Reize in de binnen-landen van Zuid-Africa
(1965)–W.B.E. Paravicini di Capelli– Auteursrechtelijk beschermd[26 Mei 1803]DONDERDAG den 26e MEY; De Heer van Rheenen en de Commandanten hier boven genoemd reden deze morgen weder na de overzyde om nopens de pointen die zy vermeenden nog te moeten regelen, met de hoofden der Kaffers over een te komen. Hier onder was voornamentlyk, hun overtehalen om drie à vier lieden van hun met ons na Koning Gaicka mede te geven, waartoe zy dan eindelyk besloten, gevende echter maar een persoon die de hottentotsche taal | |
[pagina 93]
| |
ook magtig is, zynde een bastaard, PlaatjeGa naar voetnoot356 genaamd. De heeren konden hun volstrekt niet bewegen ons nog voor het vertrek des Gouverneurs by de wagens te komen zien, zelfs niet om de geschenken, welke voor hun in gereedheid waren gebragt, in persoon te komen halen. Twee hunner waagden dit echter, namentlyk de Kapitein Tholy en een jonge Kapitein, broeder van Sambée; de overigen zonden gezanten om hun goed te halen, gelyk wy dan ook voor t'Conga, Jalouza, Sambée en t'Chatchow aan hun mede gaven, ons ten waarteeken van vrede twee ossen ten geschenke brengende, zynde zulks zo zy zeggen hunnen brief van vrede. De Gouverneur nam dezelve aan en bestemde ze om naar de Kaapstad overtebrengen. De Hottentot, Claas Stuurman, welke heden ook weder met de heeren na de Kaffer Chefs was geweest, en op zyne wyze zyn best deed hun tot een ander Articul overtehalen ontfing ook van den Gouverneur een persent, gelyk aan dat der Kafferhoofden, bestaande in een kopere plaat, spiegels, messen, coralen en dergelyke snuisteryen; een menigte van Kaffers en vrouwen verscheenen heden in ons camp, meerendeels om wat te bedelen en te eeten, en daar wy tog nu de zaken zoo verre afgehandeld zagen en dus morgen na de Algoa baay wilden terug keeren, gaven wy deeze laatste dag maar byna aan allen om geene ontevredenheid agter te laten. De nodige toebereidselen tot ons retour wierden heden met alle spoed gemaakt gelyk wy ook |
|