Reize in de binnen-landen van Zuid-Africa
(1965)–W.B.E. Paravicini di Capelli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 114]
| |
[15 Juni 1803]WOENSDAG den 15e JUNY, des morgens circa half negen uuren, kwamen de burgers Van Jaarsveld en Krieger, welke zoo als hier voren gezegd is,Ga naar voetnoot427 afgezonden waren, om Koning Gaicka en De Buis van het naderen van den Gouverneur naar de Groote Visch Rivier te verwittigen, aan het Kookhuis terug, aan den Generaal berigtende dat de Kafferkoning hun vrindelyk had ontvangen, dog om de menigvuldige onlusten in zyn land, zich niet zo ver van zyn hoofdplaats durfde verwyderen, maar dat Coenraad Buis op weg was herwaards te komen en drie deserteurs van het 9e Bataillon Jagers mede brengen zoude, om aan de Gouverneur overtegeven. Den Generaal gaf last dat een detachement dragonders aan wiens hoofd zich den jager, Capitein Alberty, stelde, deze te gemoet zouden ryden en hun naar ons Camp opbrengen. Tegens den middag kwam Coenraad De Buis met een by zich hebbende Engelsman (welke voorgeeft een particulier reyziger uit Londen te zyn) in onze legerplaats aan. By den eersten opslag scheen het den Gouverneur dat zyne physionomie niet sterk ten zynen voordeele sprak; misschien vond dit zyne oorzaak uit een niet al te groot vertrouwen; zyne agterhoudenheid in de antwoorden deden zulks vermoeden.Ga naar voetnoot428 Een menigte burgers schaarde zich weldra rondom ons, welke gelegenheid zich den Gouverneur ten nutte maakte, om in deze alle hun byzyn,Ga naar voetnoot429 aan Coenraad De Buis de denkingswyze van het Gouvernement gedeeltelyk te doen kennen en hem onder anderen te verzekeren dat een iegelyk welke met op zyde stelling van factie twisten, met yver en oprechtheid aan de herstelling der rampen van dit land mede werken wilde, verzekerd kon zyn dat ook het Gouvernement van zyne zyde de personeele ongelyken van voorheen gebeurde onlusten zoude vergeten en de goede welmeenende in zyne schoot wilde terug ontvangen: maar in een tegengestelde onwilligheid der menschen, ook het Gouvernement krachts genoeg bezat, de zulke welke de rampen zoude willen doen voortduren, anderen ten voorbeeld te doen straffen, hopende dat de voorledene en nog helaas bestaande rampen de lieden wyzer gemaakt zou hebben voor het vervolg om eensgezind tot geluk der Colonie mede te werken.Ga naar voetnoot430 Nadat zyn ontfangst op deze wyze was afgeloopen, kwam het detachement dragonders met drie desertcurs der Jagers opgereden. Zy werden dadelyk | |
[pagina 115]
| |
overgegeven uit naam van Gaicka en Buis, de clementie van den rechter verzoekende; zy werden in verzekerde bewaring gesteld en de twee buxenGa naar voetnoot431 welke zy mede bragten afgenomen, terwyl den Capitein Alberti en den Luitenant Gilmer door den Generaal werden benoemd eene behoorlyke militaire informatie over hun te houden, gelyk deze heeren dan ook al dadelyk ten uitvoer bragten; het bleek hun dat het drie diergene waren, uit ons leger aan de WynbergenGa naar voetnoot432 gedeserteerd: zy hadden zich sints korte tyd na het Kafferland begeven en zulks wel op bekomen naricht dat de Gouverneur de Groote Visch Rivier naderde. Tot deze tyd toe, hadden zy zich by de boeren opgehouden by welke zy hunne kost verdienden met het oppassen van schapen als andersints: de landlieden welke deze hoogstnadelige en strengverbodene schuilplaats aan deze vagebonden verleend hebben zyn de navolgende, als Frans Stavelenberg,Ga naar voetnoot433 Christiaan Steenman,Ga naar voetnoot434 knecht van Isaack van Heerden,Ga naar voetnoot435 Martinus PilierGa naar voetnoot436 en Adriaan BanthomGa naar voetnoot437 op de plaats van Pilier, Roodebank genaamt, leggende even als de vorige, agter de NieuwbergenGa naar voetnoot438 aan Groot Visch Rivier. Deze deserteurs bragten drie paarden mede, welke zy stalen. Twee van Martinus Pillier en een van Christiaan Steenman. De reden van hunne desertie schreven zy gedeeltelyk aan dronkenschap en mishandeling van onderofficieren toe. De Gouverneur had nog naderhand eene conferentie met Coenraad de Buis in het byzyn van de heeren Van Rheenen en my, doende hem eene meer uitgebreide opening van zaken als by deszelvs aankomst. Vragende vervolgens na onderscheide onderwerpen, kwamen zyne antwoorden meest hier op uit dat het <niet> mogelyk zou weezen eene minzame schikking tusschen de uitgeweekene Kaffers en Koning Gaicka te treffen en deze laatste gaarne zoude | |
[pagina 116]
| |
zien dat de zoogenaamde rebellen door het Gouvernement over de Visch Rivier werden terug gedreven om door de hunne te worden bevogten.Ga naar voetnoot439 De Gouverneur besloot nog twee à drie dagreisen verder te gaan om Gaicka aan de Kat Rivier (twee uuren van zyne Residentie)Ga naar voetnoot440 te gaan spreken; daar De Buis verzekerde dat den Kafferkoning niets zoo vuurig verlangde dan den Gouverneur te zien, overigens werd deze byeenkomst tot morgen uitgesteld, om dan met overleg zodanige inlichtingen te krygen en middelen te beramen die het geluk der volkplanting zoude kunnen bevorderen. De Commandant Rensburg bragt den Generaal een levendige lourry ten geschenke welke door eene zyner lieden gevangen was. De Buis bragt by zyn aankomst twaalf Kaffers mede,Ga naar voetnoot441 waar onder vier Kapiteinen van Gaicka met naam t' Enno, Cassa, Spondo en Umlao, broeder van Tholy (in de beschryving van Barrow verkeerdelyk Maloo genaamd);Ga naar voetnoot442 t'Enno is een zwager van Gaicka, dog heeft even als de anderen veel minder tooysels als de Kaffer Kapiteinen aan deze zyde der Groote Visch Rivier. Buis verhaalde ook dat de moeder van Gaicka, Koninginne der Tamboeky-Kaffers,Ga naar voetnoot443 gewis mede na Kookhuis zoude gekomen zyn, ware het niet dat | |
[pagina 117]
| |
De Buis haar zulks om de groote afstand afgeraden had, als moetende zy even als de onderdanen van zyn Majesteit de weg te voet afleggen. |
|