Reize in de binnen-landen van Zuid-Africa
(1965)–W.B.E. Paravicini di Capelli– Auteursrechtelijk beschermd[14 Mei 1803]ZATURDAG den 14e MEY; heden kwam een afgezant van de Caffer Capitein JalouzaGa naar voetnoot302 met een kopere plaat waar op het Engelsche wapen was gegraveerd gelyk aan die welke de hottentotsche Capitein Claas Stuurman om had, maar iets kleinder: in zyn gezelschap was een ander Caffer zonder schild, door den Capitein T' Sambée,Ga naar voetnoot303 oom van den koning Gaicka, gezonden, als mede een Hottentot grooter en minder leelyk als de menschen dier natie gemeenlyk zyn, met zyn moeder, vrouw en twee kinderen; de Hottentot zeide reeds lang in Cafferland geweest te zyn onder Capitein BotmanGa naar voetnoot304 dog de andere kende de naam van dat opperhoofd niet; de oude Hottentotten zeide dat zy het van gebrek in Cafferland niet konde houden, en wederom verlangde onder de Christenen te zyn: de Hottentot en zyn vrouw waren op zyn Caffers vercierd. De zendelingGa naar voetnoot305 van Jalouza was de zelfde die reeds eenige tyd te vooren hier was geweest om zich na de komst van de Gouverneur te onderrichten | |
[pagina 72]
| |
en juist een dag voor onze komst weder vertrokken was. Hy had nu niet op nieuws zyn Chef gezien, maar zyn volk hadden hem doen terugkeeren op de tyding welke zy van des Gouverneurs aankomst hadden bekomen. Onze gezanten had hy den 13e bejeegend. De zendeling van Jalouza had een geestig voorkomen, scheen met gemak te spreeken. De Hottentot die ons den heer Van der Kemp tot tolk bezorgde, had daartoe de nodige bekwaamheid; vragende of hy wist dat de Hollanders, de oude bezitters des Lands, weder hier waren? antwoorde hy zulks wel te weten; of zy verlangden met de zelve in vrindschap te zyn? dat zulks hun verlangen was; of de Caffer Capiteinen hier zoude koomen? dat hy niet geloofde dat zy zich zoo verre zoude wagen, schoon zy tog verzekerd waren dat hun geen kwaad zoude geschieden. Waarom hy had durven wagen hier te komen? Hy zeide niet bang te zyn, en ten anderen dat het hem kon bevoolen worden, en was bevoolen, maar dat de Capitein zelve niets bevoolen wierd, en dus meester van niet te koomen was. Hem werd kost gegeven en gezegd tot nader oproepen te blyven. Zo wy gisteren een menigte brieven schreven, was zulks gantsch niet minder op deeze dag;Ga naar voetnoot306 de Gouverneur schreef aan den Raad van Politie; aan de militaire Administrateur gelyk ook aan den Capitein Coresch, en aan den Conseilleur privé Grand.Ga naar voetnoot307 Alle welke brieven gelyk mede die aan onze familles des avonds van den 15e werden ingepakt en per Courier des morgens van |
|