hoort niet te doen oft te beginnen teghen de mogentheyt Godts: gelijc alsset wel betoont wierdt aen den Keyser Valens: den welcken (als besmett zijnde met de dwaling van Artius) geschreven hebbende verscheyden dinghen aengaende het wtbannen van Sinte Basilius, en had nochtans de macht niet om dat selve te volbringhen, als Gregorius Nazianzenus betuygt: want sijn penne en woude tot drij reysen toe gheenen inckt van heur gheven: ende dies niet tegenstaende, willende voorts varen, om te onderteeckenen ende te bevestighen sulcken wet oft ghebodt, vol van godloosicheyt, soo ghevielt dat sijn rechte hant seer begonst te beven ende te schudden: in voeghen dat hij van stonden aen (bevanghen zijnde met groote vrees ende schroominghe) met beyde sijn handen alle dusdanighe begonnen placcaten ende ordinancien self scheurde ende van een trock.