Reize in de binnen-landen van Zuid-Africa
(1965)–W.B.E. Paravicini di Capelli– Auteursrechtelijk beschermd[10 April 1803]ZONDAG den 10e APRILGa naar voetnoot68 des morgens ten zeven uuren namen wy afscheid van de vriendelyke Landdrost en desselfs famille welke ons met gedistingueerde gulheid behandeld hadden: de heer Faure verzelde ons met zyn paardewagen tot aan desselfs veeplaats RotterdamGa naar voetnoot69 leggende ongeveer een uur van het dorp; hier kregen wy versche voorspan ossen en reden tot aan de Rhénoçéros FonteinGa naar voetnoot70 zynde eene veeplaats van de heer Van Reenen. Weldra vonden wy ons voor de Buffeljagts rivierGa naar voetnoot71 en doorwade de zelve; thans was hier in geen gevaar, maar het breede bed doet oordeelen dat by zwaare regens deeze rivier aan de reiziger soms veele moeite kan veroorzaken. De legging en het uitzicht is hier allerschoonst. De beyde oevers der rivier zyn zwaar belommerd, en ter wederzyde verliest zig het oog over de vlakte; wy zagen een menigte bavianen en twee à drie troppen Struysvogelen, en hadden het geluk twee wilde pauwen en eenige patrysen te doden; te vergeefs hadden wy jagt op een trop hartebeesten gemaakt dog verheugde ons dat wy heden meerder wild begonnen te zien. Aan de tweede veeplaatsGa naar voetnoot72 van den Landdrost gekomen zynde, reeden wy te paard vooruyt niet willende wagten na de versche trekossen welke nog van agter de gebergtens moesten gedreven worden; wy kregen hier door gelegenheid jagt te maken op verscheidene troppen RhéGa naar voetnoot73 en bontebokkenGa naar voetnoot74 van de welke wy | |
[pagina 20]
| |
eenige doode; op deeze wyze bereikte wy ongevoeligGa naar voetnoot75 de plaats en paarde stoetery van onze reisgenoot de heer van Reenen alwaar wy aftraden en onze dagreize eindigde.Ga naar voetnoot76 De Jagtparty verschafte ons een goed aangedischte maaltyd na de welke wy de uitgestrekte paarde en koestallen gingen bezichtigen benevens vier Extra welgebouwde springhengsten en een groote menigte teel merrien en veulens; de Afrikaansche paarden zyn van eene kleine, weinig bevallige gestalte, dog voor het doen van fatiguesGa naar voetnoot77 en het beklimmen van bergen verre verkieslyk boven de uitlandsche Soorten; algemeen beezigd men in Zuidafrica de hengsten tot Ryd en trekpaarden, terwyl de merrien alleenlyk tot voortteling en in de graanoogst tot het uittrappen van het koorn worden gebruikt. |
|