Sien verder Edm. H. Burrows (red.): Diary of a Journey...by Jonkvrouw Augusta Uitenhage de Mist, Kaapstad, 1954, pp. 13-14.
-
voetnoot464
- Die stukke was by die amptelike joernaal gevoeg (G.M. IV, p. 168) maar is nie teruggevind nie.
-
voetnoot465
- Ds. Heinrich Wilhelm Ballot (1767-1814) wat van 8.7.1798 tot 4.11.1800 as predikant op Graaff-Reinet in die bediening gestaan het en die beroeringe van 1799 meegemaak het.
-
voetnoot466
- Van Rensburg het tydens die Van Jaarsveldrebellie van 1799 hom nie met die rebelle vereenselwig nie en diens teen die Kôsa onderneem (Theal, Records V, p. 46). Hy het hom egter heftig teen die kommissaris Maynier verset tot 1801 toe hy ná Maynier se vertrek na die Tarka uitgewyk het. (Vgl. Marais, pp. 125-134 en Cory I, pp. 107-108).
|